ZWIJGENDE RIJST ETERS MOEDER Cultuur is zelfbehoud 2e JAARGANG, 28 FEBRUARI 1958 No. 13 HET ENIGE INDISCHE BLAD IN, NEDERLAND Bij het Cabaret „Tong-Tong" haakt in het enige Indische blad van Nederland: TONG-TONG Een blad zonder pretenties. Wees U de derde die de tong-tong slaat. Doe mee. Word abonné. - - «- .- - 'V - - .-'V' -\.y V 'i -v -Nu v,V Vi> '.V „Praat jij nou maar niet mee. Jij hebt je eerste pikoel beras nog niet op!" Dat hoorde elke „baroe" in het oude Indië zich vroeger of later toevoegen als hij wat al te voortvarend een oordeel wilde vellen over Indische toestanden. Half en half als scherts uitgesproken was dit niettemin een maat staf van verbluffende juistheid. En typisch voor Indië en zijn hoofd voedsel ook. Want in Holland b.v. zegt men toch niet dat men zijn eerste mud aardappelen op moet hebben om te kunnen mee praten. Maar wie in Indië zijn pikoel beras, dat is 100 kati, dat is grofweg 500 porties rijst achter de knopen had zitten, die had er (na de aan vankelijk koppig vastgehouden aardappelmaaltij den) een dik jaar stevig leven in de tropen op zitten. En in een maatschappij, waar zelfstandig en origineel werk hoog stond aangeschreven, be tekende een jaar werk zonder meer aangepast zijn. Het aantal Nederlanders dat die eerste pikoel sindsdien heeft laten volgen door tientallen andere pikoels, ja, die zelfs bij terugkomst in Holland hardnekkig bleven vasthouden aan steeds weer nieuwe pikoels, kan gerust op enkele tienduizen den geschat worden. Voegen we daarbij de Ne derlanders, die in Indië geboren en getogen zijn, die dus hun leven lang practisch niets anders aten dan rijst; denken we aan de generaties van hier- geborenen uit Indischgasten die vast bleven hou den aan de rijsttafel, en denken we ten slotte aan de paar honderdduizend OVW-ers en dienstplich tigen die twee of meer jaren dienst in de tropen opknapten, dan komen we op een totaal van on geveer een half millioen Nederlandse burgers, die tropisch Nederland een tijd lang tot hun tweede vaderland gehad hebben. Men zal misschien beweren dat die soldaten van de politionele acties met hun onnozele twee jaar eigenlijk niet meegerekend moeten worden, maar wie alleen maar kijkt naar de sterk gestegen populariteit van Indische en Chinese restaurants in Nederland, naar de voorliefde voor „nassie", ..bainie" en „loempia", dan beseft men wel dat dat tweejarig verblijf verreweg de meeste jongens blij vend heeft beïnvloed. Wie trouwens tijdens de politionele acties buitenposten bezocht zoals Tji- randjang, Parangkoeda, Papar, enz. enz. en deze knapen opgewekt en kerngezond zag .leven met hetzelfde karige voedsel van de plaatselijke be volking, die begrijpt wel, dat aanpassing geen kwestie is van móeten wennen, maar van willen wennen. Alleen de outsider nu zal denken, dat aanpassen een kwestie is van rijst en sambel eten, maar wie het leven in Indië gekend heeft weet dat naast die aanpassing van de maag, de aanpassing van hoofd en hart de belangrijkste rol spelen. En die weet ook dat de ervaringen van de jongste soldaat „in a nutshell" de ervaringen zijn van elke Nederlander in de tropen. Welke ervaringen? Nu komen we op een verbijsterend verschijnsel in het Nederlandse sociale en culturele leven: of- schoon niet minder dan een half millioen Neder landers van een paar jaar af tot hun leven iang intensief leefden onder haast avontuurlijk te noe men omstandigheden elders in de wereld, zwijgt dit belangrijke percentage van het Nederlandse volk over deze ervaringen in alle talen. De Hol landse thuisblijvers, die nu en dan een weekje naar Nice of Napels gaat of die als imposant wereld reiziger zo ver komt als Iran of Brazilië, schrijft hierover kolommen lange artikelen, die in allerlei dag- en weekbladen graag worden», geplaatst. Maar de man, die een andere wereld heeft ge kend, die vanuit die wereld zijn verre vaderland de nuttigste diensten bewees daarbij, is een zwij gende en vergeten figuur. Hij heeft méér meege maakt dan honderd Vr*uristf:n in honderd zomers tezamen. Hij heeft intriges doorleefd, die Europese romanschrijvers met hun ruimste fantasie niet bij elkaar kunnen denken. Eén avond vertellen is een bundel short stories! Maar deze (bruine) wereldreiziger, langer wegge weest van Vaderlandse grond dan een Houtman, een Tasman,t een Bontekoe of een Roggeveen, hij vindt geen oor ook voor wat hij te vertellen zóu kunnen hebben. Hij moet vergeten wat hij beleefd heeft en hij moet zich aanpassen". Zou dat hele maal lukken? Na één mud aardappels? Na tien mud? Na honderd mud? Dit blad, „Tong-Tong", het epige Indische tijd schrift in Nederland, probeert de vertellers en ver telsters uit het verre (en voorbije) Nederland aan de praat te krijgen. Het gaat wel heel langzaam, maar het gaat. En als we het maar ooit zo ver weten te krijgen dat alleen maar het duizendste deel van al die bruine en gebruinde Nederlanders in „Tong-Tong" hun herinneringen zouden op schrijven, we zouden het mooiste vertelselboek heb ben, dat Nederland ooit gekend heeft. Heeft u (voorlopig) niets te vertellen, lezer, neemt het blad dan tóch en leest wat anderen te vertellen hebben. Als uzelf wérkelijk niet vertel len kunt, uw bijdrage maakt het mogelijk dat an deren het wél doen. Start onmiddellijk, schrijft u nu in als abonné. Laat hierdoor de Tong-Tong eens niet klinken voor een ramp. maar voor een feestelijke gebeurtenis; de geboorte van de Indische vertelling. TJALIE ROBINSON Maria Dermoüt (van „Nog pas gisteren") ver telde mij eens de volgende geschiedenis, die ik probeer zo nauwkeurig mogelijk verder te ver tellen. „Toen een oud en succesvol planter stierf, liet hij zijn zoons een fortuin na, waar één van deze jongelui niet goed raad mee wist, want hij leefde er in Europa lustig op los. Zó lustig in feite, dat hij tenslotte in grote moeilijkheden geraakte en in de gevangenis terecht kwam. In Engeland. Dit was geen prettige geschiedenis voor de rest van de familie, maar men kon er niets aan doen. En hoe minder men erover sprak, hoe beter. Overi gens werkte men zó hard, dat er zelfs nauwelijks tijd was voor het schrijven van brieven.. De enige die wél tijd had om te schrijven was de moeder, die echter als eenvoudige, onontwikkelde vrouw, nauwelijks lezen en schrijven kon. Ze woonde teruggetrokken en eenvoudig van de rente van een klein kapitaaltje en men bemoeide zich weinig met haar. Maar het was juist deze moeder, die het meest aan haar ongelukkige zoon dacht. Maar wat kon ze doen? Als eenvoudig „doesoen" mensje was zij zelden van haar onderneming weg geweest, laat staan van Java. Europa was voor haar een ver en vaag begrip. Maar op een dag riep ze haar kinderen bij zich en deelde hun mede dat ze haar bezittingen te gelde zou maken eu naar Engeland vertrekken. Waarom? Wel, mochten mensen in de gevange nis geen bezoek ontvangen, al was het maar eens in de week? En als dat bezoekuur aanbrak en alle andere gevangenen bezoek ontvingen, was het dan niet dubbel erg voor haar zoon, dat er nooit iemand voor hem kwam? Juist. En daarom zou zij gaan. Het lukte niemand haar van dit voornemen af te brengen. En zo aanvaardde deze oude Javaanse vrouw de laatste en grootste reis van haar leven. In sarong en kabaja en op sloffen naar een vol slagen vreemde wereld. Om een zondaar één uurtje in de week op te zoeken en te troosten. Het is een ware historie. En waarom zou zij niet waar kunnen zijn? Een moeder is -moeder, ongeacht in welke huid zij steekt. Elke cultuur is zelfbehoud. De mens of de soort die zichzelf in stand houdt, bedrijft cultuur. Wie hiervoor het minst nodig heeft is de sterkste cultuurdrager. De aboriginal, die zich eeuwen gehandhaafd heeft met een minimum aan cultuurwaarden is sterker cul tuurdrager dan de Amsterdamse feauteuil- zitter. Deze laatste is één der hulpbehoe- vendste en armste mensen. Kunst is maar een cultuurvorm. Een vorm van Zelfrechtvaardiging, van streven naar een ideaal, van spel. Als zodanig minderwaardig vergeleken bij cultuurvormen als de jacht naar voedsel, de kunst van bereiding, de kunst van eten. Ook minderwaardig vergeleken bij het ge vecht, de cultivering van taktiek. Als aan val, verdediging of oefening. Nochtans is de kunst in Europa cultuur. En cultuur is er kunst. Een fatale begrips verwarring, die onder meer heeft geleid tot 1 art pour l'art en Experimentele kunst: kunstjes maken. Bedrijven van cultuur is sinds lang niet meer menselijk vechten voor zelfbehoud, maar ontzaglijke specialisatie. Zoiets als paalzitterij. Of genieting bij voor recht door kleine selecte groepen. Ballet is hier een vermaak van een handvol hoog- culturelen. Bij de Watusi danst iedereen bal let. Bij de Maya-indianen is iedere man krij ger. Hier is krijger zijn een soort laster. Zo is cultuur een nutteloze kunstjes makerij met woorden, lijnen of stoffen. De gemid delde kunstenaar (cultureel) is een parasiet. Parasieten zijn onaanvaardbaar. (Cultuur-belijdenis van een Indo).

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 1