O
<c kUIIP.
COLUMN
ver Jzaponnezen
3$
Poirrié 'sPerikelen
Het geheugen maakt soms rare bokkensprongen. Kijk
je naar buiten en zie je een medewerkster van de zorg
voorbij komen. Het waait stevig en haar schort fladdert
om haar heen. Gaat er plots een belletje rinkelen en
valt je geestesoog op een andere medewerkster: het
Javaanse verpleegstertje dat je heel lang geleden
tegemoet kwam in de hal van het Solose hospitaal
Ziekenzorg.
Dat was een paar dagen nadat de Japanners Midden-
Java waren binnengevallen en snel oprukten. Er 's nachts
in het buitengebied van Solo werd gevochten en we in
angstige spanning naar de geluiden zaten te luisteren.
Het schieten en dreunen allengs minderde en we tegen
dagaanbreken groepjes gecamoufleerde KNIL-voer-
tuigen over de Grote Postweg voorbij zagen trekken.
Waarna het unheimisch stil werd en we na enig nerveus
geharrewar besloten ons aan te sluiten bij degenen die
zich naar het hospitaal haastten, gepakt en gezakt of op
een schoen en een slof.
Dat overkomt dan een bijna zestienjarige anak kolong,
die zich tegen wil en dank groot houdt en af en toe zelfs
een beetje meewarig het gedoe van de
volwassenen om hem heen bekijkt.
Liep het daar in de kleine hospi
taalhal alras vol en zag je tot je
verbazing een paar Europese
vrouwen in sarong, kabaja
en niet echt gelukte kondé.
Ze probeerden bijna weg te
kruipen, maar bereikten er
alleen maar mee dat ze extra
opvielen. Stond je er niet bij stil
dat de berichten over Tarakan,
Balikpapan en al die andere
Japanse gruweldaden
doel hadden getroffen,
die vrouwen er zo bang
van waren geworden
dat ze zich in Indonesische klederdracht op een confron
tatie met de jap meenden te moeten prepareren. Maar
daar kwam je dus wel achter en begon je te beseffen dat
wat er allemaal gebeurde niet alleen spannend was, maar
misschien wel iets groots waar je niet tegenop kon. En
bleef er eigenlijk nog maar heel weinig over van je onbe
vangenheid, toen je op avontuur ging in het hospitaal en
in een soort knekelhuis terechtkwam, daar snel uit ver
dween en net op tijd was om een Javaans verpleegstertje
de hal te zien binnenkomen. Ze rende haar benen uit het
lijf en schreeuwde: 'De Japannezen komen!'
Dat 'Japannezen' kan je je nog woordelijk herinneren en
daar moet je ook nog steeds een beetje om lachen om
dat het bespottelijk klonk, maar niet was. De kreet van
dat verpleegstertje een enorme paniek te weeg bracht
en iedereen de kluts kwijtraakte. Je ook echt dacht dat
het bloed in je aderen bevroor en nog steeds niet weet
wat er precies gebeurde. Maar de aardige Javaanse
verpleger nog steeds dankbaar bent dat hij, net zo bang
als wij, toch het lef had om jou en nog een jongen een
patiëntenkaart en een lang hemd te bezorgen in een
vrijgekomen kopkamertje van een zaal. Zodat we op tijd
plat lagen, met de deur dicht.
De Javaanse verpleegster heb ik na die paniekexplosie
niet meer gezien. De Javaanse verpleger wel, die heeft
ons nog een paar keren eten gebracht en ons verteld dat
twee gewonde KNIL-militairen, waarvan ik er een had
gesproken, allebei waren overleden. Maar hij zei dat wel
op een zodanige manier dat het leek of in ieder geval
één van hen stiekem was weggesluisd. Hoe het hem en
het verpleegstertje verder is vergaan weet ik niet. Maar
ze zullen allebei wel een andere functie hebben gekre
gen, want als ik me niet vergis hadden de Japanners niet
zoveel schik in een hospitaal en hebben ze er later een
interneringskamp van gemaakt. Hoefden ze niet zoveel j
dokters en verpleegkundigen bij elkaar te halen voor de v:C,
tawanans.
Jack Poirrié werd geboren in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland.
Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
NOVEMBER 19
Moesson #5 november.indd 19
26-10-16 13:01