INTERVIEW zorgen vergeten. En daarnaast vind ik ook dat de gasten een beetje opgevoed moeten worden. Mensen maken snel misbruik van de gedachte: de klant is koning. Je ziet dat vaak: gasten gaan zitten, ze denken: ik betaal, dus ik bepaal. Nee, zo werkt het niet. Niet bij mij. Ik wil dat als je hier binnenkomt je al je problemen achter je laat en je laat meevoeren. Er zijn niet veel regels, maar we moeten wel respect hebben voor elkaar. Ik bepaal hoe het loopt. Omdat ik hier de eigenaar ben, bepaal ik de regels. Dat klinkt heel arrogant. Maar ik doe dat met een doel. Ik kook voor mezelf, ik kook niet voor mijn gasten. Dat klinkt misschien raar. Maar daarmee wil ik zeggen dat ik de lat voor mezelf hoog leg. Ik wil mijn eigen signature dishes op de kaart zetten, waarbij je meteen proeft: die zijn van De Rozario. Ik kook niet echt Indonesisch, maar ik wil wel meehelpen om de Indonesische keuken op de kaart te zetten. En dan op mijn eigen manier. Aziatisch is nu in de mode. Dat klopt. Maar daarom kook ik niet Aziatisch. Ik doe dat omdat het in me zit. Ik ben half Indisch. Ik ben geen echte Indo, snap je, nou ja, ik ben het wel, maar ik ben geen rasechte Indo. Mijn vader is Indisch. Mijn moeder niet, maar hoe zij kookt is niet normaal. Ze heeft van mijn oma leren koken. Mijn moeder heeft een paar jaar lang elke dag naast mijn oma in de keuken gestaan. Ik serveer hier haar pepisan met een twist. 'Ik ben pas op mijn 25ste gaan koken. Ik kon vroeger nog geen ei bakken. Ik begon in de bediening. Na vier jaar dacht ik: leuk, wat die koks doen, heel creatief, maar ik kan wel mooiere borden opmaken. Ik kom uit een kunstenaarsgezin. Mijn vader is kunstenaar. Het talent om te tekenen en te schilderen heb ik van hem meege kregen. Mijn chef zei: Nee, jij hoort niet in de keuken, want jij kan niet koken. Toen ben ik in een eetcafé in Helmond begonnen. Op exact dezelfde plek waar we nu zijn. Ik mocht hier mijn eerste koksbuis aantrekken, dat was een bijzonder moment. Ik leerde carpaccio snijden, eitjes bakken, heel simpele dingen. Maar al snel merkte ik dat ik zelf gerechten wilde creëren. Toen kwam er een vacature bij sterrenrestaurant De Lindehof in Nuenen. Die hadden toen één ster. Voor mij ging een hele nieuwe wereld open. Na drie weken wist ik: ik kan helemaal niks. Ik was 27. Mijn chef Soenil Bahadoer gaf me op mijn donder waar iedereen bij stond. Hij vond dat ik als oudste in de keuken de verantwoording moest pakken. In dat jaar heb ik een dikke huid gekregen. En ik begreep hoe ik iets van mijn leven kon maken. Ik had zelfs gesol liciteerd bij Restaurant André in Singapore, waar ik drie maanden stage mocht lopen. Mijn chef vond het goed maar toen werd mijn vriendin Virginia zwanger. Ik ging weer terug naar dat eetcafé, om daar de leiding in de keuken te geven, want ik had nu een gezin te onderhouden. Anderhalf jaar later moest ik erkennen dat ik nog geen chef was. Ik raakte nog te vaak in JANUARI 15 Moesson #7 januari 2018 KOPIE2.indd 15 23-12-17 15:23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 15