Een gedeelte uit Toen ik in december 1951, door tussenkomst mtèZ "Z je kaart uit de Princpauté Een uWts die mijn oude hart meteen deed George Welborn 30 MOESSON een brief die ze mij schreef wil ik Moesson niet onthouden. Ze schreef mij deze brief naar aanleiding van een ansichtkaart uit Monaco die ik haar stuurde toen wij daar met vakantie waren. Hierin laat ze precies zien hoe ze was, zichzelf niet op een voetstuk plaatsend. Rinus Schoen Den Haag, 9 Oct. '88 Lieve Rinus, e e ten var, de g^b bm^^. Rulm 63 jaar geleden woonde ik er met mijn ouders broer e„ zus te. met vanu om bakon preces het uitzicht als op de kaart, de Roe 3e ie m ,e b de Me werken Kreeg heem, imeer dan genoeg van hetambtenarepbestaan en Verkoos j ver rn lm muskuste zijn, een beroep dat hts ook bestemd tkhennner me een oM in vergelijking met wat kinderen nu hebben, maar het was één g zonnige „Mbo Gmg schol waar de kinderen van Brace en Rainier op zijn ge weesten werd er na3 maande uótgerniktwegens onhandelbaar Een Ka th. klooster en ik verstondgeen jota van watdesdengemees van me eerwachtten. Kreeg thuis les ate ZU"nmeV'nh::tZttK"0UscroolouhobdaaromhookOtsz,nnigs^ee^rdnadetZddz^^St heknneku<ton kwamen boven door dat ouo kamie van jou. van Otto Kreeft (plv. chef studio), in dienst kwam van LINTAS (Levers International Advertising Limited) in Jakarta, werkte Lilian er reeds enige tijd onder de naam Lilly Boon als belang rijkste freelance reclame copywriter. Op mijn eerste werkdag werd ik als te doen gebruikelijk persoonlijk voorgesteld aan het hele kantoor. Mevrouw Boon was er toen niet omdat ze op die dag niet werkte. Enige dagen daarna, toen ik mij aan het inwerken was in de voor mij nieuwe reclamewereld kwam ze naar mijn bureau om zich aan mij voor te stellen en welkom te heten. Ik sprak haar toen aan met mevrouw. 'Nee', zei ze, 'ik ben Lill.' 'Dat kan ik als rookie en jonger persoon niet', zei ik. 'Toch ben ik Lill voor je omdat we nu collega's zijn', was haar antwoord. Ik hield voet bij stuk en zij liep met opgeheven hoofd opgewon den naar haar kamer terug. Mij een beetje ontredderd achter latend. Een maand of wat daarna was ik, omdat de chef en zijn vervanger afwezig waren, de persoon om de afdelingstelefoon aan te nemen. De telefoon was voor Lill en ik maakte de deur naar het naastgelegen kamertje open waar zij met nog twee collega's zat en zei beleefd dat er telefoon was voor mevrouw Boon. Zij keek mij verontwaardigd en vragend aan en vroeg haar collega's in de kamer of ze wisten wie mevrouw Boon was. Ik zei: 'Dat bent u toch.' Toen zei ze: 'Nee ik ben Lill.' Dat is voor mij typisch Lill Boon. Vanaf die bewuste dag noem de ik haar, toen met enige gene, Lill. Lang daarna zonder gene.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2019 | | pagina 30