'KAPPEN NOU!' Het had allemaal zo anders kunnen lopen als de dingen anders waren gegaan, als mensen een andere keuze hadden gemaakt' riep Joes Kloppenburg. 'Kappen nou!' Als hij dat niet had geroepen, had hij nu nog geleefd. Als hij er niet tussen was gesprongen om twee studenten te helpen die weerloos op de grond lagen en verschrikkelijk in elkaar werden getrapt, had de agressie zich niet tegen hem gekeerd. Als die twee studenten kort daarvoor er niets van hadden gezegd toen ze zagen hoe een groep jongens een dakloze junk onderuit schopte, was het niet zover gekomen. Als Joes en zijn beste vriend Kenneth nog niet even een patatje waren gaan halen tegenover hun stamkroeg De Schutter in de Amsterdamse binnenstad en als de eigenaar van de snackbar de deur niet snel op slot had gedaan, zodat Joes nog naar binnen had kunnen vluchten, had hij een kans gehad. Nu kon hij geen kant meer op. Eerder op de avond had de groep ruziezoekers al zeven andere mensen in elkaar geslagen. Joes was het achtste doelwit. De anderen zouden het overleven. Joes Kloppen burg (26) niet. Hij werd het dodelijke slachtof fer van zinloos geweld. Het had allemaal zo anders kunnen lopen als de dingen anders waren gegaan, als mensen een andere keuze hadden gemaakt, zegt Jan Kloppenburg, de vader van Joes. Maar als telt niet, as is verbrande turf. Om kwart voor zes 's ochtends stond de politie voor de deur met de mededeling dat hun zoon een ongeluk had gehad. Pas in het ziekenhuis hoorden ze wat er die nacht echt was ge beurd. Joes lag aan de beademingsapparatuur. Hij was in een diepe coma. Wat er dan met je gebeurt als ouders, is niet te beschrijven, zegt Jan Kloppenburg. 'Je ziet je zoon aan allerlei slangen en draden liggen, zijn lichaam is warm, maar hij is niet aanspreek baar. Je bent machteloos. Alles gaat heel snel. Je leeft in een roes.' Hun zoon was zo ernstig toegetakeld dat zijn hersenen door een bloeding onherstelbaar waren beschadigd, zei de arts in het zieken huis. Zijn lichaam werd kunstmatig in leven gehouden. 30 MOESSON Daarna kwam er een speciale dokter vragen of ze hun zoon wilden afstaan voor orgaandona tie. 'Joes was 26 jaar oud. Hij was in de kracht van zijn leven. Fysiek was hij de ideale donor. Het was heel heftig om tot dat besluit te ko men', zegt Jan Kloppenburg. 'We hebben eerst met onze drie dochters overlegd en waren het unaniem met elkaar eens dat Joes hetzelfde zou beslissen. Joes was een zeer sociaal figuur. Als hij anderen kon helpen deed hij dat. Zijn organen zijn bij vijf mensen in Europa terecht gekomen. Daarmee heeft hij het leven van vijf anderen gered.' Joes was de jongste van vier kinderen. Als enige zoon was hij de stamhouder in het gezin. 'Wij zijn echt een koloniaal geslacht', zegt Jan Kloppenburg (Soerabaja, 1937). 'Elke oudste zoon kreeg als eerste naam August mee. Joes is een verbastering van Guus. Mijn vader, die ook de oudste zoon in het gezin was, kon als peuter zijn eigen naam niet uit spreken en maakte daar Joes van. Dat hebben we bij mijn oudste broer en bij mijn zoon zo overgenomen. Mijn grootvader komt uit een aartsvaderlijk gezin. Mijn overgrootvader had samen met zijn echtgenote Laetitia Kloppen- burg-Versteegh twaalf kinderen. Zes jongens en zes meiden.' Jan Kloppenburg pakt de stamboom van de familie erbij, die teruggaat tot 1606 om te kijken hoe het ook alweer zat. Zijn over grootmoeder was een zus van de vermaarde schrijfster en kruidendeskundige mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh (1862-1948). Zij schreef het standaardwerk Indische planten en haar geneeskracht (1907), waarin zij de wer king van geneeskrachtige kruiden beschreef. Daarbij had ze ook een plantenatlas gemaakt met zelfgemaakte prenten en een uitleg hoe je de kruiden in de keuken kon gebruiken en tegen welke kwalen ze hielpen. '"Kijk in Kloppenburg" was in die tijd een ge vleugelde uitdrukking,' zegt Jan Kloppenburg. 'Het boek werd een soort bijbel voor vrouwen die net uit Europa in Indië waren aangekomen en die van toeten noch blazen wisten van het Indisch leven.' Later zou Jans Kloppen burg-Versteegh nog een boek schrijven met de titel Het leven van de Europeesche vrouw in Indië (1913), waarin zij zich laat kennen als een voorstander van het verheffingsideaal: Nederland moest Indië op een hoger cultureel en maatschappelijk plan brengen. Europese vrouwen moesten er bovendien voor waken niet te verindischen. Zelf vindt Jan Kloppenburg zich maar een heel klein beetje Indisch - voor één tweeëndertigste deel - en je kunt het bij hem ook niet zien, maar nu hij erover nadenkt had zijn oma Hubertine Kloppenburg, die van huis uit een Tupker was, ook Indisch bloed. 'En bij haar kon je het wel goed zien, wat zij weer niet leuk vond. Maar het was heel normaal, dat heel veel mensen in Indische families gemengd bloed hadden. Ik ben geboren in het ziekenhuis in Soerabaja, maar we woonden in Semarang aan de Singo- toroweg. Toen de oorlog uitbrak was ik vier. Met mijn moeder en vier kinderen, waaronder een zuigeling werden we geïnterneerd in kamp Lampersari, niet ver van ons huis. Hoe mijn moeder het heeft gered is bewonderenswaar dig. Het was aan het eind van de oorlog bar slecht. Als de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki niet waren gevallen, waren we er niet meer geweest. Dat was onze redding. Anders waren we verhongerd. Er was geen eten meer. We hebben het overleefd, maar mijn kindertijd is me wel afgenomen. Dat is geen normale jeugd geweest.' Moesson #6 december 2017 CC18 V2.indd 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2017 | | pagina 30