'IK ZEI: IK MOET TOCH ERGENS BEGINNEN. IK KAN TOCH IETS VOOR MIJN MEDEMENS DOEN? ZO WERD IK MISSIEARTS' L YiV*. - VV;? pakte: 'Ik zei: ik moet toch ergens beginnen... Ik kan toch iets voor mijn medemens doen? Zo werd ik missiearts.' 'Ik kreeg een baan aangeboden op Flores. En hoewel ik best wel wat vriendinnen had, wilde niemand met me mee daarnaartoe. Eén meisje was er dat ik had leren kennen toen zij met haar Vespa-scootertje panne had - ja, Indone sische artsen in het buitenland hebben allemaal een levensverhaal - en zei zij: "Waar jij gaat, daar ga ik". Zij is mijn vrouw geworden.' ...via Flores... 'Ik heb drie jaar op Flores gewerkt, maar op het moment dat ik voet aan wal zette, zag het daar niet naar uit. Want toen ik aankwam, bleek mijn plaats te zijn ingenomen door een ander artsenechtpaar - maar ik was nergens van op de hoogte! Die vicarisgeneraal moet hebben gedacht: twee voor de prijs van een, ik pak 'm. Maar ik wist van niks, er was mij niets gezegd. Daar stond ik op de pier in Ende, (de hoofdstad van het eiland) met dertien kubieke meter verhuis, maar er stond niemand aan de pier in Ende. Een verpleegkundige van het gouvernementshospitaal haalde mij daar later op en leverde mij maar af bij meneer pastoor, die ook van niets wist natuurlijk. Toen zei die broeder: "Dokter, waarom blijft u niet? Wij hebben hier geen arts!" Maar dat kon niet, want er was geen plek en zo was het niet afgesproken. Iedereen in rep en roer dus, zij wilden natuurlijk niet toegeven dat ze iets verkeerd hadden gedaan.' 'Ik had ook wel geïnformeerd, hoor, waarom ik maar geen bericht kreeg over wanneer ik op Flores verwacht werd, maar de procurator van de orde in Soerabaja wuifde dat weg: afspraak is afspraak, dus u gaat. Het bleek dat de vicaris-generaal ter plekke dat anders zag; afspraak is geen afspraak, dus daar stond ik met mijn afspraak, mijn vrouw en dertien kubieke meter verhuis. Die dag werden we geparkeerd bij mijnheer pastoor, die zijn contacten naging. Het bleek dat er tussen Maumere en Ende een klein zie kenhuisje was, dat heet Rumah Sakit (zieken huis St. Antonius te Jopu, dat gerund werd door verpleegkundigen/geestelijken, maar er was daar geen arts. Eigenlijk was het meer een polikliniek met opnamemogelijkheid dan een ziekenhuis. Ook daar was geen geld, maar er was een Slowaakse pater van een rijke familie, die zei: "Doe het maar, ga daar maar heen, ik regel het wel." In de drie jaren dat ik daar werkte, kregen we twee dochters. Er was daar niets, het zieken huis had niets, alles moest ik samen met de zusters zelf doen. Het was namelijk zo dat in die regio de pastoors allemaal doktertje speel den; ze deden zelfs bevallingen. Met een brief van de bisschop in de hand ben ik daarop bij ieder van hen langs gegaan, om alle medicij nen, apparatuur en instrumenten te confisque ren en onder te brengen in het ziekenhuis. Het is het enige ziekenhuis van de missie in heel Indonesië dat selfsupporting was, wat niet werd betaald door de regering of de dio cees. Alleen ik werd betaald. Althans dat dacht ik. Toen ik klaar was en het ziekenhuis er na drie jaar stond, wilde ik naar Nederland voor mijn specialisatie en vroeg ik om mijn salaris. Maar dat was er niet: er was geen geld. Ik ben toch maar rustig gebleven - wat kon je doen? Ik zei: "Ik laat het aan jullie over; God weet het, het is jullie verantwoordelijkheid, ik hoor wel." Uiteindelijk heeft de procureur-generaal van de orde, niet eens van de bisdom, gezegd: 'Dit kan niet' - en hij heeft het toen laten betalen. .naar Nederland Met het geld van de orde en een aanbeve lingsbrief van de bisschop ben ik in 1971 naar Nederland gegaan. Ik wilde naar Nijmegen, het ziekenhuis daar was katholiek, toch? - voor een opleidings plaats, maar die was er niet. Wat te doen? Ik moest toch leven! Al bladerend in het telefoonboek vond ik uiteindelijk dr. Ite Boerema, een chirurg. Die naam had ik al eens gehoord. Ik trok de stoute schoenen aan en belde zijn secretaresse; het was een vrijdag. Ik kon meteen 's maandags langskomen. Grote kamer, groot bureau en een stoel waarin hij zat. Verder niks, geen tweede stoel. Daar stond ik. "Ja, mijnheer The, vertel het maar. Waarom bij mij?" Ik stond met de mond vol tanden. Want ik wil de maar een half jaartje chirurgie doen, en dan door naar gynaecologie. Gelukkig had ik bij de marine in Soerabaja met een chirurg gewerkt JANUARI 49 Moesson #7 januari 2018 KOPIE2.indd 49 23-12-17 15:24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 49