'PILLBOXEN WERDEN OVERAL IN DE ARCHIPEL GEBOUWD OM VERDEDIGINGSLINIES TE VORMEN' Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) nam het goede idee over in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Pillboxen wer den overal in de archipel gebouwd om verde digingslinies te vormen. Op Ambon werden de pillboxen gegroepeerd rond het pas aangeleg de vliegveld bij het plaatsje Laha (waar nu nog steeds het Pattimura vliegveld is), bij het stra tegisch liggende Paso, waar twee landengten samenkomen, en bij Amahusu aan de kust van de baai waar het KNIL de eventuele landing van de Japanners verwachtte. Ambon werd verdedigd door ongeveer 2.600 KNIL-militairen, de meesten Indonesisch, waaronder ook Molukkers. De Nederlandse strijdmacht werd op 17 december 1941 boven dien versterkt met de Australische Gull Force, bestaande uit zo'n 1.150 man. Volgens de eigen commandant, luitenant-kolonel Leonard Roach, was dit oorspronkelijk bij Darwin gele gen onderdeel onvoldoende getraind en be wapend. Hij had sowieso twijfels bij zijn missie, die slechts was gericht op het even ophouden van de Japanners. Over hoe zij dat moesten doen, was niet gecommuniceerd. En over wat er met hem en zijn mannen verder zou gebeuren, bekommerde het opperbevel zich niet. Hij maakte zijn terechte zorgen kenbaar aan het hoofdkwartier, dat snel tot actie over ging. Roach werd van zijn functie ontheven en vervangen door luitenant-kolonel John Scott. Twee weken voor de Japanse invasie. Dat een Japanse aanval een zekerheid was, werd duidelijk op 7 januari 1942 toen Japanse vliegtuigen voor het eerst het vliegveld bij Laha bombardeerden. Als gevolg daarvan we ken in de loop van de maand de niet vernietig de Nederlandse vliegtuigen uit naar Australië. Uit de eveneens gebombardeerde marine haven bij Halong (niet ver van Kota Ambon), vluchtten de laatste geallieerde vaartuigen. Zonder steun vanaf het water, en vooral vanuit de lucht waren de kansen voor de verdedi gers tot het minimum gedaald, moet ook de Nederlandse commandant van het KNIL, luite nant-kolonel Joseph Kapitz hebben geweten. De Japanners wisten het in ieder geval; ze waren zeker van hun zaak. Hun commandant, generaal Takeo Ito, had in zijn opmars ingecal culeerd dat Ambon op 6 februari in Japanse handen zou zijn. Dat zou uiteindelijk al 3 februari worden. Zijn troepen landden in de nacht van 30 op 31 januari 1942 onverwacht en ongehinderd op het strand bij Hitu Lama. Die Japanse landingsdivisie rukte vervolgens op naar het vliegveld Laha. Aan de andere kant van het eiland, bij Hutumuri, ondervond een tweede landingsactie ook geen weerstand. De Japanse luchtmacht had van tevoren waarge nomen waar de stellingen van de verdedigers lagen. Waarschijnlijk ook waren er spionnen voor de oorlog actief geweest. Zo ging de vij and goed geïnformeerd en efficiënt ten strijde. Japanse overmacht In totaal zette de Japanners 5.300 infante risten in, nog aangevuld met een onbekend aantal mariniers. Die goed bewapende en gevechtservaren overmacht werd daarbij adequaat ondersteund door de eigen marine en luchtmacht. De groep die bij Hutumuri was geland, trok met lastpaarden door de jungle en over de heuvels om Kota Ambon in de rug te nemen. Onderweg stuitten zij zowaar nog op weerstand van het KNIL, onder meer op de 950 meter hoge 'berg' Serimau boven Kota Ambon bij het dorp Soya di Atas waar een verdwaalde pillbox stond opgesteld. Tweede luitenant Agriga Yu en een aantal van zijn manschappen vonden daar de dood. De volgende ochtend, op 1 februari, maakten de Japanners echter korte metten met de weer stand bij Soya. Het KNIL kon bij Paso weinig verzet bieden. De stellingen, met name de pillboxen, stonden verkeerd opgesteld. Op een aanval in de rug vanuit Hitu Lama was niet gerekend. Nog de zelfde dag zag luitenant-kolonel Kapitz dat het over was; het KNIL op Ambon capituleerde. Maar dat wisten de Australiërs niet. Het was de Japanners gelukt om een wig te drijven tussen de voornaamste KNIL- en Australische eenheden. De laatsten hadden bovendien waarschijnlijk de telefoonverbinding vernie tigd, opdat die niet in handen van de vijand zou vallen. Daardoor was er geen onderlinge communicatie meer mogelijk. De Australiërs bleven hun posten (en pillboxen) bemannen bij Laha en Amahusu. Bij het vliegveld was de verdediging zo hevig dat de Japanners zich aanvankelijk met medeneming van doden en gewonden moesten terugtrekken. Maar in de ochtend van 2 februari zag verdedigend com mandant Newbury dat hij slechts kon beschik ken over 150 vermoeide soldaten, waarop hij zich overgaf. Hij had zich beter kunnen dood vechten, want hij en nog zo'n driehonderd krijgsgevangen Australische en KNIL-soldaten werden een paar dagen later alsnog vermoord. Zij werden geblinddoekt en vervolgens gruwe lijk onthoofd of gebajonetteerd. Thomas Doolan Aan de overkant van de baai, in Amahusu, zagen de Australische troepen de Japanse vlag wapperen op het vliegveld bij Laha, en ze vernamen nu pas dat het KNIL zich al had overgegeven. Aanvankelijk trokken zij zich nog terug in het plaatsje Eri, waar de letterlijk en figuurlijk uitgeputte strijdmacht de volgende ochtend, op 3 februari toch niet anders kon doen dan de witte vlag hijsen. Niets valt de KNIL- en Australische soldaten te verwijten. Zij waren bij voorbaat kansloos, maar weerden zich tegen beter weten in. De dapperste wellicht Thomas Doolan, een Aus tralische soldaat van 24, die toen zijn eenheid zich terugtrok als enige achterbleef bij Kota Ambon om de naderende Japanners nog wat op te houden. Bewapend met een geweer, pistool en zes handgranaten vocht hij tot de dood. Er gaat het verhaal dat zijn verminkte lichaam als afschrikwekkend voorbeeld moest blijven liggen van de Japanners. Maar in het 42 MOESSON

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2019 | | pagina 42