'HIJ LEEFDE EN WERKTE DAAR VAN 1936 TOT 1962. WAAROM WILDE ZO'N BELEZEN EN ERUDIET MAN ZO LANG ZO VER VAN DE WERELD LEVEN?' IK BEN NET TERUG VAN EEN REIS NAAR PAPUA. Mijn (Canadese) broer Paul was hier drie en een halve week. In zijn laatste week bezochten we Papua. Met onze terugvlucht, bij de overstap in Makassar, scheidden onze wegen. Paul vloog via Jakarta en Hongkong naar huis en ik terug naar Yogya. Het waren prachtige weken, intensief ook, met die maffe broer van mij die met jan en alleman contact legt en met zijn gekke grappen de lach brengt en daarmee een sfeer van ge moedelijkheid en ontspanning bij de vaak niet Engels sprekende Javanen en Papua's. De reden van ons bezoek aan Papua is gele gen in de verhalen uit onze jeugd over onze grootvader Rudolf Carl Foerster. Slechts twee keer hebben we hem ontmoet: een grote def tige zwijgzame man in driedelig kostuum die 's ochtends om 7 uur zijn eerste sigaar opstak en over alles op zijn brood sambal smeerde. Hij bezat een kokosplantage op vijf eilanden aan de Noordkust van Nederlands Nieuw-Guinea (nu Papua). Hij leefde en werkte daar van 1936 tot 1962. Waarom wilde zo'n belezen en eru diet man zo lang zo ver van de wereld leven? Op die vraag was geen antwoord te verwach ten, dus wilden we het zelf zien. Rudolf Carl Foerster (1894-1963) was een geboren Duitser. Hij groeide op in Freiburg a.d. Unstrut, in een welgestelde familie. Deze bezaten een grote 'Sectkellerei' en veel grond in Duitsland en Frankrijk. Maar kleine Rudolf van 10 jaar wist toen al dat hij naar de tropen wilde. Hij volgde de Hogere Tropische Land bouwschool in Duitsland en reisde in 1924 via Rotterdam af naar Java. Door het Gouverne ment werd hij eerst geplaatst op de afgelegen rubberonderneming Kali Balong ten noordoos ten van Jepara om het vak in de praktijk te le ren. De administrateur van deze onderneming was de heer Blaauboer die met zijn vrouw en twee dochters in een huis op een heuvel aan de Kali Balong woonde. Deze ouders werden later onze overgrootouders en de oudste dochter onze oma. Toen in 1933 Hitler de macht in Duitsland greep, naturaliseerde Ru dolf Carl zich tot Nederlander. Twee jaar later vroeg het gouvernement hem te onderzoeken of de gronden in het noorden van Nieuw-Gui- nea voor aanleg van plantages geschikt waren. Dat was niet het geval, maar tijdens dit onderzoek ontmoette hij een Duitser die de erfpacht over een vijftal eilanden bezat en 7 jaar eerder kokospalmen had laten planten. Deze bomen gaven voor het eerst vruchten. Rudolf Carl kocht deze onderneming. In 1940, toen in Nederland de oorlog uitgebroken was, werden in Indië alle Duitsers geïnterneerd. Ru dolf Carl was weliswaar al jaren Nederlander, maar kreeg huisarrest opgelegd. In 1942, toen de Japanners Indië bezetten, werd hij, ditmaal als Nederlander, op Celebes geïnterneerd. Vier eilanden kwamen ongeschonden uit de strijd, maar het grootste eiland Wakde was geheel geruïneerd. Hij besloot op Yarsun een huis te bouwen. Dit eiland wilden mijn broer en ik bezoeken. De naam van het kustdistrict, Sarmi, waar wij naar op weg gaan, bestaat uit de beginletters van de daar wonende stammen: Sobei, Armati, Rumbuai, Manirem, Isirawa. Voor westerlingen als wij is het wennen in Papua. Taxi met driver? Twee overnachtingen in Betaf? Een boot voor de overtocht naar het eiland Yarsun? Alles is geen probleem. Maar wanneer? Hoe ver is de reis? Waar en bij wie kunnen we overnachten? Behalve dat maar een enkeling beperkt Engels spreekt, blijven antwoorden onduidelijk en vol van tegenstrijdige informatie. Er zit niets anders op dan je over te geven aan wat er gebeuren gaat binnen de elastieken tijd. De auto met driver kwam desondanks de volgende ochtend. Onze route over de enige weg langs de Noordkust van 230 kilometer, zou zeven en een half uur gaan duren. Al snel werd het wegdek dermate slecht en smal dat hele stukken in de tweede en derde versnelling moest worden afgelegd. Grote delen zonder asfalt, zigzaggend om kuilen en gaten tot 40 centimeter diep. De weg werd aan beide zij den omzoomd door het donkere ondoordring bare oerwoud met zijn enorme variëteit aan planten, roepende vogels en bomen tot wel 40 meter hoog. Vanuit de centraal in Papua liggende bergketens worden door ontelbare diepliggende beken, riviertjes en brede rivie ren een immens hoeveelheid water richting noordkust naar zee afgevoerd. Deze moesten we allen over of door. Behalve over de grote brede rivieren, ontbraken verder bruggen en moesten we door de bedding rijden. Hier en daar stonden op open gemaakte stroken langs de weg kleine huizen van bamboe of hout met golfplaten daken, waar op de veranda's Papua's ons vrolijk toezwaaiden. Halverwege de middag kwamen we in de kampong Betaf aan voor onze overnach ting. De kleine huisjes met schoon geveegde erfjes liggen tot aan het strand. Daar werd de schaduwzijde van de schone erfjes zichtbaar. Alle afval van de kampong werd op het strand of in zee gedumpt, waar los lopende varkens en hun jonge kroost gevulde plastic zakken op eetbaars onderzochten. Ons slaapvertrek voor twee nachten was in een christelijke post voor educatie, was wat viezig maar voldeed, de enige mandiekamer werd ook door al het inwonend (vrouwelijk) personeel gebruikt. Voor het eerst in zeker zestig jaar deelden broerlief en ik een bed. Er was er maar één. Het werden twee wat onrustige nachten, maar niet daardoor; Betaf wordt door een wel erg luidruchtige turbine van elektriciteit voorzien. De volgende ochtend zouden we om negen uur vertrekken. Maar juist op die tijd werd het ontbijt van rijst, kip, tahu met boontjes klaar gezet. Na dit ontbijt werd eerst nog uitgebreid gezeten en gepraat met iedereen op het platje voor het huis, waarna we ruim een uur later vertrokken. Tot onze verbazing gingen we met twee volle auto's op weg naar het strand 40 kilometer verder op, waar een boot ons naar Yarsun zou overzetten. Halverwege stopten we geheel on verwacht bij een aantal huisjes. Iedereen stap- JULI 41 Moesson #1 juli 2018.indd 41 27-06-18 14:52

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 41