PERSOONLIJK
leger heeft ons in Cheribon overgedragen aan
de Nederlanders. Ik denk dat wij zijn uitgewis
seld voor Indonesische militairen.'
Vervolgens belandden we in kamp Manggarai,
in Batavia. Op een dag kwam mijn oom John,
de broer van mijn moeder, langs. Hij vertelde
dat mijn vader in de kazerne in Glodok zou
zitten. Mijn oom heeft mij meegenomen, we
zijn meegelift met jongens van de Konink
lijke Landmacht, en ik kwam in een zaal vol
bedden met militairen. Indische jongens. Mijn
oom wekte mijn vader', tranen springen nu in
de ogen van Rob. 'En mijn vader zegt tegen
mijn oom: "Hai John, hoe gaat het?" Mijn oom
antwoordt: "Goed. Ik heb een mannetje voor je
meegenomen en dat is Robbie." Toen zag mijn
vader mij pas. Natuurlijk omhelsde hij mij en
riep door de zaal: "Jongens, jongens, kijk, kijk,
dit is mijn zoon!" Niet veel later konden we
met onze vader wonen in Molenvliet, waar het
kamp was voor getrouwde militairen.'
Terug
Rob vervolgt: 'In 1948 demobiliseerde mijn
vader en ging terug naar de plantage in
Klaten; hij ging later werken bij Caltex. Op een
morgen in 1956 lukte het niet om zijn wagen te
starten. Ik moest achter het stuur zitten en de
koppeling intrappen. In zijn eentje heeft hij die
zware auto geduwd. Misschien was dat een te
grote inspanning.'
Hans: 'Mijn moeder heeft verteld dat hij 's mid
dags thuiskwam en dat hij haar zei dat hij even
ging liggen, want hij voelde zich moe. Hij is
overleden in zijn slaap, hartfalen. Onze moeder
besloot toen met ons naar Nederland te gaan.
Zij zag geen toekomst voor ons in Indonesië.
Als je erover terugdenkt, heeft zij dat goed
gezien, en is het geweldig hoe vastbesloten zij
daarin was.'
Hans blijft altijd in de buurt van zijn moeder
wonen, die de leeftijd van 98 bereikt. Hij vindt
emplooi bij de grote bedrijven in de regio:
Stork en later Holland Signaal. Rob werkt
voor Shell totdat hij in 1968 een advertentie in
Panorama ziet met de kop 'Kom naar Canada'.
Hij overlegt met zijn vrouw en zij gaan. Ook
in Canada werkt hij voor oliebedrijven en op
latere leeftijd is hij actief als voorganger in de
Pinkstergemeente.
Beide broers zijn terug geweest in Indonesië.
Hans: 'Voor mij was dat in 1979 en tot nu toe
is dat mijn mooiste vakantie geweest, serieus.
Toen we geland waren in Jakarta en we door
die stad reden, rook je de brandstof die ze in
de eetstalletjes gebruiken. Toen wist ik: dat
heb ik eerder geroken. We zijn ook bij het
graf van mijn vader geweest. Dat was heel
emotioneel.'
Rob: 'De eerste keer terug vlogen wij via Sin
gapore. Daar bezochten we een museum en
bij de ingang stond een schildwacht voor zo'n
wachthuisje. Toen we daar langs liepen, begon
ik opeens ongecontroleerd te beven. Mijn
vrouw vroeg me: wat is er? Ik kon alleen maar
naar die schildwacht wijzen. Je weet, in de
Japanse tijd als je langs een Japanse soldaat
liep, moest je buigen. Hij had me terugge
bracht naar die tijd.'
Twee dagen na dit interview schreef Rob Hehl nog
in een mail dat hij het leuk vond dat hij Herman en
Amke van Moesson had ontmoet. Twee dagen daarop
overleed hij in Almelo in zijn slaap.
AUGUSTUS 43