IN MIJN BOEK WEG UIT
INDIË (2012) SCHREEF IK
EEN HERINNERING OP
AAN EEN BIJZONDERE
GEBEURTENIS UIT MIJN
KAMPTIJD IN AMBARAWA 6.
Het speelde zich af eind januari 1945, dus acht
maanden vóór de capitulatie van Japan. Het
Japanse leger had op Java het heft nog stevig
in handen. Toch kon dit gebeuren:
Er was al een tijd een geluid te horen geweest
dat Hans niet kon thuis brengen, maar hij had
geen zin om op te staan en te kijken wat het
was. De knagende honger had hem slap ge
maakt en hij lag al de hele ochtend op bed.
Maar toen kwam Sonja de barak binnen rennen.
'Een vliegtuig!' riep ze.
'Onder het bed!' commandeerde Oma van
Soest van enkele beddenrijen verderop en gaf
zelf kreunend het voorbeeld.
'Nee, ze gooien geen bommen. Ze gooien
papiertjes naar beneden.
'Wat?'
De nieuwsgierigheid won het en voorzichtig,
schrikachtig als vogels, gingen ze naar buiten.
Ook Oma van Soest kwam weer onder haar
bed vandaan. 'Blijf in de buurt!' riep ze hen nog
na.
Buiten stond al een hele menigte stil naar
boven te kijken. Daar vloog een klein vliegtuig
in de lucht, op een paar honderd meter hoogte.
Je zag de piloot naar beneden kijken en af en
toe viel een stofwolkje uit een luikje in de buik
van het vliegtuig. Dat stofwolkje bleek als het
lager kwam te bestaan uit kleurige stukjes
papier. Er stond een zachte wind, de papiertjes
woeien het kamp voorbij en landden ver weg.
Het hek om het kamp, gemaakt van gevlochten
bamboe en ondoorzichtig, maakte het onmo
gelijk te zien waar ze precies terecht kwamen.
Niemand was groot genoeg om over het hek
heen te kijken.
Het laatste wolkje dat uit het vliegtuig viel was
beter geplaatst, en Hans zag dat een deel van
de papiertjes terecht kwam op het appèl-ter
rein. Dat was een leeg veld waar elke dag de
hele kamp-bevolking in lange rijen moest staan
om geteld te worden. Als er geen appèl was
40 MOESSON
mocht je daar niet komen. Niemand durfde er
nu op te gaan, want dan wist je één ding zeker:
je kreeg klappen van de Japanners die de in
gang van het kamp bewaakten en zicht hadden
op het appèl-terrein. Maar die Japanners keken
ook gespannen naar het vliegtuig, en sommi
gen hadden zelfs hun geweer aan de schouder
gebracht om het neer te schieten. Maar er viel
geen schot, ze voelden wel dat het te ver weg
was om te kunnen raken.
Ik was vijf jaar toen dit gebeurde en helemaal
zeker was ik niet van deze herinnering. Tot ik
in contact kwam met Frouwien Oldhoff. Zij
was al bijna negentien op dat moment, ook
bewoner van Ambarawa 6 en schreef erover in
haar tempo doeloe-herinneringen:
1945. Eind januari 1945 leek het zover. Een
gebrom in de lucht. Vast weer zo'n misselijke
Japanner. Maar het vliegtuig komt dichterbij
vlak boven ons kamp: rood-wit-blauw onder op
de vleugels! We zien de piloot zwaaien.
We zijn vrij, we zijn vrij! We gillen het uit en
dansen van blijdschap. Kijk hij gooit veel
papiertjes naar buiten. De pamfletten komen
tussen ons in.
Nooit heb ik zo gretig een tekst gelezen.
Op de pamfletten stond hoe ver het was met
de oorlog in Europa: Zeeland was al bevrijd.
'Houdt goeden moed, 's vijands einde nadert
met rassche schreden.'
De Jap was woedend: Inleveren al die papieren,
en direct vergeten wat er op staat. En of er
nog vrouwen waren die toch nog een papier
hadden. Dan konden ze dat nu nog zonder
geslagen te worden afgeven.
Acht dames kwamen er mee naar voren.
En zo is een Jap dan: die vrouwen zijn flink
afgeranseld.
's Vijands einde was toch verder weg dan we
hoopten, want wat hebben we nog lang moe
ten wachten.
Enkele oud-geïnterneerden, onder wie Theo
Lavaleile, Frouwien Oldhoff en haar broer
Abel, gingen geruime tijd na de oorlog op
zoek naar de feiten achter deze opzienbaren
de vliegtocht. Het bleek een goed geplande
maar desondanks buitengewoon gevaarlijke
tocht te zijn, die door bommenwerpers van
het type B-25 uitgevoerd werd vanaf Australië.
En liefst viermaal! De eerste twee vluchten
vonden al plaats op 23 september 1944 en
hadden respectievelijk de kampen in en rond
Batavia en Bandoeng als doel. Eén van de
twee toestellen die daarbij betrokken waren,
de N5-185, was bijgenaamd 'Lienke' naar de
vrouw van kapitein Bill Hagers, die in een jap
penkamp verbleef. Hun liefde en hereniging na
de oorlog werd het onderwerp van de roman
Het vergeten verhaal van een onwankelbare
liefde van Anneloes Timmerije en Charles den
Tex. Bij de pamflettentocht in januari 1945 had
de N5-185 een andere piloot: majoor F. van
Breemen.
Deze vlucht had het volgende verloop, zo
ontdekte Theo Lavaleile:
Op zondag 28 januari werd om 00.10 uur
gestart met de N5-I85 vanaf het vliegveld
Broome. De bemanning bestond uit gezag
voerder majoor F. Van Breemen, tweede
bestuurder I° luitenant B. Wetters, navigator
adjudant G.J.G. Gerritsen, telegrafist adjudant
J. De Jong, luchtschutter korporaal H. Buys en
monteur adjudant J.A.F. Willemse. Het was al
licht toen Soerabaja werd genaderd. Op I20
meter vloog de N5-I85 over de grote brug van
Wonokromo de stad binnen om op hetzelfde
ogenblik in het afweervuur te vliegen. Op
boomtopniveau vloog men verder tot aan
de marinehaven. Bij de raffinaderij van de
BPM werd weer luchtafweer ondervonden.
Laag over de rijstvelden vloog men toen over
Modjokerto naar Madioen. Daarna naar Solo en
Semarang. Op het vliegveld Kalibanteng werd
en passant een tweemotorige bommenwerper
gestrafed. Boven Ambarawa ontdekten de
crewleden de grote interneringskampen voor
vrouwen en kinderen. Door laag te vliegen
en te blijven cirkelen over de 4 concentratie
kampen zagen de bemanningsleden grote
beroering ontstaan onder de geïnterneerden.
Duidelijk zagen zij dat het vrouwen en kinderen
waren en majoor van Breemen maakte in zijn
rapport een schatting van 2000 vrouwen per
kamp. Hij vloog op 50 tot 60 meter boven de
hoofden van de samengestroomde menigten.
Pamfletten werden uitgestrooid die midden
in het kamp vielen. Vervolgens vloog men
Moesson #9 maart 2017.indd 40