m
'Ik ging op in mijn nieuwe
leventje en probeerde zo goed en
zo kwaad als het ging niet teveel
aan Boma te
HEIMWEEREIS
heette, waar mijn ouders als zendeling gingen werken en
waar ik een onvergetelijke jeugd zou beleven.
Achterop de motor rijd ik nu mijn jeugd weer tegemoet.
Steeds meer huisjes doemen op, de daken niet meer
van palmbladeren maar van zink. In de gezichten van
de spelende kinderen langs de kant zoek ik herkenning,
maar zonder geluk. We rijden verder, en nog steeds weet
ik niet waar we zijn. Ik raak een beetje in paniek, dit is
toch wel Boma? Ik voel me haast schuldig dat ik het niet
herken.
Na zeker tien minuten rijden komen we bij een kerkje uit,
en slaak ik een zucht. Ik weet waar we zijn! Dit is de kerk
waar ik elke zondag op een houten bankje zat, met mijn
blote tenen tekeningen maakte in het rode zand, waar
de kippen en honden de kerk in- en uitrenden en moe
ders hun kinderen zoogden tijdens het zingen van de
psalmen. Ik gebaar de bestuurder dat hij moet stoppen
en klim van de motor.
De kerk (mooier en nieuwer dan toen) staat aan de voet
van een heuvel. Ik kijk omhoog. Daar, daar bovenop die
heuvel stond ons huis. Ik kijk achterom naar de motor
waar mijn vriend achterop zit, die met zijn camera de
tocht vastlegt, en wijs omhoog. Hij weet wat ik bedoel.
Het huis is er niet meer, drie jaar geleden is het platge
brand.
Zo snel als ik kan ren ik er heen. Hoewel ik het wist, ben
ik toch niet voorbereid op het gevoel dat ik krijg als ik
de wildernis aan struiken zie die groeien op de plek waar
ooit ons huis stond. Aduh. Mijn vriend knijpt in mijn hand.
Ik slik de emotie weg en ga in het hoge struikgewas iets
te fanatiek op zoek naar tastbare herinneringen. Ik vind
welgeteld één stukje hout, een beetje zwartgeblakerd, en
steek het bij me alsof het van kostbaar goud is.
Heimwee
De zomer voor ik naar de middelbare school zou gaan,
werd duidelijk dat een visumverlenging er niet meer in
zat en we voorgoed terug moesten naar Nederland. De
overgang was pittig voor een dertienjarige. Met haar
drukke verkeer, overdaad aan regels en populariteits-
strijd op school was Nederland voor mij een veel grotere
jungle dan Papua ooit was geweest. Ik wist welke
mierenkontjes je kon eten, hoe je de rivier kon over
zwemmen zonder al te veel last te hebben van de sterke
stroming, hoe je sagokoekjes kon bakken en papeda
maakte, maar begreep niets van dingen als MTV-video-
clips van dansende mensen, van de grillen van de mode
en ik snapte ook niet waarom agenten in de tuin stonden
toen ik mijn wiskundeboek verbrandde onder de boom.
Maar kinderen zijn flexibel en ik misschien nog wel een
tandje meer. Oké, ik zakte als enige in de klas voor het
verkeersexamen, maar verder was ik binnen een paar
maanden zo aangepast dat je niet merkte dat ik eigenlijk
in de jungle thuishoorde en er een kleine blonde Papoea
in mij school. Ik ging op in mijn nieuwe leventje en pro
beerde zo goed en zo kwaad als het ging niet teveel aan
Boma te denken. Toen kwam het punt waarop ik moest
beslissen wat te gaan studeren. Ik wist het werkelijk niet.
Totdat ik hoorde dat er in Leiden een studie Indonesisch
was. Ik besloot van mijn heimwee mijn studie te maken.
En het is gek, maar nu ik weer door mijn dorp loop voel
ik ook heimwee, terwijl ik er eindelijk ben! Het is zo
onwerkelijk, alsof ik met een tijdmachine teruggeplaatst
ben en rondloop in mijn kindertijd. De oude dorpskern
van Boma blijkt weinig veranderd. Ik herken de houten
huisjes, de slingerpaadjes tussen de sagopalmen door,
het geluid van de kikkers in de kleine kali, het silhouet
van een kind in een prauw op de rivier, de bomen waar
mijn broertjes zo graag in klommen. In de verte zie ik de
school waar mijn vader vroeger werkte. We lopen naar
de kampong waar naakte kindjes in het zand spelen en
verbaasd naar die twee blanken kijken. Waar komen die
vandaan? Er is vandaag toch helemaal geen vliegtuig
gekomen?
Oud en klein
Heel doelgericht loop ik verder naar waar het huis van
Mia de laatste keer nog stond. Zou ze er zijn? Daar is
het, de groen geverfde planken zijn afgebladderd en
het huis ziet er vervallen uit, maar de deur staat op een
kier. 'Mia?' roep ik naar binnen. De deur gaat open en er
verschijnen drie nieuwsgierige kinderkopjes. Het duurt
even maar dan gaat de deur wagenwijd open en staat
ze daar, recht voor mijn neus. Oud en klein. Mijn adem
stokt. Ze kijkt me onderzoekend aan, nog eens, en slaakt
dan een luide kreet: 'Maaike!' Huilend vallen we elkaar
in de armen. Ze begraaft haar gezicht in mijn bezwete
shirt. De jaren vallen tussen ons weg.
JULI I 15
Moesson #1 juli 2017.indd 15
23-06-17 1804