In 1932 maakte Aneas Alzabidi - zoon van een Tunesische
vluchteling in Indië - een schoolreis per vliegtuig. Even weg uit
de benauwende sfeer van Pasar Kliwon, de Arabische wijk in
Soerakarta waar Aneas op de Hollands Arabische School zat
en waar hij en zijn vriendjes woonden.
DOOR ANEAS ALZABIDI 'Wij waren die dag bijzonder opgewonden. Wij zouden
voor het eerst van ons leven vliegen, echt vliegen in een
echt vliegtuig. Weliswaar voor een klein uurtje boven de
stad Soerabaja, maar toch. Op een zijpaneel van het toe
stel kon je lezen: Soerabaja via Semarang. Maar ik geloof
niet dat wij ooit Semarang aandeden of zelfs er boven
waren. Zover was onze tocht niet. Vooraf werden wij als
aanstaande passagiers gewogen, alsof het gewicht dat
het toestel kon dragen wel zeer beperkt was. Het toestel,
een Fokker van de KNILMij, was naar mijn gevoel een
bouwwerk van linnen en triplex. Verder reikt mijn geheu
gen niet en ik zou niet meer weten hoe ik het ondervon
den heb! Spannend of beangstigend, leuk of niet.
De vlucht was onderdeel van het programma van een
schoolreisje en voor die tijd bijzonder vooruitstrevend.
Een hele week weg uit Pasar Kliwon! Er was ook een
bezoek aan de bierfabriek van Bier tjap Bintang; wij
leerlingen vonden dat maar een vreemd bezoek. Ons
werd altijd geleerd dat bierdrinken van ons geloof niet
toegestaan was. Bier was haram, zonde, je kon ervoor
in de hel komen. Maar de excursie was eerder bedoeld
om ons kennis te laten maken met de technologie om
het gele vocht in al die flessen te kunnen bottelen. Maar
dat ontging ons, de jongste leerlingen, ten enenmale. Bij
het bezoek aan de bottelfabriek hielden wij onze handen
stevig in onze broekzakken om niets van al die onder
delen aan te hoeven raken. Al dat alles was 'haraam,
haraam!' en in onze ogen heel erg vies. Natuurlijk kregen
wij na het bezoek geen gratis bier te drinken, maar wel
priklimonade. Zelfs die weigerden wij, de kleintjes. Want
je kon immers nooit weten wat ze in die flessen stopten!
Als ik de foto bekijk, zie ik mijn vader staan aan de
linkerkant. Als lid van het schoolbestuur van de Hollands
Arabische School in zijn witte kostuum. Een ander lid
staat als zijn tegenpool uiterst rechts met een wandel
stok in zijn handen en een fez op het hoofd. Vierde van
rechts met een tropenhelm, is onze donkere hoofd
onderwijzer uit Suriname, streng doch rechtvaardig.
Hij spaarde de rotan niet als het nodig was. Iedereen
vreesde hem met grote vreze. Men vond dat hij van de
18 MOESSON
leerlingen echte kerels maakte. Enige dame is mejuf
frouw Giroth met cloche op haar hoofd. Zij was voor ons
de zeer noodzakelijk leninggevende en ook zij schuwde
de rotan niet en was zeer streng. Van de rest van het
gezelschap kan ik mij niets herinneren. Er zijn zo te zien
wel jonge kemphanen bij. Zelfs in Pasar Kliwon had
den wij toen types als James Dean. Die beschouwden
zichzelf even stoer als de Hollywoodsterren, maar de
meesten van ons waren naamlozen. Aan de voeten van
mijn vader, hurk ik als jongste deelnemer aan dit festijn
met mijn fez in mijn handen. Naast mij mijn volle neef
Da'dung, met een tropenhelm in zijn handen. Over hem
kan ik veel vertellen. Zijn vader hadji Omar was kleerma
ker in Meester Cornelis, ten zuiden van het grote Batavia.
Omdat die man ooit in Mekka had gewoond, had hij de
eerbiedwaardige titel van hadji gekregen. Zijn verblijf in
de heilige stad was echter niet vrijwillig, maar gedwon
gen. Omar, de oudste zoon van een vaderloos gezin, was
een sta in de weg voor de voogd die duistere bedoelin
gen had. Hij plaatste zijn pottenkijker buiten zicht in de
verre heilige stad en stal toen het hele fortuin van de
achtergebleven weeskinderen.
Weer thuis in Indië kon hij als kleermaker van iede
re simpele stof iets bruikbaars toveren - hoewel mijn
vader het nooit in zijn hoofd zou halen een pak bij hem
te bestellen. De zoon van Omar heeft veel invloed op
mijn leven gehad. Da'dung was de braafste knaap die ik
ken. Met noeste arbeid en oplettendheid wist hij tot de
hoogste klasse van het middelbare hoger onderwijs door
te dringen. Op een dag kwam een groep zeer deftige
lieden een bezoek brengen in de eenvoudige woning van
gevlochten bamboe in de kampong van Mèster. De buurt
was duidelijk zeer nederig, de grond in de hele omge
ving was ongeplaveid, maar alles zag er toch wel zeer
ordelijk en aangenaam uit. Koele schaduwen van de vele
grote fruitbomen waren er overal.
Dat bezoek was onaangekondigd en de gasten waren
voor de gastheer volkomen onbekend. Maar met oos
terse gastvrijheid dient men zo'n gezelschap fatsoenlijk
te ontvangen en niet te vragen naar de reden van het
bezoek. Men sprak alleen over koetjes en kalfjes en daar
bleef het bij. De hoge gasten dankten hadji Omar voor
de hartelijke ontvangst en maakten een afspraak voor
een volgend bezoek. Natuurlijk vroeg hadji Omar zich af
wat de reden ervoor was. Hij had niets op zijn geweten
en kon niets raden. Hij was helemaal verward. Bij een
volgend bezoek kwam de aap uit de mouw. De heren
waren op de hoogte dat hadji Omar een zoon had, die
wijd en zijd bekend stond om zijn goede deugden en
Moesson #4 oktober.indd 18