DE MARE GAAT DAT WANNEER BUITENZORGSE BOYS - later Bogorse Boys (BéBé) - een thuiswed strijd speelde, huishoudens klaagden dat de krant niet werd bezorgd. Juist gearriveerde treinpassagiers vonden de gebruikelijke delemans niet klaarstaan bij het station. De straten waren opvallend stil op zo'n wedstrijd dag, eind jaren veertig, begin jaren vijftig. Het leek alsof alle werkende mannen vrijaf hadden genomen. Toegegeven, behalve een viertal bioscopen, was er verder weinig vertier in het slaperige plaatsje. Maar dat de Boys wel wat konden, bewijzen spaarzaam overgebleven krantenberichten uit die tijd. Zo maakt de sportcorrespondent van de Nieuwsgier van 13 november 1952 zich ernstig zorgen om het bondselftal dat 's lands hoofdstad vertegenwoordigt. Dit 'naar aanleiding van Djakarta's minder goede voet balresultaten tegen Bogor ('een benauwde 1-0 zege en een nóg benauwder 4-4 draw'). 'Het is goed mis met de Djakartaanse spelers', meent de verslaggever, al acht hij de tegenstander uit Bogor 'lang zo slecht niet'. Sterker, hij noteert: 'Het dappere en vaak vindingrijke spel der berg-dorpelingen wekt vaak de bewondering van het publiek.' Het Bogorse bondselftal bestaat voor het overgrote gedeelte uit spelers van Bogorse Boys. Al vlak na de oorlog nemen jongens van de plaatselijke HBS deel aan voetbalwedstrij den en toernooien. De groep vrienden speelt aanvankelijk tegen elftallen bestaande uit Nederlandse militairen, en in de loop der tijd in competitieverband tegen lokale clubs die soms al van voor de oorlog stammen, zoals Sangkuriang en Chung Hua. BERSIAPTIJD Voetballen in een tijd vol onzekerheid, onrust en oorlog? Gingen Bersiap en militaire acties dan aan Buitenzorg voorbij? Nee, helaas niet. Voormalig BéBé rechtshalf Guus Velberg (86) heeft in feite zijn leven te danken aan het voet ballen. Tijdens de moeilijke Japanse tijd was hij met zijn moeder een broertje buiten het kamp gebleven, ze woonden aan de Wigmanweg. 38 MOESSON Hij vertelt: 'Wij hebben verschrikkelijke dingen meegemaakt in de Bersiaptijd. Twee broers, John en Frans Finschi waren vrienden van mij. Ze woonden niet ver van ons vandaan. Je weet wat een golok is? Een kapmes. Ze hebben John in zijn nek gekapt. Zijn hoofd hing slechts aan een velletje. Die moeder viel bijna flauw, ze hield haar zoon vast terwijl hij aan het doodbloeden was. En de andere broer hebben ze gespiest met bamboe roentjing, die bloed de ook dood. Ik hoorde die moeder gillen. Zij heeft de hele middag en avond geroepen: "Help mij dan, help mij!" Ik heb het gehoord en de lijken gezien [12 oktober 1945, ook een der de broer, Piet, werd die dag omgebracht, HK]. Ik heb geboft. Luitenant Soegandi en een andere officier, Rachmat, hebben mij op een dag opgehaald. Soegandi was mijn vriend die altijd voor de bal zorgde als we gingen voet ballen in het park. Eigenlijk mocht ik van mijn moeder niet met hem en andere Indonesiërs voetballen, maar ik deed het toch stiekem. Een bal had toen nog een binnenbal en buiten zat een veter. Het was een kostbaar bezit. Ik had Soegandi een doosje vaseline meegegeven en een pompje. Soegandi en Rachmat behoor den in de Bersiaptijd tot de BKR [Badan Keamanan Rakyat, beweging tot bescherming van het volk, HK]. Met de deleman kwamen zij mij ophalen: meekomen, nu, direct, jouw leven staat op het spel. Ze hebben mij naar de Pledang-gevangenis gebracht. Daar was ik veilig, er zaten al andere Indo's. We hebben daar gezeten tot we bevrijd werden door de Gurkha's. Die escorteerden ons naar het Ursulineklooster aan de Grote Postweg, waar al veel Indische gezinnen verbleven. Onder weg stond er een opelette langs de weg met daarin Soegandi en Rachmat. Zij wenkten mij om in de wagen te komen. Je bent hier niet meer veilig, zeiden zij. Ze hebben me helemaal naar Batavia gebracht, waar de bevriende familie Kroes mij heeft opgevangen. Na een week hoorde ik al vanuit de sawah: bersiap, bersiap! O God. Er was een oma daar, tante Roos, Hermien, Jan Maas, Nico Sloot en ik, op een klein boerderijtje. De twee honden werden als eerste vermoord, die hoorden we janken. We zijn gevlucht, oma huilen, zo zielig. Ik sloot de rij met een fiets aan de hand. Kwam er een achter mij aan, hij wilde de fiets hebben. Ik weigerde, en toen sloeg hij met zijn mes precies op de fietsbel, waar ik net mijn hand had weggetrokken. Ik schrok me kapot, man. Ik heb die fiets opgegeven en me snel weer bij de anderen gevoegd. Door de sawahs zijn we naar het Tiende Bataljon gelopen. Daar waren we veilig, omringd door militairen, waaronder oom-oom Tarakan, Molukse KNIL-militairen die op Borneo hadden gevochten tegen de Japanners. Ik was vijftien, maar ik zei dat ik achttien was en kon toen werken bij de Traffic Control Police. Met een ordonnans moesten wij troepen die aankwamen de weg wijzen in Djakarta. Maar op mijn zeventiende ben ik teruggekeerd naar mijn moeder in Bogor. En zo ben ik op de HBS beland. Van lieverlee ben ik daar gaan voetballen. We oefenden vooral op techniek. En in de wedstrijd hadden we vijf spelers in de voorhoede. Haha, vijf!' SI PANAH Net als Guus Velberg is Ami Emanuel (85) buitenkamper. Na de Japanse bezetting wordt zijn ouderlijk huis gerampokt. Omdat zijn va der moet herstellen, hij heeft onder meer aan de Pakan Baroespoorweg gewerkt, besluit het gezin naar Nederland te vertrekken. Maar in 1948 keren zij terug en vestigen zich in Buiten zorg, waar zij al voor de oorlog woonden. Ami: 'Toen ik in april op de plaatselijke HBS arriveerde, werd ik gevraagd lid te worden van het juist opgerichte Buitenzorgse Boys. Ene Jan Bos, sergeant bij 3-2 RVA van de 7 decem ber divisie, voelde zich betrokken bij het stel sawah-trappers van de HBS. Dat was een wat ongeregeld zootje waarvan een enkele speler, met name Tinus Halewijn, de tweede helft immer prefereerde op blote voeten verder te spelen. Bos richtte op 31 maart 1948 de club op ten huize van de familie Fischer aan de Van Heutszweg 23. Hij had gevoetbald bij Ensche- dese Boys, vandaar onze naam. Men keek nogal op tegen mijn ervaring onder trainer Kick Smit bij de Junioren A van H.F.C. Haarlem. Hoewel ik pas zestien was, vroegen zij mij om de training te verzorgen. Moesson #8 februari 2017.indd 38

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2017 | | pagina 38