Ik heb lang niet hardop uit durven spreken dat ik het allerliefst van alles gedichten schreef en van schrijven mijn beroep wilde INTERVIEW Lus Er zou een leven lang aan gordels volgen maar nooit meer een zo groen als deze en sprak men van geboren worden dan zag ze kiemenparallel geschakeld als trosjes orchideeënweinig nodig om te blijven leven. Toch kwam er een gerucht van rood dat meevoer op dezelfde wind die 's nachts in de waringin zingt. 'Blijf binnenzei de baboe. 'Je bent te veel van allebei, te weinig van het ene. We spreken nu geen Nederlands.' En zonder binnenshuis een paraplu te openen, nooit één mes cadeau gekregen zonder geld terug te geven, met eeuwig het geduld van karma: boete doen ze in een volgend leven, bleef het rood marcheren in smetteloze passen, laarzen glimmend, bajonetten spits. Papaja's rottend langs de weg. Bruine rijst of zoute vis en muren, hekken, ogen neer, het steeds herhaalde 'Buig voor mij.' Weer een vader weg. Om alle achternamen werd een lus gelegd. Toen haar grootouders met haar vader in Nederland arriveerden, kwamen ze in een contractpension terecht in Roermond. 'Mijn opa en oma kregen geen voorrang op een huis omdat ze, met maar een kind, een klein gezin vormden. Op een gegeven moment hebben ze mijn oma's jongste broer in huis genomen. Toen kwam er een beetje schot in de zaak. Van wat oma me verteld heeft over de beginperio de in Nederland, heb ik altijd onthouden dat ze het koud had tijdens haar eerste Nederlandse winter en dat er aardappels waren. Elke dag weer aardappels. Als kind vond ik dat grappig want ze kon er op een alleszeggende manier haar hoofd bij schudden.' Meity vindt haar oma en opa, inmiddels 90 en 96 jaar oud en onlangs 70 jaar getrouwd, voor Indische mensen niet typisch Indisch. 'Als kind had ik niet echt het gevoel in twee culturen op te groeien. Mijn opa en oma waren heel Nederlands, hadden een goed lopende dansschool en werkten hard. We bezochten weleens een pasar en aten rijst, maar dat was het wel zo ongeveer. Oma leerde mij een beetje Maleis als ik er naar vroeg, maar in die taal werd eigenlijk alleen gesproken als iets niet voor mijn oren bestemd was. Toen ik op mijn zeventiende met mijn opa en oma door Java reisde, begreep ik beter dat het Indische ook een onderdeel is van mijn identiteit. Vanaf toen zag ik het wél en het gevoel is gebleven. Hoe ouder ik word, hoe Indischer ik me voel.' Net als haar vader is Meity enig kind en daarmee automatisch enig kleinkind. Haar grootouders waren een soort tweede ouders voor haar, jong van geest en leden. 'Ik heb dat ook wel als benauwend ervaren; vier volwassen die bovenop je keuzes zitten. Ik heb lang niet hardop uit durven spreken dat ik het allerliefst van alles gedichten schreef en van schrijven mijn beroep wilde maken. Ik dacht: dat idee krijg ik er thuis nooit doorheen. De sfeer was liefdevol maar hermetisch. Soms had ik het idee dat mijn opa en vader via mij iets goed wilden maken, iets wat ze in hun ei gen contact onopgelost hadden gelaten. Maar daar spraken we dan niet over. Dat is tevens mijn enige echte probleem met de Indische cultuur: het niet benoemen, niet uitspreken van problemen. Er wordt nooit eens stevig de lucht geklaard. Altijd maar dat zwijgen. In mij zelf bespeur ik ook regelmatig een onwil om te praten, dan erger ik me aan mezelf, weet ik dat dat het typisch Indische is waar ik me in de rest van mijn familie zo aan stoor.' Meity heeft na de middelbare school voor de opleiding Nederlands gekozen, waar ze tot haar teleurstelling ontdekte dat binnen deze academische opleiding niets aan creatief schrijven werd gedaan. Maar het heeft haar wél in aanraking gebracht met letterkunde. 'Ik heb me tijdens mijn studie erg beziggehouden met poëzie en proza uit de periode 1880 tot 1940. Ik las Nijhoff, Leopold, Boutens en mijn favoriete prozaschrijver Louis Couperus. Ik denk dat dat in mijn eigen poëzie, die vaak als traditioneel en klassiek gelezen kan worden, terug te zien is.' Toen Meity vier jaar geleden begon aan de vierjarige schrijfopleiding aan de Schrijvers vakschool, is ze pas moderne poëzie gaan lezen. 'Wat ik mooi vind, goed vind werken, is als je in poëzie een cadans teweeg kunt brengen, een ritme. In de moderne poëzie OKTOBER 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2019 | | pagina 31