LETTEREN
Om vijf uur 's morgens, op de laatste dag van het jaar 1874, trok Hans met de
troepen uit Oleh Leh op en Anton en Sjakko vielen vanuit Kota Radja aan, met
als doel Longbatta. Longbatta was de verblijfplaats van de belangrijkste Atjese
hoofden, waaronder de onverzettelijke vorst Panglima Polem, en was, gelegen
aan de rand van uitgestrekte rijstvelden, een belangrijke voorraadschuur voor de
Atjeeërs. Voor de Nederlanders was Longbatta belangrijk om de insluiting van
Kota Radja te doorbreken. Pel voerde het oppercommando.
DE VESTINGARTILLERIE bezaaiden
DOOR BERT WENINK ILLUSTRATIE REMONA POORTMAN-DE ROOS
de kampongs ten zuiden en westen van de
Kraton met granaatvuur. Het optrekken langs
twee verschillende routes was een effectieve
tactiek, want hoewel de gevechten onderweg
fel waren, viel de tegenstand in vergelijking
met eerdere slagen mee. Reikhalzend keken
de mannen uit naar door het granaatvuur
verwoeste kampongs en geblakerde landerijen
als teken van hun macht, die echter tegelij
kertijd wegwijzers waren voor de kortste weg
naar het slagveld dat hun zoveel angst inboe
zemde. Zo marcheerden ze vol tegenstrijdige
gevoelens verder.
Pel had de klassianen, soldaten die meerdere
keren tegen de krijgstucht hadden gezondigd,
in de spits geplaatst. Blijkbaar wilde Pel van ze
af. Hun rang was ze afgenomen, de blinkende
knopen van hun pak waren als uiterlijk teken
van schande met doffe stof overtrokken, ze
waren in de donkerste uithoek van het leger
gedropt, een aparte klasse van discipline.
De straf, meestal opgelopen als gevolg van
drankmisbruik, duurde in principe vier maan
den. Zondigde je in die periode opnieuw, dan
begonnen die vier maanden weer van voren
af aan. Meetellen voor je diensttijd deden de
strafmaanden niet en zo kwam het voor dat ie
mand zes of twaalf jaren extra diende en toch
uiteindelijk de dienst zonder pensioen verliet.
Vanaf ongeveer half zes, het moment dat de
ergste duisternis week, begonnen de scher
mutselingen. Vanuit de mist die boven de
rivier en de sawa's hing floten de kogels de
Nederlanders om de oren, als zwermen agres
sieve bijen gonsden ze om hun hoofden. Ieder
schot deed de dichte nevel even trillen. Onwil
lekeurig krompen de mannen telkens in elkaar,
hoewel dat geen zin meer had, want als je een
kogel hoorde fluiten was hij al voorbij. Duizen
den schaduwen dansten en schreeuwden in de
schemerige verte, maar op de meeste plaatsen
trokken de Atjeeërs, zo gauw de Nederlanders
opdoemden, zich snel terug, bang tussen de
twee vuren van de gescheiden naar Longbatta
optrekkende colonnes terecht te komen. Stap
voor stap drongen de Nederlanders voor
waarts. Achtergelaten Atjese huizen veran
derden in felle fakkels die het pad waarlangs
de Nederlanders optrokken markeerden. De
troepen stootten snel door en onverwacht
werd zonder al te veel moeite de Missigit van
Longbatta genomen. Het behaalde succes
overtrof alle verwachtingen. Het directe doel
was bereikt! Maar de bij Longbatta behorende
gebieden waren uitgestrekt en daar waren de
Atjeeërs nog niet verdreven.
Pel bevond zich iets achter het front. In de
voorhoede had een van zijn bevelhebbers, ma
joor Van der Meer, een benteng bij Longbatta
veroverd en hield die bezet. Pel zond hem
orders om de in zuidoostelijke richting gelegen
kampongrand te onderzoeken, het terrein
APRIL 21