INDONESIË in Delft, waar hij later ook directeur werd. Zijn moeder, Paulina Emilia, kwam uit het geslacht Kerkhoven, dat uitgestrekte theeplantages bezat in West-Java. Bosscha had dus via zijn moeder een connectie met Indië. Die connectie zorgde ervoor dat hij in 1887 naar de kolonie kwam. De eerste zes maanden verbleef hij op de Sinagar theeplantage in Su- kabumi bij zijn oom, Eduard Julius Kerkhoven. Samen met zijn broer Jan vertrok hij daarna naar Borneo, op zoek naar goud. In 1892 keer de hij weer terug en richtte in West-Java een telefoonmaatschappij op. Intussen verdiepte hij zich meer en meer in de theecultures, wat in 1896 leidde tot zijn benoeming als direc teur van de Malabar theeplantage. Onder zijn leiding draaide de plantage miljoenen guldens aan omzet en tegen de tijd dat de Eerste Wereldoorlog was afgelopen, was Bosscha een van de rijkste en machtigste mannen van Java. Nog voordat ik zijn tombe bezocht, had ik al wel van Bosscha gehoord. Hij staat in Indone sië bekend als een filantroop en ondernemer die veel goeds heeft gedaan voor de stad Ban dung, 52 kilometer ten noorden van Pangalen- gan. Zijn geld besteedde hij aan de bouw van een school, ziekenhuis, laboratorium, universi teit en - misschien wel het meest opmerkelijke - een observatorium. In dit observatorium in Lembang staat de grootste telescoop van Indonesië. Voor veel Indonesiërs zijn Nederlandse plantage-eigenaren wrede kolonisten die hun arbeiders misbruikten en uitbuitten, maar Bosscha was juist het tegenovergestelde. Het merendeel van de plaatselijke bevolking was ongeletterd, dus richtte Bosscha in 1901 een school op waar de kinderen van arbeiders gratis konden leren lezen en schrijven. Deze school bestaat nu nog steeds. Het oorspronke lijke gebouw van hout en bamboe is gedeelte lijk afgebrand, maar de restanten doen tegen woordig dienst als museum. Ook liet Bosscha op de onderneming honderden houten huizen bouwen voor zijn werknemers. Ik besluit nog een keer naar Malabar af te rei zen. Voor de tombe zie ik een groepje fietsers staan dat er een flink aantal kilometers op heeft zitten, speciaal om Bosscha te kunnen eren. De gids vertelt dat Bosscha in 1928 is overleden in Malabar, een paar jaar nadat hij tot ereburger van Bandung was benoemd vanwege zijn bijdragen aan de gemeenschap. Het verhaal gaat dat hij van zijn paard viel en daarbijj zijn been verwondde. Hij kreeg een tetanusinfectie en werd vervolgens ernstig ziek. De fietsers en ik waren ook erg onder de indruk van het feit dat Bosscha vloeiend Soendanees sprak. Logisch eigenlijk, want de meeste van zijn werknemers waren van die komaf. De volgende ochtend motregent het op de plantage. De theeplanten zijn bedekt met een dun laagje mist vanwege het koude weer. Stapvoets rijd ik naar het laatste stukje erfgoed van Bosscha dat ik wil bezoeken: zijn huis. Het tropische huis heeft één verdieping, met een schoorsteen erop, en wordt omringd door een grote tuin. Pak Ujang, de huismees ter, laat me binnen en geeft me toestemming om rond te kijken. Ik verwonder me over het interieur: het ziet er nog net zo uit als toen Bosscha nog leefde. Er staat een oude piano die een vreemde aantrekkingskracht op me heeft. De piano en de rotan stoel die ervoor staat, zijn goed geconserveerd, maar hebben toch iets griezeligs. Het lijkt alsof Bosscha nog steeds in zijn huis ronddoolt en af en toe op die piano speelt. Misschien slaat mijn hoofd een beetje op hol; ik ben ook helemaal alleen in dat oude huis. Net als Bosscha vroeger, want hij had besloten om nooit te trouwen. Ik loop de achterdeur uit, waar Pak Ujang me glimlachend staat op te wachten. Hij moet wel aan mij zien wat ik net heb meegemaakt, maar toch begint hij enthousiast nog een spookver haal over Bosscha te vertellen. Hoewel ik niet alle verhalen over de geest van Bosscha serieus neem, realiseer ik me wel dat deze man, ook al is hij meer dan negentig jaar dood, nog steeds springlevend is in de harten van de mensen die op de Malabar plantage wonen. Misschien komt het door zijn vriende lijke karakter en gulheid of misschien, zoals Pak Upir me eerder vertelde, doordat het zijn laatste wens was om voor altijd in Malabar te blijven, de plek waar hij zo van hield. Het lijkt erop dat die wens is uitgekomen. MAART 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2019 | | pagina 23