Jan de Vos tot Nederveen Cappel u Greet Wessels Beljaars (SEMARANG, 1934) (SEMARANG, 1931) Jan de Vos tot Nederveen Cappel is elf jaar oud als hij per ms Oranje de overtocht naar Nederland maakt. Het is de cember 1945 en de Oranje vertrekt op zijn eerste reis met t ft «**4».*.... evacués uit Indië richting Nederland. In Southampton worden de opvarenden overgebracht op de schepen Atlantis en Almanzora. Het is een veelbewogen reis. Tijdens de overtocht overlijden veertien mensen, die op zee overboord worden gezet. Dat gebeurt plech tig en vol eerbied, vindt Jan de Vos. 'Op de Oranje bracht ik altijd respect, zelfs als kleine jongen, als er mensen de zee in werden neergelaten. Dan dacht ik: die hebben de oorlog overleefd en nu gaan ze.' Hoe anders was dat in interneringskamp Bangkong, waar Jan de Vos overledenen buiten het kamp bracht en er door de Japanners voor enig respect geen tijd werd gegund. Op de Oranje houdt Jan samen met vriendjes grote sinaasappelgevechten in het ruim. Tijdens een ontdekkingstocht door het schip vinden de jongens een voorraad van deze rotte vruchten. Het is een van de meest levendige herinneringen aan de reis. 'Je hebt als kind nooit kunnen spelen, nooit. Ook niet toen je bevrijd was.' Greet Wessels Beljaars en haar man kiezen in 1950 voor Warga Negara, het Indonesisch staatsburger schap. Samen met hun kinderen wonen ze in Djakar ta. Haar man heeft een goedlopende fotografie- en radiozaak, genaamd Java Radio. Eind 1957 wordt de situatie grimmiger en besluit het gezin om alsnog naar Nederland te vertrekken. 'We vertrokken in het diepste geheim en vertelden iedereen dat we met vakantie gingen. We namen alleen een hutkoffer mee, gevuld met zomerkleren.' Precies op het moment dat de reis met de Oranje zou aanvangen - in januari 1958 - krijgt de zoon van mevrouw Wessels Beljaars waterpok ken. Dat maakt de situatie nog nijpender, want met een besmettelijke ziekte onder de leden kan de reis verboden worden. Bij de inscheping blijven de plekjes onopgemerkt, maar als deze vlak na vertrek wél gezien worden, moeten de drie kinderen van het gezin in quarantaine. Alleen de laatste week mogen zij de hut verlaten. 'In het Suezkanaal heb je van die mensen die met de boot iets verkopen. Er was een speelgoedvlieg tuig bij. Wij hadden geen geld, maar mijn zoon vond het zo mooi. Ik heb toen mijn gouden ring verkocht. Daar kon ik het vliegtuig mee kopen. Alleen om mijn kind een plezier te doen.' 28 MOESSON Moesson #3 september 2018.indd 28 29-08-18 20:31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 28