IDEALEN WORDEN WERKELIJKHEID Mijnheer van Dale wacht op antwoord (oud ezelsbruggetje) 6 Soms heb ik toch wel veel moeite met de neder- landse taal. Er zijn heel wat uitdrukkingen en woorden waarvan ik de materiele betekenis inder daad vatten kan, maar waarachter dikwijls voor de argeloze indischman een andere inhoud verbor gen ligt. Dit kan tot begripsverwarring leiden. Omgekeerd hebben wij uit Indonesia natuurlijk ook zegswijzen welke voor de nederlanders hier niet altijd direct gesnapt worden. Onlangs deed ik een greep in de boekenkast van een vriend met de uitroep: „Wat een vet boek". Hevige verontwaar diging, want de man is nogal precies. Na uitge legd te hebben dat ik er een dik boek mee bedoel de, bladerde ik er wat in. Het was een handboek over muziekgeschiedenis. „Hoe vind je het?", vroeg de vriend. Ik wilde hem nog wat plagen en antwoordde: „Netjes". Toen was de boot hele maal aan. Maar toch een beste vent. Wat jong, onervaren, driftig en netjes. Maar zoals ik opmerkte, zelf heb ik hier in Neder land ook moeite met de betekenis van de woorden zoals die hier er in gelegd worden. In een laatste aflevering van Tong Tong bijv. Een voor ons on bekende inzender noemde Tjalie Robinson (en met hem ons allemaal?) een „gast". Gauw de nieuwe grote van Dale er bij, want dit raadsel moet toch opgelost worden. Adoeh, een halve kolom voor het woord „gast". Enigszins gecomprimeerd geef ik de 5 betekenissen: 1. Iemand die men, inz. na hem daartoe uitgeno digd te hebben, aan zijn tafel laat meeëten of anderszins onthaalt, of wel die men gedurende enige tijd in zijn huis opneemt en huisvesting ver leent. Nu, het eerste deel van deze volzin lijkt mij niet waarschijnlijk. Tjalie schrijft elders in hetzelfde num mer dat hij geen pensioen heeft of welk ander in komen ook. Wie heeft dat wel? Niet meeëten en geen onthaal. Maar die huisvesting. Zou het dat misschien zijn? Natuurlijk. Eén van die 24000 wo ningen van minister Beerman. Gevonden! Leve van Dale! Maar toch nog even verder kijken. 2. Iemand, die aan een openbare tafel eet; iemand die een herberg bezoekt, of wel als vreemdeling in een logement zijn intrek neemt. Om je dood te lachen: Nederland een herberg! Goeie mop. Ik wist niet dat er in van Dale nog zoveel rake humor te vinden was. Ik geloof dat ik dit kostelijk boekwerk nog veel meer moet in kijken. Nederland een herberg! Maar het woordje „vreemdeling" doet me toch weer het lachen ver gaan. Een vreemdeling is een buitenlander, in juri dische zin iemand die geen nederlander of neder- lands onderdaan is. Maar nu loop ik in het straat je van minister Beerman. Ontmoet ik daar onze mijnheer K.?? Nee toch? Nee, een vreemdeling is een persoon die ergens niet bekend is. En als hij in een logement zijn intrek neemt dan noemen wij hem met van Dale een gast. Wel moet hij er voor betalen; laten wij hem daarom dan maar betitelen als paying guest. En dit klopt heel aardig met de realiteit. Tot de laatste penning moe ten alle voorschotten terugbetaald worden. Dus, gevonden! Leve van Dale! 3. Maar wat zegt dit nummer? Ik lees: vreemde, niet tot het vaste schouwburgpersoneel behorende toneelspeler, die slechts tijdelijk in enkele rollen optreedt. En hier zwijg ik werkelijk stil. Wat raak getroffen van de heer K. Je moet hier in Nederland nu eenmaal verbonden zijn aan een vaste toneelgroep met een bepaald, vastomlijnd spelletje. Met altijd hetzelfde mombakkes voor. En altijd in dezelfde rol die voor je uitgekozen is. Wij blijken anders te handelen. Niet alleen dat wij niet tot de vaste toneelgroep willen behoren, maar ook dat wij slechts tijdelijk optreden in een zelf gekozen rol. Amerika wacht voor velen van ons. Dit alles speel de in het achterhoofd van bg. inzender. Gevonden! Leve van Dale! 4. 5. brengen mij echter weer in verwarring. 4. zegt: manspersoon, jonkman, borst; inz. in verbin ding met kwalitatieve bnw.: een kloeke, dappere, ondernemende gast enz. en 5.: in bijz. toepassingen van 4.: knecht van een ambachtsman of fabrikant, gezel, werkknecht; vooral in samenstelling als (o.a.) spuitgast. Ha, dit wilde de heer K. zeggen. Want in zijn ingezonden brief verklaart hij letterlijk; „Als ik op dezelfde wijze als U „gast" zou zijn in een tehuis, waar ik de rest van mijn leven zou moeten slijten, zou ik ook deel moeten nemen aan de be strijding van gevaren". En is dit nu juist niet het werk van een spuitgast? Deelnemen aan de bestrij ding van gevaren, kloek, dapper en ondernemend. Moet ik nu weer uitroepen: gevonden en leve van Dale? Nee, dat kan ik niet meer. Want welke betekenis heeft bij de heer K. vooropgestaan? Heeft hij in een razend knappe synthese vele begrippen iegelijk willen uitdrukken met slechts één woord? Mogen wij zelf misschien een keuze maken? Heeft hij alleen één persoon willen aanduiden (of treffen) of werkelijk de gehele groep van gerepatrieerden? Is er misschien iets anders wat hij ons heeft willen mededelen met dit ene woord wat niet bij van Dale te vinden is7 Allemaal vragen waarop wellicht al leen de heer K. kan antwoorden. In een gastcollege. LEO TOLEDO Wij ontvingen uit Nieuw Guinea van W. de volgen de brief en enkele krantenknipsels uit de Nw. Gui nea Koerier waar we een paar passages uitlichten. „Heer „Gag" zoals hij in de wandeling wordt ge noemd en voor vele Anaks-Betawi geen onbe kende zal zijn, heeft op zijn 61ste jaar, geheel alleen, onder zeer moeilijke omstandigheden eerst zijn huis en daarna de scheepswerf opgezet. Oude Gag en zijn vrouw zag ik toch iedere dag na zijn werk als directeur van de L.T.S., om drie uur 's middags, op het heetst van de dag dus, eerst dozeren, want alles was nog bush. Na negen maanden stond het huis, groots opgezet en echt Indisch. Een lustoord gewoon in vergelijking met de Gouvernementshuizen die allen eender lijken. Alleen een echte idealist kan zulk werk onder heel moeilijke omstandigheden, zoals men die alleen in Nw. Guinea kan ondervinden, met levenslust doen. De scheepswerf was eigenlijk op de eerste plaats bedoeld zijn droomboot te maken voor een reis om de wereld. Tot dusver is daar nog niets van geko men daar hij als het ware stikt in de werkopdrach ten. Maar dat er eens een droomboot komt, daar ben ik haast zeker van Sinds 1926 werkte de heer Gagliardi bij het Nijver heids-onderwijs. Na de oorlog was hij als Hoofd Tech nisch Ambtenaar werkzaam op dezgn.Gouver- nementswerf maar alle technische v-rkzaamheden en herstellingen aan machines, voertuigen en sche pen werden daar verricht bij gebrek aan particu liere bedrijven. Het personeel van dit bedrijf bestond toen uit mensen die door oorlogsomstandigheden hun vakopleiding hadden moeten onderbreken of er nog niet aan toegekomen waren, en voor de werf, als voor de betrokkenen zelf, was een voort gezette technische scholing van groot belang. Er werd toen op initiatief van Ltz. I. Andrioli een her scholingscursus in het leven geroepen en het was de heer Gagliardi die met de organisatie ervan werd belast. Het succes van deze cursus bleek weldra uit het feit dat het z.g. „werfdiploma" al gauw een ze kere mate van erkenning kreeg. Uit deze cursus is de Openbare Lagere Techni sche School ontstaan, die momenteel gelijkwaar dig is met een Nederlandse technische school. Dit hebben leerlingen die tussentijds naar Nederland gingen ondervonden. De heer Gagliardi heeft besloten, nu zijn twee kort verbanden er op zitten, niet langer als Direc teur van de L.T.S. aan te blijven, vooral ook om dat hij als zestigjarige een jongere kracht zijn kans niet wilde onthouden. Verder besloot hij in Nieuw Guinea te blijven, omdat het land hem nog kan gebruiken. Inderdaad bestaat er van vele zijden belangstelling voor de werf van de heer Gagliardi. Werk is er dus in overvloed, maar er is gebrek aan geschoolde krachten en materiaal. Het bedrijf is beknopt en eenvoudig ingericht: een sleephelling met een electrische lier, een draai bank, een kleine cirkelzaag en andere machines, een eenvoudig proper kantoor en een magazijn voor gereedschappen en materiaal. Wij gunnen de heer Gagliardi van harte de ver wezenlijking van zijn laatste ideaal: het bouwen van een zeewaardig jacht waar hij een reis mee om de wereld kan maken". En bij deze wens sluit Tong-Tong zich zanzelf- sprekend aan. IKS

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1951 | | pagina 6