'DAT VIND IK OOK IETS TYPISCH INDISCH: HET ONVERMOGEN TOT COMMUNICEREN' INTERVIEW mij en mijn twee broertjes en zusje ooit gewelddadig is geweest. De familie van vaders kant ligt nu nog steeds veel met elkaar overhoop. Toen mijn oma overleed in 2001 leken de relaties harmonieuzer te worden, maar dit hield geen stand. Dat vind ik ook iets typisch Indisch: het onvermogen tot communiceren. Ik hoop dat ik dat met mijn eigen kinderen anders zal doen.' Olga leest in Indische romans hoe het er bij andere families aan toe gaat. 'Alfred Birney schrijft In De tolk van Java (2016) dat zijn jongste zusje veel minder last heeft gehad van hun vaders opvoeding dan hij. Ik denk dat het bij mijn vader thuis ook zo was. Als jonger kind draag je minder last. Dat zie ik ook bij mijn eigen jongste broertje: hij is de meest ontspannen van de hele familie.' Bij Olga thuis zijn ze in totaal met zijn zessen. Ze heeft een jonger zusje en twee jongere broertjes, met de jongste scheelt ze tien jaar. 'Er is vroeger weinig over gepraat, over de periode dat mijn opa en oma in Indië zaten. Dat vond ik als kind altijd gek. Het ging altijd over de Tweede Wereldoorlog in Europa. Mijn opa had toch ook in een kamp gezeten? Ik geloof dat daar nu meer aandacht voor is. Als kind heb ik er toch veel mee geworsteld, in de media ging het nooit over de slachtoffers in Indië. Door de zwijgzaamheid binnen de familie hierover, voelde het voor mij als kind alsof het dan ook wel 'niet zo erg was geweest'. Als ik nu de verhalen hoor over troostmeisjes in de Japanse kampen denk ik: is mijn oma dat ook geweest? Zou ze misschien verkracht zijn? Die vragen durf ik nog steeds niet te stellen.' Toch heeft Olga met de oudere broer van haar vader, oom Bob, een afspraak gemaakt om te gaan praten over vroeger. 'Hij is hier wel een beetje huiverig voor, hij vertelde dat hij nog regelmatig nachtmerries heeft. Zo heeft hij vroeger een familielid in brand zien staan. Dat maakt het lastig om het erover te hebben, toch wil ik het weten, ik wil me een beeld kunnen vormen van wat voor leven mijn familie in Indië heeft geleid.' Al geeft ze aan dat haar roman anderzijds ook juist over het niet-weten gaat. Over het hebben van een vage familiegeschiede nis, met grote verhalen die maar voor de helft waar zijn. 'Dat vind ik ook iets typisch Indisch. Mijn vader vertelde bijvoorbeeld dat Soekarno persoonlijk bij mijn opa op bezoek is geweest met de boodschap: u moet in Indië blijven want we hebben een middenkader nodig. In De tolk van Java las ik vervolgens dat de Indische Nederlanders op een bepaald punt gewoon een brief kregen waarin de vraag werd gesteld of ze wel of niet in Indonesië wilden blijven.' Omarmen Olga ziet zichzelf best wel als een kleine activist, een strijder, maar vooral op papier. 'Misschien zou ik later de politiek wel in willen gaan, op gemeentelijk niveau, op klei ne schaal. Als ik me echt ergens boos over maak dan zet ik mij er voor in, bijvoorbeeld als het over Zwarte Piet gaat. Dan kan ik wel teleurgesteld zijn in mijn nichtjes die zich helemaal niets van die discussie aantrekken. Je weet toch hoe onze vaders vroeger om hun huidskleur beschimpt werden?' Er is voor Olga altijd ruimte voor dialoog. 'Zo heb ik bijvoorbeeld een column geschreven waarin ik kritiek uit op Thierry Baudet [die ook een Indische achtergrond heeft, red.]. Ik kende hem al voordat hij bekend werd en was zwaar teleurgesteld in hem toen hij zijn radicale koers ging varen. Het begon met dat vrouwonvriendelijke. Het had ook anders gekund, denk ik dan; of misschien wel niet, misschien is hij zo gek als hij doet. Momenteel werkt ze naast haar schrijven op de redactie van BNN, voor een nieuw programma van Sophie Hilbrand. Het valt Olga op dat er weinig derde generatie Indische romanschrijvers zijn, ze zou het jammer vinden als de Indische literatuur verloren zou gaan. Ze ziet een rol voor de derde generatie weggelegd om het verhaal van hun (groot)ouders door te geven. 'Ik denk dat het voor Indische Nederlands heel ingewikkeld is geweest om zich in Nederland nog Indo te voelen, omdat dat natuurlijk helemaal niet de bedoeling was. Ze zijn helemaal in de Nederlandse samenleving opgegaan, dat was op dat mo ment het verstandigste om te doen. Ik heb het gevoel dat mijn generatie het belangrijk vindt om zich weer Indische Nederlander te voelen, dit verschilt met de instelling van de generatie van onze ouders. Ik heb een rolmodel gemist vroeger, ik dacht als kind dat ik wit moest zijn, of eruit zou moeten zien als de rest. Dat is gewoon heel erg zonde. Ik schrijf deze roman omdat het belangrijk is om te laten zien dat het er gewoon mag zijn, die Indische cultuur. Dat je mag bestaan als Indische Nederlander. Daarbij geeft het Indische me ook gewoon iets vertrouwds. Ik ben heel blij dat ik mijn Indische verhaal uiteindelijk heb weten te omar men en er nu een roman over schrijf. Maar goed, misschien denk ik over tien jaar wel als ik het boek teruglees: wat was ik toch een blaaskaak op mijn dertigste.' APRIL 17 Moesson #10 april 2018.indd 17 28-03-18 14:57

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 17