INTERVIEW 'IK NAM ME VOOR: ALS IK LATER KINDEREN KRIJG EN HET ZIJN JONGENS DAN KRIJGEN ZE OOK KLAPPEN. IK MOET DE EERSTE NOG UITDELEN' doorfunctioneren in Indonesië. Hij werkte bij een han delsonderneming. Nee, mijn ouders waren geen warga negara. Ze zijn altijd Nederlander gebleven. Mijn ouders keken later ook raar aan tegen spijtoptanten. Daar waren ze geen vrienden van. Ze vonden het laf dat die destijds de Indonesische nationaliteit aannamen en gebruik maakten van de voordelen, terwijl mijn ouders die als Indische Nederlanders in Indonesië niet hadden. Moesson #10 april 2017.indd 15 29-03-17 18:44 Mijn ouders zijn in 1958 hier gekomen. Met de Johan van Oldenbarnevelt. Ik was anderhalf. De eerste vier jaar woonden we in contractpension Dennenoord aan de Benedendorpseweg in Oosterbeek. Ik kan me dat nog goed herinneren. Voor het pension was een park met een vijver. Daar heb ik op mijn vierde leren schaat sen. Eenmaal in Nederland hadden mijn ouders het er moeilijk mee dat ze hier niet voor vol werden aangezien. Drees had gezegd: 'Dit zijn Nederlanders, maar niet in de enge zin des woords.' Zo werden ze ook behandeld. Tijdens zijn sollicitatiegesprek vroegen ze aan mijn vader of hij wel gewend was om de hele dag op schoenen te lopen. Of hij wel de middelbare school in Indonesië had gevolgd. Dat soort stomme vragen. Mijn beide ouders spraken vloeiend Nederlands. Wij mochten alleen maar Nederlands spreken. Alleen als wij kinderen iets niet mochten horen, spraken ze Maleis of Javaans met elkaar. Veel Indische mensen die wij uit Indonesië kenden hadden een Pinksterachtergrond. Mijn vader was predikant bij de Pinkstergemeente en onze kerk bestond uit heel veel Indische mensen. De discussie over etnisch profileren is mede de aanlei ding geweest voor mijn oproep. Je moet duidelijk zijn. Etnisch profileren doe je als politie altijd. Het is een onderdeel van het complete profiel dat je van iemand maakt. Als ik een melding doorkrijg dat twee negers een overval hebben gepleegd, dan ga ik echt niet op zoek naar twee blanke daders. Want ik weet dat het negro- ide mannen zijn. Maar op het moment dat ik denk dat iedere donkere man een potentiële overvaller is, ben ik verdwaald en geen professional. Het gaat me niet om positieve discriminatie, om het helpen van zielige allochtonen die niet capabel zijn voor dit vak. Ik zeg dat wij als politie ervoor moeten zorgen dat we de verbinding met die samenleving niet verliezen. Dat de samenleving snapt waar wij als politie voor staan. Dat iedereen in Nederland het vanzelfsprekend vindt dat de politie deugt. Dat de politie transparant is en dat we APRIL 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2017 | | pagina 15