HET JAAR 1867 'DIE NEDERLANDSE AANWEZIGHEID ZIE JE OOK TERUG IN HET GEBRUIK VAN WOORDEN ALS STASIUN, PERON, KOPLING EN SEPOOR DOOR RICCI SCHELDWACHT FOTOGRAFIE HET SPOORWEGMUSEUM Een feestelijke gebeurtenis was het niet, maar er is wel een foto van bewaard gebleven, gemaakt door de vermaarde Britse fotostudio Woodbury Page. Daarop komt een stoom locomotief aanrijden met, als je goed kijkt, een wagon erachter. Een select gezelschap wacht onder het afdak van het station van Tangoeng. De foto is het bewijs dat honderdvijftig jaar geleden, op 10 augustus 1867, de eerste spoorlijn in Nederlands-Indië in gebruik werd genomen. Het 25 kilometerlange traject liep van Semarang naar Tangoeng en werd geëxploiteerd door de Nederlandsch Indische Spoorwegmaatschappij (NIS), een particuliere onderneming. In Nederland, waar de eerste treinrit een kleine dertig jaar eerder plaatsvond, was er aanvankelijk veel weerstand om een spoorlijn in de kolonie aan te leggen. De staat had zijn bedenkingen en ook particuliere investeerders stonden niet bepaald in de rij. Het bergach tige landschap werd als te onbegaanbaar beschouwd en de aanleg van het spoor als een te kostbare aangelegenheid. Daarbij was de verwachting dat het aantal treinpassagiers te gering was voor een rendabele exploitatie. Dat er toch treinen in Indië gingen rijden, kwam vooral doordat ze werden gebruikt voor het vervoer van goederen van de ondernemingen naar de havens, zoals suiker, koffie, thee, rub ber en palmolie. 'Het vervoer van passagiers over het spoor was in Indië bijzaak', zegt Mi- chiel van Ballegoijen de Jong (Batavia, 1941), auteur van de standaardwerken Spoorwegsta tions op Java (1993) en Stations en spoorbrug gen op Sumatra (2001). Voor beide boeken verbleef hij een aantal keren op Java en Sumatra, waar hij maanden rondreisde om zowat alle stations te foto graferen die al stammen uit de koloniale tijd. Als er iets nog herinnert aan de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië zijn het wel de treinstations, waarvan, anders dan in Neder land, de meeste na anderhalve eeuw nog altijd dienstdoen. 42 MOESSON Moesson #1 juli 2017.indd 42 'Die Nederlandse aanwezigheid zie je ook terug in het gebruik van woorden als setasiun, peron, kopling en sepor. Al wordt sepor vaak vervangen door het Arabische jalub, zegt Michiel van Ballegoijen de Jong. Ondanks het aarzelende begin breidde het spoorwegnet in Indië door de jaren flink uit, vertelt hij. Na de particuliere spoorwegonder nemingen startte de Nederlandse staat ook zijn eigen spoorwegbedrijf: de Staatsspoor wegen (SS). Die namen in 1877 het traject Soerabaja-Pasoeroean in gebruik. Goede spoorverbindingen konden een belangrijke bijdrage leveren aan de export en industrie van de kolonie en bovendien van militair-stra tegisch belang zijn. Het huidige spoornet is in Indonesië voor de Tweede Wereldoorlog aangelegd, ontworpen en geëxploiteerd door Nederlandse spoorwegmaatschappijen. Na 1900 hebben Nederlandse architecten moderne stations gebouwd. 'Het allermooiste station vind je in Jakarta Kota, destijds Batavia Benedenstad; het werd ontworpen door de ar chitecten Asselberghs, Ghijsels en Hes van het Algemeen Ingenieurs- en Architectenbureau te Batavia en in 1929 in gebruik genomen. Tegen over het station stond het bekende gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij.' In het begin was het niet altijd makkelijk om de spoorlijnen, die door verschillende ondernemingen werden geëxploiteerd, op elkaar te laten aansluiten, zegt Michiel van Ballegoijen de Jong. 'Dat gold met name voor de verbinding Batavia-Soerabaja. Het traject Djokja-Solo was van de Nederlandsch Indische Spoorwegmaatschappij met een spoorwijdte van 1435 millimeter, net als in Nederland. De Staatsspoorwegen hadden een spoorwijdte van 1067 millimeter, het Indische standaard- spoor. Vanaf 1899 lag er een derde rail tussen het NIS-spoor, maar doorgaande express treinen waren er nog niet. Tot 1929 moest er overnacht worden. Vanaf dat jaar lagen er twee sporen naast elkaar, een met 1445 milli meter en een met 1067 millimeter en was de eendaagse verbinding Batavia-Soerabaja een feit. In 1936 kwam daar de Nachtexpress bij. Later hebben de Japanners de NIS-spoorlijn opgebroken. Die rails hebben ze gebruikt voor de Birmaspoorlijn en de Pakan Baroe-spoorlijn.' De vader van Michiel van Ballegoijen de Jong werkte bij het spoor als chef exploitatie van Batavia en omstreken. Toen het Japanse leger Java had bezet, moest hij voor de Japan ners blijven doorwerken. Mannen zoals zijn vader werden in de volksmond ballenjongens genoemd, een verwijzing naar de band die ze om hun arm moesten dragen met daar op de Japanse vlag. 'Later werd hij door de Japanners beschuldigd van sabotage en werd hij door de Kempetai opgepakt. Na stevige verhoren kreeg hij vijftien jaar gevangenisstraf en belandde hij in de Tjipinang gevangenis in Batavia. Daarna werd hij naar de Soeskamiskin gevangenis in Bandoeng overgeplaatst.' Zelf zat Michiel met zijn moeder in het Tjideng kamp. Daar werd ook zijn zusje geboren. 'Later heb ik in Nederland toch last van het jappenkamp gehad. Toen het wat beter ging, wilde ik naar Indonesië om uit het dal te komen.' In 1979 maakten Michiel en zijn vader een reis naar Java. Samen brachten ze een bezoek aan de Indonesische spoorwegen, waar ze met open armen werden ontvangen. 'Dat was een onvergetelijke ontvangst, zo gastvrij. Soetarno, directeur van de Spoorwegen op West-Java, heeft ons rondgeleid op het station Jakarta Kota, waar mijn vader zijn kantoor vroeger had. "Eens een staatsspoorwegman, altijd een staatsspoorwegman," zei Soetarno. We moch ten overal vrij met de trein reizen. We hebben toen ook de nachttrein van Yogyakarta naar Jakarta genomen; na de oorlog hebben de Indonesiërs hem nog in gebruik gehouden. In 1979 waren het Oostduitse rijtuigen, maar op

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2017 | | pagina 42