'IN NAAM KOMEN
DE BROERS NAAR
NEDERLAND OM TE
STUDEREN, MAAR
EIGENLIJK ZIJN ZE
OP EEN GEHEIME
MISSIE'
met de broers en hun verblijf in Nederland.
Tijdens haar onderzoek stuitte Kerstin Winking
op verrassende feiten die destijds nauwelijks
zijn opgemerkt of die inmiddels weer in de
vergetelheid zijn geraakt.
De gebroeders Djaya bleven voor een periode
van 3 jaar in Europa, de meeste tijd in Neder
land. Na de expositie in het Stedelijk volgden
er tentoonstellingen in het Tropenmuseum
(toen nog Indisch Museum geheten) en het
Gemeentemuseum Den Haag. Des te opmer
kelijk omdat Nederland midden in een kolo
niale oorlog (1945 - 1949) met Indonesië was
verwikkeld, destijds nog gewoon politionele
acties genoemd.
In naam komen de broers naar Nederland om
te studeren. Ze laten zich inschrijven aan de
Rijksacademie van beeldende kunsten, maar
eigenlijk zijn ze op een geheime missie. Door
middel van hun schilderijen willen ze de aan
dacht vestigen op de onafhankelijkheidsstrijd
van Indonesië en de publieke opinie voor zich
winnen.
Een eigen cultuur
De Nederlandse regering is zich daarvan be
wust. Terwijl de broers door de 'secret service',
28 MOESSON
Moesson #2 augustus 2018.indd 28
de Netherlands Indies Government Informa
tion Service, in de gaten worden gehouden,
krijgen ze ook de steun van Nederlandse
intellectuelen als Willem Sandberg en de
hoogleraren Wim Wertheim en Theo Galestin.
Laatstgenoemde is een Indo die in Batavia
is geboren en een expert op het gebied van
Balinese en Hindoe-Javaanse cultuur.
Na zijn studie in Nederland keert Galestin
terug naar Indië, waar hij werkt hij als curator
van een museum in Djokjakarta. In 1938 vestigt
hij zich definitief in Nederland, waar hij curator
wordt bij het Indisch Museum (nu Koninklijk
Instituut voor de Tropen, KIT).
Door zijn verblijf in Djokjakarta kent Theo
Galestin veel jonge Indonesische kunstenaars,
zoals de gebroeders Djaya. Hij is goed op
de hoogte van hun intellectuele en artistieke
ambities voor het vormen van een moderne
Indonesische cultuur. Die wens wordt nog ster
ker als Soekarno in 1945 de onafhankelijkheid
uitroept: het jonge nieuwe Indonesië heeft
een eigen cultuur nodig om los te komen van
de koloniale blik waardoor het land ruim drie
eeuwen is beschouwd.
Welke rol de Djaya's daarbij voor zichzelf zien
weggelegd is terug te lezen in een essay van
Galestin voor de catalogus van de tentoonstel
ling De Indonesische veertien dagen die plaats
vindt in het voorjaar van 1948 in Kunstzaal Van
Lier in Amsterdam. Naast eigen schilderijen
van de Djaya's omvat de tentoonstelling ook
andere objecten, zoals kalenders, geschriften
en waarzegboeken, die de broers vanuit Indo
nesië hebben meegenomen.
Galestin plaatst het werk van de Djaya's in het
debat over moderne Indonesische cultuur. Be
langrijk is dat hij ook opschrijft wat de Djaya's
hem zelf hebben verteld. Ook al hebben ze
zich ingeschreven aan de Rijksakademie, ze
komen er zelden omdat ze niet geïnteresseerd
zijn in de klassieke academische aanpak. Veel
meer nog bewonderen ze de Franse moder
nisten.
Volgens Kerstin Winking is de kans groot dat
de Dyaja's het werk van de Europese moder
nisten in het echt hebben gezien. 'Voor de
oorlog waren er in het toenmalige Batavia
tentoonstellingen met werk van onder anderen
Van Gogh, Gauguin en Chagall. Grote kans
dat Agus die heeft bezocht. Hij maakte deel
uit van Persagi, een groep van kunstenaars
die bewust brak met de stijl die Mooi Indië
wordt genoemd. Ze hadden geen zin in lieflijke
landschappen.'
Galestin merkt in 1948 al op dat Agus Djaya
zich aangetrokken voelt tot de Hindoe-Javaan
se kunst en de spirituele waarden ervan. Het
uitgangspunt van de broers is trouw te blijven
aan hun eigen culturele achtergrond en dat
te verenigen met de perspectieven waarmee
zij in het westen in aanraking komen, aldus
Galestin.
25-07-18 15:19