DAGBOEK VAN EEN JUNGLE EXPEDITIE NAAMSVERANDERING •it ÈÊêÈm Historie (IV) Avonturen met Papoea's in «le onbekende vallei ÜHMI Zulke knuppelpaden waren nodig in de drassige grond De plotselinge naamsverandering van „ONZE BRUG" in „TONG-TONG" zonder enige aan kondiging of verklaring zal onze lezers wel zeer verbaasd hebben. Eerlijk gezeg: ons ook. Zoals immers zo vaak gebeurt in de wereld heb ben ook hier de feiten de ideeën achterhaald en zelfs gepasseerd. Het plan van een naamsveran dering broeide namelijk reeds lang, maar over de naam konden wij het maar niet eens worden. In elk geval wisten wij dat het „Onze wèg moest. Om twee redenen: oude Indo-verenigingen hadden voor hun blaadjes of tijdschriften altijd zon naam met „onze": Onze Stem, Onze Koers, Ons Bonds orgaan, enz., enz. Dat „onze maakte zo n blad al bij voorbaat beperkt en gaf het meteen een Indisch-sectarisch cachet. Met „Onze Brug ging het dezelfde kant op. Vaak genoeg hoorden wij op de vraag: „Waarom word je geen abonné van Onze Brug?" de wedervraag: „Waarom willen jullie eigenlijk afscheiding?" Met al het gehang en geaarzel tussen allerlei namen schoten wij echter niets op tot het bestuur van „Onze Brug" mede de Indische cabaret-avond voor het CCKP t.b.v. de repatrianten mocht organiseren. Deze cabaretavond heette „Tong-tong" en wij be sloten ineens en resoluut in te haken bij het Tong tong-idee: we herdoopten het blad „TONG TONG" en besloten het meteen met de cabaretavond te laten verschijnen. Edoch, het was intussen zó laat geworden dat de nodige redactionele correc- ties niet meer aangebracht konden worden, noch zelfs een berichtje opgenomen over de naamsver andering. Nóg langer wachten? Neen, doorzetten bleef het devies. En zo heet ons blad nu dus „Tong—tong een naam die voortdurend prikkelt tot waakzaamheid en paraatheid. Het woordje „onze" is verdwenen. Wij willen en kunnen niet meer een separaat oroepje vormen in de Nederlandse maatschappij, maar streven naar een ruim gehoor ver buiten onze karakteristieke kring. Wij moeten het hele Nederlandse volk betrekken in onze interessesfeer en in dit blad doen wat wij eigenlijk overal doen, in huiselijke kringen, op restaurantterrasjes of het achterbalcon van de trams andere mensen vertel- len wie wij zijn en wat wij kunnen. Alleen dan zal de Indische groep in Nederland (een kwart millioen zielen groot!) een positief, nuttig en op bouwend deel zijn van het Nederlandse volk. STICHTING „ONZE BRUG" gevestigd te 's-Gravenhage Alg. Voorzitter: A. G. de Grave-Terwogt Secretaris: H. Bar Penningmeester: R. A. L. Severijns Kashouder: W. E. Samson, Van Swieten- straat 76/78 Commissaris: H. Ch. L. Lammerding Redactie TONG-TONG: Tjalie Robinson Adiminstratie TONG-TONG: A. G. de Grave-Terwogt Red.- en Adm.-adres TONG-TONG: Frank- linstraat 106, Den Haag. Tel. 63.77.86 Postgiro: 6685 Juridisch adviseur: Mr. L. R. A. van Beem Commissarissen van de Stichting „Onze Brug" in Nieuw Guinea H Brandenburg v. d. Gronden, Noordwijk -HOLLANDIA G. L. E. Godijn, SORONG Voor cop, abonnementen en advertenties in Nieuw Guinea wende men zich tot bo vengenoemde personen en adressen. Geschreeuw Er lopen in het dorp vrouwen, die vingerkootjes van de linkerhand missen. Het is een teken, dat zij weduwe zijn. Men krijgt het idee, dat de Pa- ooea's onderling nogal oorlog voeren. Het is ge lukkig al donker, als het vlees rondgedeeld wordt, dus men heeft de kans stukken weg te moffelen. Teerink en Archbold krijgen de lever te ver delen onder de notabelen. Wat er over is wordt opgedeeld onder de minder vooraanstaanden. Na deze feestmaaltijd, krijgen alle deelnemers wat bloed van de varkens over zich gesprenkeld en een extra streek over de handen. Dan begint een dansfeest. De mannen dansen op het ritme van een sooit trom. Het is een verschrikkelijk geluid. Hard, grof en slecht van indeling. De dansen bestaan uit een dan weer links- dan weer rechtsom kringetjes lopen. De vrouwen dansen apart. Onder leiding van een oude vrouw maken zij schokkende be wegingen, die ook al weinig opwindend schijnen. Het vriendschapsverdrag is nu bevestigd. De Pa poea's, die zelf genoten hebben van het vlees, dat zij met kleine bamboemesjes van het been sneden, kauwen zelfs de kleine botten helemaal uit. Maar de vriendschap zal later van een hin derlijke hechtheid blijken. Want zodra de gastheren merken, dat de ex peditie verder wil trekken men moet immers naar het ontmoetingspunt met de groep van lui tenant van Arcken worden allerlei maatregelen verzonnen om dat te beletten .Op de route zal men immers nog meer kampoengs doorkruisen en de mensen die daar wonen zijn slecht en oorlogs zuchtig. Zij proberen door takken op het pad te leggen, ,dc gidsen van de goede weg af te houden en de dragers het lopen te bemoeilijken, maar de groep trekt voort. De eenheid wordt zo klein mogelijk gehouden, zodat men in groepen gaat, onder commando van een militair. De laagste comman dant is een korporaal, die bijzonder goed overweg kan met zijn Dajaks en Strapans. Er is een sei- geant verpleger en een Javaanse sergeant. Lui tenant Huls is administratief officier, zodat men vijf groepen tegelijk op weg kan hebben. Als de obstructie van de Papoea's geen effect heeft gaan zij arm in arm vijf rijen dik op het pad staan. Er is natuurlijk geen doorkomen meer aan, maar een strenge blik en een gebie dend gebaar van de kapitein tot wat de leider van de Papoea's schijnt, helpt. Nu lopen de Papoea's achter de troep aan. Zij schreeuwen druk en opgewekt. Vermoedelijk zijn dat waarschuwingen over het naderend onheil. Er wordt rust gehouden en na de rust blijven de Papoea's achter. Men blijkt het grensgebied tussen twee kampoengs in te gaan. Een pagger ver spert de weg, maar aan deze kant ervan staan er stammen schuin tegen aan, zodat men er over heen kan klimmen. Aan de andere kant moet men springen, wat voor de dragers met hun 20 kilo lasten geen pretje is. En dan is men in nie mandsland. Er blijkt gevochten te zijn. Hier en daar passeert men een platgebrand huisje. De Papoea's zelf vertoonden trouwens talrijke spo ren van strijd in de vorm van littekens. Aange zien echter de meeste daarvan in de buurt van het zitvlak gelocaliseerd zijn, kreeg men geen hoge dunk van de moed van de strijders. De obstructie van de Papuoea's heeft uiteraard vertraging veroorzaakt, maar wie op mars gaat door een onbekende rimboe maakt geen tijdsche ma's die op een uur nauwkeurig afgesteld zijn, dus men heeft niet op de voedselreserves in be hoeven te lopen. De bruggen, die de Dajaks over al slaan helpen voorkomen, dat voorraden ver loren gaan in een kali. Deze wiebelende hang bruggen zijn laag en snel gebouwd. Bij de eerste bandjir slaan zij weer weg. Droppings. Reeds tijdens het verblijf van de expeditie in Hollandia werden met de Cuba oefenvluchten gemaakt om handigheid te krijgen in het droppen van voorraden. Dit was gedaan om de expeditie in staat te stellen met zo gering mogelijke voor raden op stap te gaan en dus zo snel mogelijk op te kunnen schieten. De weg, die door de vallei gekozen werd, werd zoveel mogelijk geleid naar terreinen die geschikt waren voor droppings en toen de eerste dropping zou plaatsvinden slaagde men er in een goed veld te vinden. Het weer werkte mee en nog gauw konden wat bestellingen over de radio doorgegeven worden. Voornamelijk chocolade en sigaretten, waarvan vrij grote hoe veelheden aan de Papoea's verstrekt waren. De Cuba kwam en cirkelde rond tot het op de goede hoogte zat. De eerste parachute deed het prima. De tweede ook. De derde ging wat laat open, zodat de lading vrij onzacht op de grond plofte. De vierde chute ging helemaal niet open en met luid geraas verdween de vracht in een ravijn. Die werd nooit meer teruggevonden. Za ken als bras, katjang idjoe, en zoute vis werden in dubbele goenizakken zonder omhaal over boord gesmeten. Bij de verloren gegane lading was ook de benzine verpakt voor de motor van de zender. Men zou dus zuinig moeten gaan worden met zendtijd. Een der Dajaks echter blijkt van zijn voorschot onder meer een nieuwe benzineaan steker gekocht te hebben, met een grote fles ben zine. De radio nu weer bruikbaar meldt, dat de groep van Van Arcken bij een groot meer terecht is gekomen, zodat de Cuba daar het ris kante droppen achterwege kon laten en kon lan den. Men vindt uit, dat de twee groepen nog on geveer zes dagmarsen van elkaar verwijderd zijn Dit is een meevaller, die de kapitein en Archbold doen besluiten nog wat in de vallei te blijven hangen om wat meer contact op te nemen met

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 2