'Vanuit moeders kant ben ik Indisch. Zij is
naar Nederland gekomen toen ze 1 was, in
1954. Mijn Indische opa en oma zijn in Padang
geboren op Sumatra. Mijn opa zat bij het KNIL,
hij had een Javaanse voormoeder en een
Nederlandse vader die ingenieur was en aan
bruggen bouwde. Mijn oma heeft veel Chinese
invloeden.
Mijn vader is een echte Drenth. Ikzelf ben
opgegroeid in Purmerend. Vanuit mijn ouders
speelde religie geen grote rol vroeger. Mijn
vader was van huis uit katholiek, mijn moeder
heeft veel van de goena-goena meegekregen,
wat ze altijd heel eng vond, dus zij moest niets
van spiritualiteit hebben. Maar kennelijk was
mijn opa ook geïnteresseerd in de Islam; mijn
ooms vertelden dat ze hem weleens allahu
akbar hebben horen zeggen. Ook zagen ze
Arabische teksten en een koran liggen.
Het Indische is altijd in mijn omgeving
geweest. Indisch koken heb ik alleen niet
meegekregen; ons Indisch eten haalden we bij
de toko. Dat ben ik mezelf gaan leren. Toen ik
Bilal, mijn Marokkaanse man, leerde kennen
kookte ik heel veel Indisch. Nu, met twee
kinderen, gebeurt dat minder. Wij laten onze
kinderen wel spelenderwijs kennismaken met
onze cultuur en religie.
Ik heb mijn man leren kennen via de docen
tenopleiding, hij is van huis uit moslim. We
werken inmiddels allebei als docent, ik geef
het vak Burgerschap. We raakten in gesprek
en vonden herkenning in elkaar. In die periode
las ik ook het boek van Tariq Ramadan: In de
voetstappen van de profeet. Hij schrijft over
hoe je de lessen van de profeet Mohammed
in het nu kunt toepassen. Ik ontdekte veel
overeenkomsten tussen de Islamitische en de
Indische normen en waarden. Bijvoorbeeld als
het gaat om de rol van familie: familie gaat
altijd voor. En: houd rekening met anderen.
Ik ga alleen naar de moskee tijdens speciale
gelegenheden. Op dit moment voel ik me nog
niet klaar om een hoofddoek te dragen. Ik voel
ook niet binnen mijn geloofsgemeenschap dat
dit van mij wordt verwacht. Het geloof begint
in je hart. Ik ben me sinds mijn bekering erg
bewust geworden van de dingen die ik doe:
ik vind het belangrijk dat mijn intentie juist is.
Ook voel ik me elke dag dankbaar voor wat ik
heb.
Wat ik niet begrijp is de manier waarop som
mige Nederlanders, en met name ook Indische
Nederlanders, zoals Wilders en Baudet, zich
uitspreken over de Islam. Juist gezien hun
migratieachtergrond en de manier waarop In
dische mensen werden verwelkomd, zouden zij
beter moeten weten. Alles wordt op één hoop
gegooid. Dat alle moslims vrouwen zouden on
derdrukken, dat het dragen van een hoofddoek
per definitie een vorm van onderdrukking is.
Voor veel moslima's is het juist ook bevrijdend
om een hoofddoek te dragen: ze ervaren zo
dat het er niet om gaat hoe je eruitziet maar of
je een goed karakter hebt. Wanneer vrouwen
worden onderdrukt, is dit in veel gevallen
eerder cultureel bepaald, en niet per se gelinkt
aan religie. Hetzelfde geldt voor extremisme:
met mijn Islam heeft dit niets te maken.'
28 MOESSON