Hoewel het vreselijk is
dat zij van huis en haard
zijn weggerukt, zijn zij
waarschijnlijk de best
behandelde gevangenen van
de nazi's tijdens de oorlog'
secretaris van Buitenlandse Zaken, Ernst Wilhelm Bohle,
adviseert al op 20 mei 1940 zijn minister, Joachim von
Ribbentrop, om ter vergelding Nederlandse burgers vast
te zetten. Bohle treedt begin juni in overleg over een
represailleactie met de juist aangestelde Reichskom-
missar für die Niederlande, Arthur Seyss-Inquart. Het
gevolg is dat op 19 en 20 juli met goedkeuring van Adolf
Hitler zelf 216 mannen en 14 vrouwen in gijzeling worden
genomen. Het zijn voornamelijk verlofgangers: totoks,
Indo's en een enkele Indonesiër. Het is een pressiemiddel
opdat de Duitsers en NSB-ers in Indië worden vrijgela
ten. In Berlijn denkt men erover om in totaal 30 duizend
gijzelaars te nemen. Maar Seyss-Inquart vindt dat niet
passen bij de 'uitgestoken handpolitiek' om Nederland
voor de Duitse zaak te winnen en stelt een totaal van
drieduizend gijzelaars voor.
Uiteindelijk zijn het er veel
minder. Op 7 oktober 1940
worden nog 116 Nederlanders
gearresteerd (die deze keer
niets met Indië hebben te
maken) en dat is dat.
Alle 332 mannen vertrekken
dat jaar naar concentra
tiekamp Buchenwald, en
de 14 vrouwen in juli naar
Ravensbrück. De groep wordt
bekend als de 'Indische gijzelaars'. Hoewel het vreselijk is
dat zij van huis en haard zijn weggerukt, zijn zij waar
schijnlijk de best behandelde gevangenen van de nazi's
tijdens de oorlog. In een aparte, eigen ruimte genieten
zij privileges die alle andere gevangenen in Europa ont
beren. Zo is voorgeschreven dat het wachtpersoneel hen
niet mag mishandelen. Zij hoeven geen dwangarbeid te
verrichten, en ze mogen onbeperkt pakketten van thuis
en het Rode Kruis ontvangen.
De vrouwen komen al na enige maanden vrij, als het
de Duitsers is gebleken dat er in Indië toch geen Duitse
vrouwen in hechtenis zijn genomen. De mannen gaan
echter een eerste, koude winter in gevangenschap tege
moet. Zo bar dat een aantal van hen ernstig ziek raakt,
met de dood tot gevolg. Daarop besluit Seyss-Inquart
om de overgebleven gevangenen naar Nederland terug
te voeren. Vlak voordat opnieuw een koude winter invalt,
worden zij in november 1941 overgeplaatst naar Haaren
(Noord-Brabant). 'Van de hel naar de hemel', beschrijft
een van hen de overgang. In mei 1942 verkassen zij op
nieuw, naar Sint-Michielsgestel. Bij die verhuizingen gaat
40 MOESSON
tot verbazing van reeds aanwezige gevangenen in die
plaatsen de bibliotheek van tweeduizend boeken mee,
alsook de muziekinstrumenten, waaronder twee piano's.
Wat een luxe.
Indische avond
Een van de Indische gijzelaars is Paulus Alexander
Adolphe Fornerod (Semarang, 1895 - Ede, 1954), werk
zaam bij de SS - dat staat in Indië voor: Staatsspoorwe
gen. Hij is voor verlof in Nederland en op 14 mei 1940 wil
hij terugkeren naar Indië. Maar de oorlog breekt uit en
juist op de dag dat hij zou vertrekken, wordt zijn tijdelij
ke woonplaats Rotterdam gebombardeerd. Hoewel zijn
logeeradres behouden blijft, houdt de rampspoed aan.
Want twee maanden later volgt zijn arrestatie.
Gelukkig is het gevangenisleven naar verhouding mild.
Waar andere krijgsgevangenen moeten proberen te
overleven in de kampen, voeren de Indische gijzelaars
vooral een strijd tegen de verveling. Ze organiseren
sportwedstrijden, toneelvoorstellingen en bridgeavon
den. Allerlei cursussen kunnen worden gevolgd, er is een
koor en een orkest. Fornerod maakt als niet onverdien
stelijk altviolist deel uit van het muziekgezelschap dat
ook de joodse musicus Jo Juda in de gelederen heeft.
Die schopt het na de oorlog tot eerste concertmeester
van het Concertgebouworkest. Al in Buchenwald maken
de musici furore. Tijdens een buitenconcert scharen zich
honderden uitgemergelde gevangenen van elders in
het kamp tegen het prikkeldraad om van de klassieke
muziek te genieten.
Kijkend naar de bezetting van het orkest dat op een foto
is vastgelegd, lijken alle ingrediënten voor krontjong
aanwezig. Die werd inderdaad ook gespeeld, blijkt uit
een brief van Indische gijzelaar Pieter Lucas Fabriek
(Sneek, 1898 - Heemstede, 1982) aan zijn vrouw op 31
mei 1942. Fabriek is hoofdinspecteur van de Posterijen in
Indië, ook op verlof, en zou ook in mei 1940 terugkeren.
Hij schrijft vanuit Sint-Michielsgestel: 'Gisteravond had
den we een Indische avond; Indisch orkest met krontjong
liedjes, Terang-boelan, imitatie-gamelan enz., afgewis
seld met voordracht van gedichten van Notosoeroto en
Jan Prins, die betrekking hadden op Indië.'
Colditz
Een Indische avond met krontjong in een gevangenen
kamp in Nederland, op het hoogtepunt van de Duitse
bezetting. En waarschijnlijk waren er ook in Buchenwald
al Indische klanken te horen, wie had dat gedacht? Het