'WiJ HEBBEN NU DE NEIGING OM INDIE ALS EEN MOOIE HERINNERING UIT ONZE KINDERTIJD ALS IETS GOEDS UIT TE VERGROTEN, TEMPO DOELOE IS DAARMEE NIET ALLEEN DE NAAM VAN EEN TIJDPERK, MAAR OOK VAN EEN KINDERFANTASIE. HET GOEDE UITVERGROTEND, HET NARE VERDRINGEND' Het is een gure dag in februari als ik met Remco Raben, hoogleraar (post-)koloniale geschiedenis, over een verlaten stationsplein in Lelystad richting de aanleuningwoning van Guus Cleintuar loop. Zeven minuten afstand geeft Google Maps aan en de app navigeert ons over een bedrijventerrein en een fietspad waarlangs een rij kale bomen in gevecht lijkt met de wind. We komen niemand anders tegen. Ik vind het een pijnlijk idee dat iemand die is opgegroeid in de tropen, zijn oude dag moet doorbrengen in de kou en met uitzicht op de polder. Toch lijkt Guus Cleintuar niet weg te kwijnen in zelfmedelijden. Als de 94-jarige van achter zijn rollator de deur voor ons opendoet, maakt hij een heldere indruk. Zijn spraak gaat dan wel wat achteruit en zijn gezondheid laat hem soms in de steek, maar de econoom en Indo-voorman toont zich een scherp denker. Hij volgt het nieuws en alle discussies rondom Indië op de voet. Naar aanleiding van het pamflet Tempo Doe- loe, een omhelzing dat schrijver Kester Freriks eind 2018 publiceerde, schreef Cleintuar een verontwaardigde brief aan de NRC. Op zijn in zending kwam van de krant geen reactie, maar een vriendin van hem nam de brief mee naar het Indisch Herinneringscentrum. Daar werd hij voorgelezen tijdens een discussiebijeen komst over dekolonisatie, waarbij Remco en ik als panelleden aanwezig waren. 'Wij hebben nu de neiging om Indië als een mooie herin nering uit onze kindertijd als iets goeds uit te vergroten', schrijft Cleintuar. 'Tempo Doeloe is daarmee niet alleen de naam van een tijdperk, maar ook van een kinderfantasie. Het goede uitvergrotend, het nare verdringend.' Guus Cleintuar, de man die in de jaren zestig al schreef over Indische identiteit en een tijdlang met Tjalie Robinson in de kern van de Tong Tong groep actief was, bleek met deze email aan NRC springlevend en nog altijd te beschik ken over een scherpe pen. Een week nadat zijn brief ons onder de ogen was gekomen bracht Remco mij een van Cleintuars werken. Een pamflet met de titel Indische Nederlanders - een ontheemde bevolkingsgroep zonder toe komstbeeld, geschreven in 1961, maar pas tien jaar later uitgegeven door Moesson. Nadat wij het boekje beiden hadden gelezen, kwamen we tot dezelfde conclusie: wat Cleintuar in 1961 schreef, is anno 2019 nog altijd actueel en be langrijk. Genoeg reden om onszelf in Lelystad bij hem uit te nodigen. Als we ons geïnstalleerd hebben in de woon kamer - in de zithoek naast een goedgevulde boekenkast - spreekt onze gastheer zijn verbazing uit. Hij had niet meer verwacht dat zijn werk op zijn oude dag nog aandacht zou krijgen en dat zijn woorden door jongere ge neraties zouden worden opgepikt. 'Op internet staat dat Tjalie Robinson en ik de pioniers zijn van het Indische in Nederland. Dat is een eer, maar soms vraag ik me af: pioniers van wat?' We lachen wat ongemakkelijk. Het klinkt niet erg bevredigend als een 94-jarige zich moet afvragen of datgene waar hij zich voor heeft ingezet wel is overgekomen. 'Maar het boekje dan', begint Remco. 'Dat is een belangrijk werk, ook nu nog.' Cleintuar laat die woorden even tot zich door dringen en vertelt dan dat hij in 1961 met Indische Nederlanders, een ontheemde bevol kingsgroep de eerste was die een historisch overzicht schreef over Indische Nederlanders - beknopt - als aanzet tot een bredere studie. In het boekje behandelt hij het ontstaan van de Indo - als resultaat van contacten tussen Europe se mannen en Indonesische vrouwen - en legt de positie van deze groep gemengdbloedigen in de kolonie uit. Vervolgens trekt hij hun positie door als basis voor de keuze om na de Indonesische onafhankelijkheid naar Nederland te migreren. Hij gaat in op hoe het de groep vervolgens in het nieuwe land is vergaan en spreekt de hoop uit op een nieuwe koers, waarbij de Indo zijn eigen identiteit mag uitdragen en daarmee de samen leving in Nederland kan verruimen. Cleintuar gaf de Indische gemeenschap daarmee niet alleen een geschiedenis, maar liet ook zien hoezeer het Indische een eigen waarde had, voor elkaar en voor de Nederlandse samenleving. 'Ik vond dat toen nodig', legt hij uit. 'Ik schreef het in eerste instantie niet voor Indo's. Ik wilde juist dat het Indische verhaal buiten Indische kringen bekend zou worden.' Het stuk had in een bundel moeten verschijnen, maar die is er om onbekende redenen nooit ge komen. Het manuscript lag vervolgens tien jaar in een la, totdat Tjalie Robinson er om vroeg. Die heeft het vervolgens bij Moesson uitgegeven, in 1971. Cleintuars tekst kreeg daarmee alsnog een Indisch publiek. 'Dat was ook goed. Het is belangrijk dat Indische Nederlanders iets van hun eigen geschiedenis weten. Dat is de basis voor de toekomst.' Toch kreeg hij minder reacties op de publicatie dan hij van te voren had verwacht, vertelt hij. Er was wel een aantal mensen die er per brief op reageerden en een enkeling verbaasde zich over het feit dat de Indo ook eigen geschiede nis bleek te hebben, maar een brede discussie bracht het pamflet niet op gang. Wellicht was de tijd er niet rijp voor of - zoals Cleintuar stelt 30 MOESSON

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2019 | | pagina 30