naar holland 'ALLEEN WIE KON AANTONEN AL VÓÓR 1892 DOOR GEBOORTE NEDERLANDER TE ZIJN, KREEG EEN PASPOORT' Niet welkom De door Margaret Leidelmeijer samengestelde expositie Naar Holland op de Tong Tong Fair, gaat over de Indo-Europeanen (Indo's) die na de soevereiniteitsoverdracht (27 december 1949) tot en met 1956 in Indonesië bleven wonen. De meeste van hen kenden Nederland uitsluitend uit boeken en verhalen. De Nederlandse overheid dacht daarom dat deze groep - in 1949 circa 170.000 personen - zou kiezen voor Indonesisch staatsburgerschap. Dat gebeurde niet. Slechts een klein deel koos ervoor om in Indonesië te blijven. De overgrote meerderheid wilde naar Nederland. Die keuze kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Soevereiniteitsoverdracht Toen Soekarno direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië uitriep, dacht menigeen dat het allemaal nog niet zo'n vaart zou lopen. Ook bij de regering in Nederland was de gedachte dat het normale leven in de kolonie weer een aanvang zou nemen. Nederland probeerde de orde te herstellen door de zogeheten politionele acties, feitelijk een koloniale oorlog tussen Nederland en Indonesië. Onder druk van Amerika, dat dreigde de Marshallhulp aan Nederland stop te zetten, volgde in december 1949 de soevereiniteitsoverdracht. Nederland erkende de onafhankelijke staat Indonesië. Warga Negara Tussen december 1949 en december 1951 konden Indo-Europeanen kiezen voor het Indonesische staatsburgerschap of het Nederlandse staatsburgerschap. De meeste Indo's wilden blijven maar met behoud van hun Nederlandse nationaliteit en hun eigen taal en cultuur. Indonesië stond dat niet toe, de enige mogelijkheid om te blijven was assimilatie. Wie daar voor koos werd warga negara, Indonesisch staatsburger, maar ook de warga negara's konden rekenen op wantrouwen. Na 1951 raakten veel Indo Europeanen werkeloos, omdat ze in Indonesië toch gezien werden als Nederlanders. Veel van hen kwamen steeds verder in de financiële problemen. Door de toenemende druk van 40 MOESSON Indoneslanlsas! van het bedrijfsleven was er weinig werk, en de nieuwe warga negara's werden in dit opzicht niet als Indonesiërs beschouwd. In het bedrijfsleven werden de Nederlanders en Indo-Europeanen niet ontslagen, zoals bij overheidsinstellingen wel het geval was, maar de bedrijven mochten geen Nederlanders meer aannemen. Geen volwaardige burgers Daarnaast liepen de politieke spanningen tussen Nederland en Indonesië steeds verder op. Dit leidde tot een onveilige situatie voor de Indo's, die in Indonesië steeds minder welkom waren. Wie bleef werd niet als volwaardige burger beschouwd. Bedreigingen aan het adres van Indo's staken de kop weer op. Met de bersiap nog vers in het geheugen, werd de keus om naar Nederland te gaan voor veel Indo's minder moeilijk. De regels voor het Nederlandse staatsburgerschap waren echter streng. Wie naar Nederland wilde gaan had een paspoort nodig. Alleen wie kon aantonen al vóór 1892 door geboorte Nederlander te zijn, kreeg een paspoort. Wie niet aan deze voorwaarde kon voldoen, kreeg er geen. Dat lot was veel Indo's beschoren. Voor hen was het moeilijk om hun Nederlandse afkomst te bewijzen. Veel archieven van overheidsinstellingen waren tijdens de Japanse bezetting en in de periode daarna vernietigd. Rijksvoorschot Hoewel Nederland de komst van al die nieuwkomers uit de kolonie het liefst zou tegenhouden, bleek dat in de praktijk een stuk lastiger. Indo-Europeanen met een Nederlands paspoort én recht op verlof of degenen die de reis zelf konden betalen, konden naar Nederland vertrekken. Slechts een kleine groep werd onder zeer strikte voorwaarden een rijksvoorschot verleend. Het rijksvoorschot dat de regering ter beschikking stelde voor de overtocht, was alleen verkrijgbaar wanneer men een Nederlands paspoort had, een baan kon krijgen in Nederland en over huisvesting in Nederland beschikte. Dat waren voor menigeen onhaalbare eisen. Indo Europeanen hadden vaak geen naaste familie in Nederland en beschikten evenmin over een netwerk dat tot een baan zou leiden. Het rijksvoorschot was een instrument in handen van de Nederlandse regering om de minder draagkrachtige Indo-Europeaan buiten de deur te houden. De keus van steeds meer Indo-Europeanen om niet te kiezen voor het Indonesische staatsburgerschap werd in Nederland als een groot probleem gezien. Ook in Nederland waren ze niet welkom. Na de Tweede Wereldoorlog had men in Nederland zelf te kampen met een groot tekort aan huisvesting, grote werkeloosheid en een lege schatkast. Nederland was zelf een emigratieland geworden. De regering stimuleerde haar eigen inwoners om hun toekomst in een ander land te zoeken en hielp hen daarbij. Vanaf begin jaren vijftig emigreerden zo'n half miljoen mensen naar de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Nederland stond niet te wachten op nieuwkomers, die in de ogen van de Nederlanders meer 'Oosters' dan 'Westers' georiënteerd waren. Deze 'in Indië gewortelden' hoorden volgens de Nederlandse regering thuis in Indonesië en niet in Nederland. Oral history De tentoonstelling Naar Holland. Repatriëring, migratie of vlucht? laat aan de hand van persoonlijke verhalen zien hoe mensen hun keus bepaalden en welke afwegingen ze daarbij maakten. Aan de hand van oral history wordt nuance gebracht in het overheersende Moesson #11 mei 2018 V2.indd 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 40