13. TESTAMENT 14 MOESSON 4 Ik haat politiek, omdat naar mijn mening elke politiek van de mens een volgeling of een leider wil maken volgens systeem. En ik haat systemen voor mensen. Ook geloof ik wat Napoleon gezegd heeft: politiek is het noodlot van onze tijd. En ik houd meer van Napoleon dan van welke politicus ook (lach maar uit!). 5 Ik ben mens, ik houd van mensen. Een mens moet eten en drinken. Ik houd van eten en drinken. Ik houd van alle menselijke lichamelijke functies. Ik haat studie. Ik houd van racialiteit als rassentrots en haat racialiteit als onderschikkingsmaatstaf. Onder het ras is ieder mens een mens. 6 Ik ben zo erg halfbloed dat ik halfbloeden over de hele wereld mijn directe broeders acht. Ik heb veel Indo-Chinezen en Indo-Arabieren tot vriend en ik bewonder de kunst van de halfbloeden van Haïti, Guadeloupe, Brazilië en Argentinië. Nochtans ben ik geen blanda-hater, noch pigmentvreter. Als dat fout is, accepteer ik dat als een primaire fout. 7' Ik ben zo erg halfbloed dat ik een half geloof heb: ondanks mijn opvoeding als christen geloof ik als de mohammedaan dat wij als mens geboren worden met een waarachtige zin voor puurheid en goedheid en dat het afdwalen in zonde slechts tijdelijke dwaling is en niet inhaerentstrafbaar. Dit maakt mij voor sommige gelovigen een uitgeworpene, voor anderen een bron van sympathie. Helaas doen beide houdingen me niets: ik moet zelf opdraaien voor mijn fout als ik fout ben. 8 Ik ben strijdbaar en ik houd van strijdbare men- sen. Daarom weiger ik de moedige officieren en soldaten te haten van het oude KNIL, evenmin als ik de moedige tentara's en gerilja's haten kan. Hollandse sol daten konden niet moedig zijn als Indonesische tegen standers laf waren of omgekeerd. Aangezien er moed geconstateerd is aan één kant, moet er moed zijn aan de andere kant. Ik haat meneren in nette pakjes aan groene tafels, die ver van het strijdgewoel denigrerend oordelen over strijders. Ik spreek uit ervaring aan beide kanten. 9 Ik leef uitsluitend op sympathieën, aangezien ik als marginaal mens niet deug als consciëntieus vlak-werker. Ik leef op bruine sympathieën als ik op het witte vlak zit, en op witte sympathieën als ik op het bruine vlak zit. In Holland kan ik niet aarden, maar ik kan er wel leven. In Indonesië aard ik, maar vergunnen velen mij niet te leven, tenzij ik mijn witte kant verloochen. Hoe is dat mogelijk? In Holland kan ik niet aarden, omdat het teveel I V_/« stad is. Ook in Indonesië prefereer ik de rimboe boven de stad. Maar ik weet mij (uit ervaring) té gecivili seerd te zijn om in de rimboe in stand te blijven. Daarom ga ik in Indonesië voortdurend heen en weer tussen stad en land. Ik betreur het dat de ontwikkelde Indonesiër zijn land verloochent ter wille van de stad. Ik blijf handhaven, dat Indonesië pas groot zal worden als het duizend bio logen, duizend etnologen en honderdduizend zwervers heeft. UIk heb mijn jeugd lief en schaam mij niet voor die liefde, maar ik heb werkelijkheidszin: genoeg om te weten dat het dode niet tot leven teruggeroepen kan worden. Ook wil ik het niet, omdat ik uit ervaring weet, dat achter mij alleen het vervelende en systematische is, maar vóór mij het avontuurlijke en vernieuwende. Maar ik haat koersloze progressie en na-aperij in het koers zoeken. Ik heb genoeg gezworven om te weten, dat een juiste bepaling van het punt van bestemming slechts ge schieden kan door nauwkeurige oriëntering op het punt dat verlaten is. Zij die al het verleden verwerpen willen, zijn dom en zullen in afgronden vallen. ~i Voor zover ik koloniaal ben, kan ik niet anders zijn dan een normaal resultaat van mijn omge ving en opvoeding, net als ieder mens. Maar ik verwerp een bewust koloniaalschap. Als ik dat deed, zou ik automatisch moeten aannemen dat elke Indonesiër het onderdrukt-zijn als vanzelfsprekend beschouwt omdat hij altijd onderdrukt is. En ik ken te veel Indonesiërs die nooit onderdrukt geweest zijn. Zowel in Nederland als in Indonesië als waar ook ter wereld, wordt de ene mens geboren als slaaf en de ander als vrij mens. Een vrij mens is altijd vrij. Een slaaf altijd slaaf, al schreeuwt hij nog zo hard dat hij vrij is. Ik waardeer de vele Indonesiërs die nooit praten over kolonialisme omdat zij vrij en groot zijn. Ik wens Indonesië toe dat zij de leiding krijgen in de staat. Ik zeg dit, omdat ik als kleurling te veel gejank moet aanhoren van verdrukte en bespotte Moesson juni/juli 2016 (nieuw).indd 14 31-05-16 15:07

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2016 | | pagina 14