LEE MAN FONG (1913-1988) De schilderijen van Lee Man Fong, de paleisschilder van Soekarno, brengen op veilingen forse bedragen op. Voor velen is deze kunstenaar echter vrij onbekend. Reden genoeg om de komende expositie te bezoeken. Na70 jaar terug in Nederland Sinds eind jaren tachtig is de markt voor Indonesische schilderijen sterk ontwikkeld. Bij verzamelaars en musea in met name Zuidoost-Azië zijn deze schilderijen bijzon der geliefd. De vraag naar Lee Man Fong is onveranderd groot gebleven en de prijzen voor zijn werk hebben zich ook sterk ontwik keld. Topstukken brengen nu een veelvoud op vergeleken met toen. René de Visser van het Zeeuws Veilinghuis kan daarover meepraten: 'Het eerste schilderij dat we in 2007 van Lee Man Fong veilden, leidde er achteraf gezien toe dat we een wereldspe ler werden op het gebied van Indonesische schilderijen. Inmiddels verkochten we zo'n 25 schilderijen van deze kunstenaar, met een totale opbrengst van meer dan drie miljoen euro. Voorlopig hoogtepunt was De adelaar, welke in juni 2017 voor 450 duizend euro werd afgehamerd. Een wereldrecord voor de 28 MOESSON typische 'scroll'-vormige schilderijen van deze kunstenaar!' Lee Man Fong was drie jaar oud toen hij verhuisde van Kanton naar Singapore. Toen hij zeventien was, overleed zijn vader en werd hij kostwinner voor het gezin. Hij werkte als ont werper van advertenties en als karikatuurte kenaar. In zijn vrije tijd schilderde hij veel; dat leidde in 1937 tot een uitnodiging voor een ex positie in de Kunstkring te Batavia. Uitzonder lijk, omdat hij als enig niet-westers kunstenaar werd toegelaten. Zijn talent viel dusdanig op dat luitenant-gouverneur-generaal Van Mook hem tien jaar later de Malino-beurs toekende. Hiermee kon hij zich met Nederlandse steun verder ontwikkelen als kunstenaar in Europa. Tussen 1948 en 1950 exposeert hij in Amster dam, Rotterdam, Den Haag en Haarlem en in 1950 ook te Parijs. Recensies over deze tentoonstellingen waren enthousiast. Zo schreef Cornelis Veth bijvoor beeld in de Haagsche Courant van 15 mei 1950: In alles wat deze wonderlijk vaardige en smaakvolle kunstenaar maakt, spreekt m.i. in de eerste plaats een groot tekenaar. Dit neemt niet weg, dat de kleur bijna altijd heel mooi is, en nog minder, dat hij bij zijn fijne waar neming ook nog een fascinerende fantasie toont. Die fantasie is niet alleen gelegen in zijn motieven, doch ook in de opzet en groepering, die hem, als alles, als een zoon van zijn land doen herkennen. Bij het aanschouwen van de landschappen, zijn geestige voorstellingen van kinderen met buffels, of andere uit het verre Oosten, voelt men een suggestie, meer dan een zakelijk bekeken realiteit, en zo tovert hij, met altijd weer verrassende gratie en raakheid, bomen en water, bergen en vergezichten tot een feeërie bijeen.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2018 | | pagina 28