VLAK NA
DE SOEVEREINITEITS
overdracht SCHREEF JAN BOON
ONDER ZIJN PSEUDONIEM TJALIE ROBINSON
tal van columns over het straatleven in het
vooroorlogse Batavia en in het Djakarta van
de jaren vijftig - Jakarta vanaf de nieuwe
spelling in 1972. Zijn korte stukken proza die
werden geplaatst in het Nederlandstalige blad
de Nieuwsgier kregen uiteindelijk een plek in
twee boeken met de titel Piekerans van een
straatslijper. Het woord piekeran verwijst naar
de gedachtespinsels en overpeinzingen die
iedereen wel heeft bij bepaalde gebeurtenis
sen en omstandigheden in het leven.
SPELREGELS
Robinson schreef veel piekerans over de hok
jesgeest van de Nederlands-Indische samenle
ving. Hij kon weliswaar in zijn kindertijd buiten
op straat eindeloos (stiekem) experimenteren,
zijn nieuwsgierigheid de vrije loop laten en
avonturen. Maar binnenshuis, op school en la
ter in zijn werkkring, diende hij zich te houden
aan de genadeloze spelregels van de rangen
en standenmaatschappij.
In de hoedanigheid van straatslijper, van
beroepsslenteraar, omschreef hij zijn vrienden
kring in een van zijn verhalen als volgt: 'Denk
ik bijvoorbeeld aan het clubje, waarmee ik
een tijdlang regelmatig in de kali bij Mangga-
rai ging zwemmen, dan constateer ik dat dit
keurkorps bestond uit Si Kees (zoon van een
grootmajoor), Mozes (zoon van een Ambone-
se spandrie), Aram (zoon van een Armeense
melkboer), Kakeh (vader onbekend), Osman
(dito) en Nono (idem).'
KLOPPARTIJ
De onderlinge competitie om de beste of
sterkste te zijn, was een belangrijk aspect van
het vooroorlogse straatslijperschap. 'Ik vind
het toch jammer dat onze jongens mekaar niet
meer op de kop timmeren. Ik heb in geen jaren
een lekkere kloppartij gezien. Terwijl je 25 en
meer jaren geleden maar op bepaalde tijden
naar bepaalde plekjes in Betawie toe hoefde
te wandelen om een gratis boksmatch te aan
schouwen.' Robinson noemt vervolgens een
aantal populaire locaties, 'kampplaatsen der
jonge goden' genoemd, waar in zijn jeugdjaren
gedenkwaardige vechtpartijen plaatsvonden.
'Op Mèstèr had je het zijveldje van het Gene
raal Staalplein, Kebon Pala, en De Hoopkade
bij Manggarai.'
Begin jaren vijftig zijn alle Nederlandse
straatnamen in Djakarta verdwenen. Ze zijn
hernoemd en dragen onder andere de namen
van vrijheidsstrijders tegen de koloniale over
heersing. Het Generaal Staalplein werd Jalan
Jenderal Urip Sumoharjo I. Van een pleintje is
al lang geen sprake meer. De Hoopkade werd
Jalan Slamet Riyadi IV. De straat ligt direct aan
de rivier de Ciliwung en is anno nu aan beide
zijden volgebouwd. Waarschijnlijk vonden de
knokpartijen aan de waterkant plaats waar in
het verleden nog geen bebouwing bestond.
Niet alleen straatnamen ondergingen een
verandering, maar ook historische monu
menten als Hotel des Indes en de Harmonie
zouden het op den duur moeten ontgelden.
Het laatste niet uit antikoloniale rancune, maar
omdat stadshervormingen de verwijdering van
de panden noodzakelijk maakten.
LAMAARWAAIEN
De jaren na de soevereiniteitsoverdracht kreeg
Djakarta te maken met een spectaculaire
inwonergroei. Telde de stad in 1945 nog rond
de 600 duizend inwoners, in 1950, slechts vijf
jaar later, telde Djakarta 1,5 miljoen inwoners.
De grote stromen nieuwkomers zorgden voor
grootschalige problemen met huisvesting en
infrastructuur. Iets wat Robinson natuurlijk
niet ontging. Hij zag met lede ogen aan hoe
elk open stukje grond volgeplempt werd met
villaatjes, krotjes of handelskasteeltjes. Aange
zien het stadsbestuur de nieuwe Djakartanen
moeizaam kon onderbrengen, vond er veel ille
gale bouw plaats. 'Er komt eerst een zij-afdakje
aan het huis. Ach zo maar twee bamboes als
stutten en een lamaarwaaiendakje van atap of
zink. Dan worden de stutten steviger en het dak
wordt echt. Van pannen. En er komt een likje
verf op en dan een cementen vloertje op moe
der aarde. En dan een zijwandje links en dan
nog eentje rechts. En eentje ervoor met een
deurtje erin: tjoep! Huisvestingsprobleem opge
lost.' Na de uitbreiding van het huis volgde een
soortgelijke tactiek om een paar meter van de
straat te veroveren. Met veel geduld kon er zo
een behoorlijke terreinwinst worden geboekt.
Ook in het huidige Jakarta is het 'ongemerkt
uitbreiden' nog steeds een gegeven. Het vinden
van een betaalbare woning is immers niet
eenvoudig.
De gehanteerde bouwstijlen en het klakke
loos uit de grond stampen van allerlei soorten
bouwsels in die jaren, wekten bij Robinson
bevreemding. 'Ajo maar, kotjok al die stijlen en
zet alles maar door en tussen en achter mekaar.
Maisons des modes naast bengkel-speda's
(fietsenmakers), koffiehuizen naast kerken.'
BUURTSUPER
In het verhaal 'Zwerftochten door Nieuw
Djakarta' rept Robinson over de Oranjeboule
vard, de huidige Jalan Pangeran Diponegoro.
De leider van de opstand tegen het Neder
lands-Indisch bestuur die van 1825 tot 1830
plaatsvond en de geschiedenisboeken in zou
gaan als de Java-oorlog. Het woord boulevard
doet denken aan schaduwrijke bomen langs
een brede weg en villa's met ruime, bloemrijke
gazons. En zo heeft het er ook daadwerkelijk
eens uitgezien.
Midden op één van die gazons verrees een
bioscoop die een oude, statige villa naar de
achtergrond zou drukken. In de loop van
de jaren zou er nog veel meer nieuwbouw
gepleegd worden en verloor de straat zijn oor
spronkelijke karakter. Aan de Jalan Pangeran
Diponogoro liggen tegenwoordig, naast enkele
kolossale woonhuizen, voornamelijk banken,
overheidsgebouwen en ambassades. Wegge
stopt achter hoge hekwerken van beton en
staal en bewaakt door altijd oplettende, wit
gehelmde securitymedewerkers.
Niks aan deze straat doet meer denken aan
wat Tjalie Robinson ooit op zijn netvlies heeft
gehad. Dat geldt eigenlijk voor grote delen
van Jakarta, dat nu 10 miljoen inwoners telt.
Indo's die de stad om nostalgische redenen
bezochten en op de plek van hun ouderlijk
huis een buurtsuper aantroffen of zagen dat
de straten uit hun jeugdjaren onherkenbaar
veranderd waren, kunnen er over meepraten.
CLASH
Of Robinson al die grootse veranderingen in
zijn stad als schokkend heeft ervaren, blijft in
22 MOESSON