'Door de straten reden de bestelautootjes van de toko's om de rantangs rond te brengen' Misdaadauteur Tomas Ross schreef wederom een spannend verhaal waarin hij feit en fictie met elkaar vermengt. Het boek begint met een verwijzing naar de Schat van Nakamura, die werkelijk heeft bestaan. Tijdens de Japanse bezetting lagen in het Centraal Pandhuis van Batavia miljoenen aan goud, zilver en sierraden van par ticulieren opgeslagen. Een paar dagen na de capitulatie roofde de Japanse kapitein Hiroshi Nakamura koffers met kostbaarheden uit het pandjeshuis. Tot op de dag van vandaag is het grootste deel van de schat niet teruggevonden en zijn er allerlei speculaties over wat ermee is gebeurd. Japan zou er Indonesische vrijheids strijders mee hebben gesponsord. Britse en Nederlandse militairen zouden eveneens een dubieuze rol hebben gespeeld. Ook Raymond Westerling die enkele jaren later een mislukte staatsgreep op Java pleegde, zou van de schat hebben geprofiteerd. Tomas Ross las over de Schat van Nakamura in het non-fictie boek Een bende op Java (2005) van Peter Schumacher en de misdaadroman Parels voor Nadra (1953) van Joop van den Broek. In De onderkoning van Indië vertelt Ross op zijn beurt wat er met een deel van de geroofde schat is gebeurd. Het begin van een meeslepend avontuur dat begint in Indië en leidt naar Den Haag en Amsterdam, waar Arnie Springer te ma ken krijgt met moord, intri ges, complotten en verraad. Zal het hem lukken de ware identiteit van de onderkoning van Indië te achterhalen? Moesson sprak met Tomas Ross over zijn nieuwe boek op zijn uitgeverij in Amsterdam. Hoe komt het dat u de sfeer van Indisch Den Haag van vlak na de oorlog zo goed weet te treffen? Tomas Ross: 'Ik ben van 1944 en groeide op in Den Haag. Mijn jeugd is doordesemd met Indië. Ik kom uit een gereformeerde familie. Dat betekende op zondag twee keer naar de kerk en op zaterdagavond naar school. Daar kregen we les van jufrouw Wilhelmina, een zeer christelijke Molukse. Het personage Tante Pim is op haar gebaseerd. Juf Wilhelmina toonde ons lichtbeelden van de zending in Indië. Daarop waren vrouwen met blote borsten te zien. Dat vonden we prachtig natuurlijk. We zamelden zilveren melkdoppen in voor de zending. Siga rettenpakjes waren omwikkeld met zilverpapier en mijn vader was een kettingroker, dus ik haalde het meeste zil verpapier op. Door de straten reden de bestelautootjes van de toko's om de rantangs rond te brengen. Bij mij op school zaten twee Indische broertjes die verschrikkelijk gemeen konden vechten. Ronny en Loetje Muis. Loetje werd voorzitter van de Plu. Later is hij met een prachtige struise blondine getrouwd en caféhouder geworden.' U noemt allerlei jazzclubs waar Arnie Springer optreedt. Net als in het eerste deel heeft hij ook nu weer een vluch tige ontmoeting met de Indische jazzmuzikant Boy Edgar. 'Den Haag was een echte jazzstad. Ik speelde zelf op jonge leeftijd klarinet. Van mijn vader mocht ik alleen klassieke muziek spelen, maar als je in een jazzband speelde, kon je geld verdienen. Dat leerde ik van de Indische jongens. Er was een jongen op school met een echte Fender. Die hadden we nog nooit gezien. Hij speelde met een lepeltje tussen de snaren, waardoor je een steelguitar-effect kreeg. In café-restaurant Boschlust waar ik Arnie laat optreden, ben ik zelf ook vaak ge weest. En verder had je Houtrust, bijzonder vanwege de jazzconcerten. En later van de Pasar Malam natuurlijk. In de Houtrust kwam ook jaarlijks de RMS bijeen. Als goed lid van de gereformeerde gemeenschap sympathi seerde mijn vader met de Molukkers, die met het KNIL tegen Soekarno hadden gevochten. Mijn vader was lid van de stichting Door De Eeuwen Trouw, opgericht door gereformeerde Nederlanders om steun aan de RMS te betuigen.' Oud-verzetsman Pieter Hogendoorn, de vader van Tomas Ross die in werkelijkheid Willem Hogendoorn heet, was een van de oprichters van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Direct na de oorlog werd hij gerekru teerd door het Bureau Nationale Veiligheid, de voorloper van de BVD, die ook in het boek voorkomt. Ross: 'Eerst joegen ze op NSB'ers, maar al snel richtten ze zich op communisten. Mijn vader was gebrand op dat rooie tuig, zoals hij ze noemde. Maar ook Indone sische studenten uit Leiden en Delft, die ervan werden verdacht banden te onderhouden met republikeinen in Indië, werden scherp in de gaten gehouden. Mijn vader geloofde heilig in het plan van de Nederlandse regering om van Indonesië een federatie met deelstaten te ma ken. Ik denk weleens: hadden we daar niet aan moeten vasthouden? Hebben we niet te snel onder dwang van Amerika dat idee opgegeven? Dat klinkt nogal rechts nu. Maar Nederland had in dat geval de belofte aan 14 MOESSON Moesson #9 maart 2017.indd 14 21-02-17 15:35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2017 | | pagina 14