is genomen in
Herdenken
er een
aan
vier
aan
Gendoh, probeerden in een steeds vijandigere
samenleving te overleven. Mijn moeder werd als
aantrekkelijke jonge vrouw regelmatig lastig ge
vallen door Indonesiërs en Japanse militairen die
naar haar 'gunsten' dongen. Mijn vader, Ewald
Edwin Leidelmeijer, was krijgsgevangene in een
jappenkamp vlakbij Bandoeng. Later werd hij
overgeplaatst naar kamp Changi bij Singapore,
waar hij tot het einde van de oorlog verbleef.
Hij was er dan ook niet bij toen ik in juli 1942 ter
wereld kwam. Toen mijn vader na 3 jaar weer
met ons herenigd werd en zijn onbekende zoon
in zijn armen wilde nemen, schijn ik een
flinke keel te hebben opgezet.
Frans Leidelmeijer bespreekt iedere
maand kunst die is ontstaan uit
Europese en Indische kruibestuiving.
Moesson-columnist Frans Leidelmeijer zal spreken over
zijn leven als Buitenkamper en over de Bersiap tijdens
de nationale 15 augustusherdenking bij het Indisch
Monument in Den Haag. Zijn toespraak wordt ook
uitgezonden op tv. In Moesson vast een voorproefje:
'Ik breng het verhaal van de bruine Indo. Je moet elke
kans aangrijpen om het te vertellen.'
Deze foto is genomen in 1945, het jaar dat er een einde
kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Wat opvalt is dat
we alle vier gebreide of gehaakte kleding aan hebben.
Mijn moeder een gehaakt bloesje, mijn broers een spen
cer met kabelsteek en ik een soort hansopje geborduurd
met een vogel. Waarschijnlijk allemaal gemaakt door
mijn oma of moeder, die dankzij naai- en verstelwerk
het hoofd boven water hielden tijdens de oorlog. We
waren Buitenkampers en woonden in een buitenwijk van
Bandoeng, Tjitjendo, bestemd voor Indo-Europeanen.
Mijn moeder, Nelly de Roy van Zuydewijn, haar moeder,
een geadopteerd Indonesische zusje Mieke en baboe
Moesson #2 augustus.indd 25