'Mijn vader was krijgsgevangene.
Mijn moeder was buitenkamper.
Een vrouw zonder inkomen.
Drie kinderen. Ik heb een jonger
broertje en een jonger zusje'
Ik heb toen echt Maleis leren spreken. Voor de oorlog
deed je dat alleen met de bedienden. Ik heb toen de
andere kant van de maatschappij leren kennen.
Tijdens de oorlog waren de winkels gewoon open. Ik
kreeg veel verantwoordelijkheden. Maar dat vond ik
normaal. Ik werkte met een Chinees telraam. Ik ging met
veel geld over straat, buidels vol, maar dat heb ik mijn
moeder nooit verteld.'
Na de oorlog voegde vader Emanuel zich weer bij het
gezin. Voor de oorlog werkte hij voor het kadaster in
Buitenzorg. Om aan te sterken werd hij naar Nederland
gestuurd. Zijn vrouw en kinderen gingen mee.
Ami: 'In Holland heb ik me aangemeld bij FC Haarlem.
Mijn trainer Kick Smit zag in mij een tweede Bakhuys.
Kick Smit en Beb Bakhuys speelden samen in het Neder
lands elftal.'
De zestienjarige Ami droomde van een carrière als
voetballer. Als hij door Haarlem liep, riepen ze zijn naam.
Maar vader Emanuel werd, nadat hij was opgeknapt,
weer terug naar Buitenzorg gestuurd. Daar beleefde Ami
grootse tijden als aanvoerder van het team, trainer én
voorzitter van sportvereniging Buitenzorgse Boys dat na
de soevereiniteitsoverdracht in 1949 werd omgedoopt
in Bogorse Boys. 'Als wij speelden was er geen dokar bij
het station te krijgen. Bij belangrijke wedstrijden voerde
ik het overleg met de politie.'
Door de sportvereniging had hij het druk. Hij kwam
pas thuis als de anderen al sliepen en ging dan nog zijn
huiswerk maken. Gelukkig was hij een leerling die hoge
cijfers haalde.
Ami: 'Door die sportvereniging had ik een goed zelfbe
wustzijn. Na de HBS wilde ik Indologie gaan studeren,
maar in 1949 werd die studie opgedoekt. Tijdens een
schoolreis naar het vliegveld Kemajoran keek ik naar de
opstijgende vliegtuigen en dacht ik: dat wil ik ook. Toen
heb ik een brief naar de KLM gestuurd. Op de envelop
had ik 'KLM in Den Haag' geschreven.'
De vader van een klasgenoot waarschuwde hem dat hij
in Nederland nooit piloot zou kunnen worden. Toen Ami
vroeg waarom niet, wees hij op hun huidskleur. Ami:
'Veel Indo's zullen vast dezelfde ervaring hebben. Dat is hun
realiteit. Maar ik ben nog nooit voor poepchinees of weet ik
wat uitgescholden.'
Toen de familie Emanuel in 1951 weer in Nederland kwam,
werd hij na een aantal testen aangenomen bij de Rijkslucht
vaartdienst op Ypenburg. Hij werd gekozen tot praeses van
de studenten en doorliep de opleiding met succes. Toen hij
in militaire dienst moest, meldde hij zich bij de luchtmacht.
Daar behoorde hij tot de groep piloten die de Gloster
Meteor vloog, de eerste straaljager van de Nederlandse
luchtmacht. Vervolgens kon hij meteen bij de KLM aan de
slag. Hij begon als derde vlieger-navigator en 31 jaar later
nam hij afscheid als chef-vlieger met 15701 vlieguren achter
zijn naam.
Ami: 'Ik heb heel anders afscheid genomen van Indonesië
dan de meeste Indo's. En ook mijn aankomst in Holland
verliep anders. Ik werd niet een paar klassen teruggezet. Met
mijn HBS-diploma en mijn cijferlijst werd ik meteen aange
nomen bij de Rijksluchtvaartdienst.'
Hoe anders had het kunnen lopen. 'Ik heb dat van nabij in
Indië meegemaakt. Toen de soevereiniteitsoverdracht in
1949 naderde kwam er een groep oude Indo's naar me toe:
Ami, we gaan een kumpulan houden in De Harmonie. Het
lijkt ons van belang dat jij daar met jouw jongens van de
sportvereniging komt, omdat het ook in hun belang is.
Daar vertelden ze ons dat de mogelijkheid was om naar
Nieuw-Guinea te gaan en deel te hebben aan de stichting en
opbouw van een stamland voor Indische Nederlanders. We
moesten een fonds oprichten om patjols te kopen, werktui
gen waarmee we de grond kunnen bewerken. Ik was met
stomheid geslagen. Jullie zeggen dat wij van school moeten
om te gaan patjollen?'
Eenmaal in Nederland bleef Ami altijd goede contacten met
Indonesiërs onderhouden.
'Ik ben in 1951 in de vliegopleiding begonnen samen met de
eerste vliegers van Garuda. Die werden voor hun opleiding
naar Holland gestuurd. Ik kwam tegelijk met hen uit Indone
sië. We waren even oud, even lang in Holland en ons contact
was vaak meer vertrouwelijk.'
Met een paar werd hij vrienden voor het leven. Toen hij later
chef-vlieger 747 was en ze met een vraag zaten, kwamen
ze vaak bij hem langs op het KLM-hoofdkantoor in Amstel
veen. Als ze dan weer zo met elkaar zaten te praten, dacht
hij vaak: hoe komt het dat ik niet aan de andere kant van de
tafel zit?
Laatst werd hij geïnterviewd voor het grote onderzoek naar
de koloniale oorlog door het NIOD en andere instituten.
Hij wijst op zijn boekencollectie. 'Het is allemaal al opge-
40 MOESSON