HET JAAR 1919
POLITIEK
De oprichting van het IEV was van grote
betekenis voor de ontwikkeling en oriëntatie
van vooral middenklasse Indo-Europeanen.
De verdediging van de Europese status was
een fundament onder het IEV. Hoe begrijpelijk
het ook was, versterkte het wel het 'koloniale'
karakter van de Indo-Europese gemeenschap.
Het IEV wilde een dam opwerpen tegen
de gelijktrekking van Indo-Europeanen en
Indonesiërs, en in zekere zin tegen de ethische
ambities van de koloniale regering. Het IEV
was dan ook niet alleen maar een emancipa
tiebeweging, maar een organisatie ter verdedi
ging van het koloniale onderscheid tussen de
bevolkingsgroepen. Het IEV haakte zich vast
aan de privileges en onderschreef weliswaar
de associatiegedachte - de opheffing van de
Indonesiërs - maar koos voor alles de weg van
geleidelijkheid. Niets mocht het groepsbelang
van de Indo-Europeanen in gevaar brengen.
Het IEV ontstond in een tijd waarin allerlei
belangengroepen in de Indische samenleving
zich begonnen te organiseren, zoals vakbon
den, vrouwenorganisaties, emancipatiebewe
gingen en lobbygroepen. Binnen die wildgroei
van verenigingen en organisaties werd het IEV
wel een van de grootste. Het voldeed duidelijk
aan een sterke behoefte onder Indo-Europe
anen om de eigen belangen te verdedigen.
Meteen na oprichting stroomden de leden
toe. Op zijn hoogtepunt, begin jaren dertig,
verenigde het zo'n vijftienduizend huishou
dens, weliswaar een minderheid van de ruim
tweehonderdduizend Indo-Europeanen in
Indië, maar toch aanzienlijk.
Het IEV kon zijn invloed politiek laten gelden.
In 1917 was de Volksraad opgericht, een
adviesorgaan voor de koloniale regering met
gedeeltelijk gekozen vertegenwoordigers. Het
IEV vond een bondgenoot in de Politiek Eco
nomische Bond, een conservatieve groep bin
nen de Volksraad. Het IEV bleek een belang
rijke stemmentrekker. Hun stembusakkoord
maakte hen de grootste fractie in de Volks
raad. Dat het IEV zoveel stemmen en leden
trok, kwam omdat er voor de Indo-Europese
middenklasse reden voor alarm was. Niet al
leen werd na de Eerste Wereldoorlog het leven
door de inflatie veel duurder, maar ook kregen
steeds meer Indonesiërs de bureaubaantjes
die voorheen vooral door Indo-Europeanen
waren bezet. Het IEV probeerde de positie van
Indo-Europeanen te verbeteren door tegen
gelijkschakeling van de salarissen van Indone
siërs en Indo-Europanen te protesteren en te
hameren op het belang van onderwijs voor de
Indo-Europeanen.
Daar bleef het niet bij. Toen door de econo
mische recessie en de enorme overheidsbe
zuinigingen in de jaren dertig duidelijk werd
dat het gouvernement niet eeuwig de paraplu
boven de Indo-Europese gemeenschap zou
houden, zocht het IEV naar andere wegen. Het
probeerde, met enig succes, Indo-Europeanen
aan te zetten andere beroepen te bekleden, in
de landbouw of het leger. Toch bleven veel In
do-Europeanen afhankelijk van de overheid en
bleven ze zo aan het koloniaal elastiek hangen.
AUTONOMIE
Niet alles draaide om onderwijs en ambtena
rensalarissen. Het IEV droeg, naast het behoud
van de Europese privileges, nog een ander ele
ment in zich dat al lang in Indo-Europese krin
gen speelde: de wens om de autonomie van
Indië ten opzichte van Nederland te vergroten.
Niet voor niets hadden de eerste geluiden
voor meer autonomie eind negentiende eeuw
in de Jong-Indiëbeweging geklonken. Ook
kwam de eerste roep om onafhankelijkheid in
1912 vanuit de Indische Partij, die onder leiding
stond van de Indo Ernest Douwes Dekker. En
al ging dat voor de meeste Indo-Europea
nen te ver, de wens om onder de betutteling
van Nederland uit te komen was een logisch
gevolg van een Indische geboorte.
Het autonomiestreven raakte na de oprich
ting van het IEV wat uit beeld. Onderwijs en
behoud van privilege hadden prioriteit. In
1921 kreeg de actie 'Autonomie voor Indië'
dan ook geen steun van het IEV. En toen,
tien jaar later, de stem van de Indonesische
nationalisten steeds sterker begon te klinken,
zocht het IEV zelfs aansluiting bij de meest
conservatieve Nederlandse krachten in Indië,
de Vaderlandsche Club, die de belangen van
de Nederlandse expats in Indië vertegenwoor
digde. Misschien lijkt de alliantie met het witte
eigenbelang een vreemde wending, maar VC
en IEV vonden elkaar in de afkeer van het
radicale Indonesische nationalisme en het
loonbeleid van de regering. De samenwerking
liep echter op een fiasco uit, omdat de witte
VC'ers er uiteindelijk geen moeite mee hadden
dat - goedkopere - Indonesische ambtenaren
de plekken van de Indo-Europeanen innamen.
Toch hield het IEV altijd nog iets van het auto
nomiestreven in zich. Dat bleek bijvoorbeeld in
1936, toen het lid van de Volksraad Soetardjo
Kartohadikoesoemo een voorstel indiende
om van Indië een zelfstandige plaats in het Ko
ninkrijk te geven. Met steun van het IEV kreeg
het voorstel een meerderheid in de Volksraad,
maar de regering in Den Haag schoot het af.
Deze wending naar autonomie was laat, mis
schien wel te laat en in elk geval was het geen
totale ommezwaai.
Het IEV ging gebukt onder een fundamentele
en eigenlijk onoplosbare tweeslachtigheid.
Aan de ene kant was er de behoefte of nood
zaak om aan de Europese voorrechten vast te
houden; aan de andere kant het diepgewortel
de gevoel dat Indië het eigen land was. Wilde
het aan de ene kant de wens tot autonomie
steunen, aan de andere kant kon het zich niet
losmaken van zijn Europese status. Dat leidde
in de jaren dertig tot een interessante maar
machteloze theorie over de positie van de
Indo-Europeanen in het emanciperende Indië.
In die jaren ontwikkelden voormannen van het
IEV, bovenal zijn voorzitter Dick de Hoog, het
idee dat Indo-Europeanen een bemiddelende
functie vervulden tussen westerse verworven
heden en Indonesische emancipatie. De Indo
Europeaan had een gidsfunctie. Het grote
probleem was dat Indonesische nationalisten
dat punt allang gepasseerd waren. Dat zou
JULI 43