HET JAAR 1946
De berechting van Japanse oorlogsmisdadigers in Indië wordt in de geschiedschrijving
overschaduwd door het Proces van Neurenberg en het Tokio Tribunaal. Toch valt er
veel te leren van die processen in Indië, stelt Fred Borch in zijn recente studie. Zo was
het de eerste keer in de rechtsgeschiedenis dat dwangprostitutie en verkrachting
werden vervolgd als oorlogsmisdaden.
DOOR FRED L. BORCH
FOTO'S ARCHIEF MOESSON COLLECTIE L.F. DE GROOT
Tussen 1946 en 1949 vervolgden de Nederlandse auto
riteiten 1038 Japanse soldaten en burgers voor oorlogs
misdaden gepleegd tijdens de bezetting van Indië. Geen
enkel geallieerd land, op de V.S. na, vervolgde zoveel
Japanse oorlogsmisdadigers. Het aantal was waar
schijnlijk hoger geweest, ware het niet dat de Britten in
1946 al zo'n 300 duizend Japanners uit Indië hadden
gerepatrieerd. Om te screenen of zich onder die 300
duizend Japanners oorlogsmisdadigers bevonden, was 1
persoon aangesteld: G.J. Jongejans. Een onmogelijke
taak in de naoorlogse chaos; terwijl Japanse oorlogsmis
daden werden aangeklaagd, was Nederland zelf in een
dekolonisatieoorlog verwikkeld.
Al deze oorlogsmisdaden - 448 in totaal - werden
vervolgd 'in naam van de koningin', aangezien koningin
Wilhelmina het officiële hoofd was van de Oost-Indi
sche regering en alle criminele zaken formeel werden
vervolgd in haar naam.
Duizenden Nederlandse, Indische en Indonesische
inwoners van Indië waren slachtoffers van oorlogsmis
daden gepleegd door Japanners tussen januari 1942,
toen vijandige troepen voor het eerst landden op het
eiland Tarakan, en augustus 1945, toen de Japanners zich
overgaven. De oorlogsmisdaden waar de Japanners door
de Temporaire Krijgsraad voor werden vervolgd omvat
ten massamoord (van groepen mensen), moord (van
individuen), willekeurige opsluiting en gevangenschap
(van burgers om de bevolking systematisch te terrorise
ren), marteling (het branden met sigarettenpeuken en
'waterboarding'), afranselingen (met ijzeren pijpen, hou
ten stokken en zwepen) en gedwongen prostitutie (van
Nederlandse, Indische en Indonesische vrouwen in Japan
se bordelen). Het overgrote deel van de processen werd
in Batavia gehouden, waar ook het Regeringsbureau voor
Opsporing van Oorlogsmisdrijven was gevestigd. Maar
temporaire krijgsraden werden ook in Ambon, Balik-
papan, Bandjermasin, Hollandia, Koepang, Makassar, Ma-
nado, Morotai, Pontianak en Tandjoeng Pinang opgezet.
Systematisch geweld
De extreme oorlogsmisdaden tegen de inwoners van
Indië vloeiden voort uit twee Japanse ideologieën. De
Azië-voor-Aziaten-filosofie vereiste dat elke vorm van
westerse invloed moest worden uitgeroeid, tot in de
kleinste details als straatnamen, beelden en monumen-
MAART 43
Moesson #9 maart 2018 V2.indd 43
22-02-18 12:29