MIJN INDISCH OMAATJE 5 KOERSVERANDERING! Terwille van resterende economische belangen in Indonesië en in de kinderlijke verwachting nieuwe economische banden met dit land aan te zullen kunnen knopen, was men in Nederlandse kringen doorgaans zeer voorzichtig met de bespreking of beschrijving van Indonesische toestanden en van de Indonesische opvatting over de behartiging van Nederlandse belangen. Kritiek op deze opvatting was welhaast taboe. Wij hebben echter altijd gewezen op de (door Rusland veroorzaakte) agressieve houding van In donesië. Naar onze mening is de hoop op goede betrekkingen met dit land onder het regime-Soe- karno dan ook volkomen ijdel. Vroeger was de houding van Nederland tegenover Indonesië zeer slap en futloos; vroeger enkel pa pieren protesten. Nü echter heroveren Nederlandse oorlogsbodems meerdere (K.P.M.) schepen met een Indonesische bemanning aan boord! Een paar jaar geleden ging een Nederlandse expe ditie naar het binnenland van Nieuw-Guinea om n onderzoek in te stellen naar de bodemrijkdommen van dit enorme, grotendeels onbekende land. De resultaten van dit onderzoek werden toen min of meer geheim gehouden. Gunstige rapporten zouden immers het politiek bedenkelijke verlangen van Indonesië naar het bezit van Nieuw-Guinea sterk vergroten, meende men. Nü echter wordt openlijk in de dagbladen geschre ven over rijke minerale vondsten op enige eilanden bij de Vogelkop van Nieuw-Guinea! Ook in Engeland is er iets dergelijks gaande. Engelse zg. Pacifisten kantten zich sterk tegen het gebruik van H-bommen in de (o.i. onvruchtbare) hoop dat Rusland zich dan misschien zal laten overhalen tot het aanknopen van vriendschappe lijke betrekkingen en tot het laten varen van zijn agressieve houding. Nü echter heeft de Britse premier Mac Millan zich openlijk tegen de z.g. pacifisten gekeerd en posi tief verklaard de politiek van afschrikking door middel van het bezit van de H-bom te handhaven! Op ondubbelzinnige wijze wordt thans verklaard, dat Engeland zich gaat bewapenen tegen vijanden van de democratie en aan elke goede verstaander zal het duidelijk zijn dat deze bewapening bedoeld is als verweer tegen de Sovjet. Natuurlijk zal dit niet openlijk gezegd worden, omdat de Grote Drie de politieke sfeer niet willen PELITA. Uit bange Merdeka-nachten. Jij hebt mij bijgelicht In donkere nachten Van nóg donkerder tijd, Waarin uren geen uren meer waren, Maar een eeuwigheid Van eindeloos wachten. Van eindeloos staren Tot de morgen. Jij was mij als een vriend In angstige uren Van wrede nachten Waarin spanning de slaap van mij joeg En tergend lachten Sluipende figuren, Die m' omsingelden tot vroeg In de morgen. Jij was mij tot een troost In vrees lijke wake Vol bange eenzaamheid, Waarin de schijn van je dansende licht De diepe donkerheid Sloeg met stille, rake Flakkerflitsen tot dicht Aan de morgen. Pelita, klein oliepitje Met j' onzekere vlam, Blootgesteld aan zucht en tocht, Ik zag, hoe dapper jij vocht En 't duister haar wapens ontnam, Jouw volhardend verzet Heeft in mij belet Dat zwakheid overwon. DO SNIJDERS bederven, welke sfeer nodig is voor een vrucht dragende conferentie tussen Amerika, Engeland en Frankrijk met Sovjet-Rusland. Wij zijn ervan overtuigd, dat de wijzigingen in de politieke koers en de houding van Nederland jegens Indonesië eerst na overleg met Engeland is tot stand gekomen, zodat Nederland in deze niet alleen zal staan. Ook de huidige houding van Australië ondersteunt ons vertrouwen, dat Ne- derlands-Nieuw-Guinea in democratisch Christelijke zin zal worden ontwikkeld. De tijd en de ontwikkeling in het buitenland wer ken in het voordeel van Nederland. Dit is stellig van veel belang voor de toekomstmogelijkheden der Nederlandse blijvers in Nieuw-Guinea die reeds vóór de Japanse oorlog en ook voor en kort na de Soevereiniteitsoverdracht van Indonesië naar dit eiland zijn overgestoken en zich daar metterwoon gevestigd hebben. Ook voor de velen in Nederland die, blijkens het zo juist verschenen lijvige rapport over de inte gratie der gerepatrieerden grote belangstelling heb ben voor HER-EMIGRATIE naar Nw.-Guinea (zie Tong-Tong no. 14) is deze ontwikkelingsgang be moedigend te noemen. Waar ontgonnen moet worden zijn denkende hoof den en werkende handen nodig. En in een tropisch land hebben Tropen-Nederlanders hun gestel en praktische ervaring voor een dergelijke taak in elk geval mee. Als ik nu vertel, dat ik zelf al meer dan 10 jaar Oma ben, dan hoeft het O niet te verbazen, dat wat ik nu beschrijf, dateert uit de 19e eeuw. Mijn Omaatje werd in Riouw geboren en was voor haar tijd modern genoeg. Ze bezat een onderwijs- acte, maar was slechts ééns in haar leven naar Holland geweest, met een zeilschip om de Kaap in 101 dagen. Ze had vele broers en zusters, zodat wij de nodige ooms en tantes hadden, of - zoals een aangetrouwde Hollandse neef zei, die militair was vele achterneven en achternichten met de rang van oom en tante. Oma was getrouwd met een bestuursambtenaar, die vooral in de residenties Pa- lembang en Djambi zijn werk had. In de tijd, dat Opa resident van Djambi was, kwam dat gewest juist onder 't Nederlands gezag. Het was n.l. tot dat moment een vrij sultanaat geweest, maar doordat er vaak moeilijkheden waren, werd er een expedi tie heen georganiseerd en Djambi werd gedwon gen zich onder Ned. gezag te plaatsen. De toen malige Sultan moest dus een stuk ondertekenen, waarbij hij zich onder Ned. toezicht plaatste. Nu woonde de Sultan aan de ene zijde van de Djambi- rivier en 't Ned. gezag i.e. mijn grootvader zetelde op de tegenovergestelde oever. Maar de Sultan weigerde het stuk op Ned. gebied te ko- men ondertekenen omdat hij er niet op ver- trouwde, dat hij daar niet gevangen zou worden genomen. En grootvader zei: „Ik vertegenwoordig het Ned. gezag en kom dus niet naar de Sultan toe." (Ik neem aan dat deze missieven door een vertrouwde persoon over de rivier heen en weer werden gebracht.) Waarop Oma -klein tenger, Indisch vrouwtje zei: ,,Ik ken geen Ned. gezag, geef mij die stukken maar, ik ga wel naar de Sultan." Nu begrijp ik nog niet dat Opa hierin toestemde. In elk geval Oma ging. De Sultan, dit horende, liet in allerijl 3 rijen piekeniers de weg van de aanlegplaats naar het paleis afzetten. Toen Oma aan wal kwam, joelde het volk achter de piekeniers opdringend woedend, maar de Sultan kwam haar tegemoet en zei: „Me vrouw, dat U toch heus hier bent gekomen, ik schaam mij daarover. Gaat U alstublieft terug, ik ben over een half uur bij Uw man, ik wil voor U niet onderdoen. Of het allemaal precies zo ge beurd is, weet ik niet, maar wel weet ik, dat er een zeer goede verstandhouding moet hebben be staan tussen mijn grootouders en de Djambi-ers. Want toen later ik zal zo 6 of 7 jaar zijn ge weest er een opstand in Djambi was, zei Oma. „Ach, waren mijn man en ik daar nog maar, dan was er geen opstand uitgebroken. Zolang als ik me herinneren kan woonde Oma bij ons, want Opa stierf na mijn geboorte. Klein, tenger, donker, altijd gekleed in sarong-kabaja, lange witte kousen (tegen rheumatiek, zei ze) en sloffen, in haar eigen schommelstoel in de voor galerij, zo kan ik haar nog zien zitten. Ze was een expert in Indisch huishouden, kon heerlijk koken (over haar „ajam kodok" kan mijn man nog ly risch worden!) maakte zelf stroop assem, gecon- fijte tamarinde, ja zelfs maakte ze haar eigen bedak van fijngestampte rijst. Ze kon zo goed fruit kopen, dat zij daar altijd voor zorgde. In de mangga wangi zafen nogal eens torretjes, maar die hadden wij nooit op tafel. Hoe ze het deed, ik weet het niet, ze tikte met haar kromme rheumatiek- vingertje tegen elke mangga en zei: „Die wil ik hebben en die zijn slecht." Er was wel eens een toekang boea, die het probeerde met: „Wa, pigi mana, njonja besar maar dan zei Oma. „Goed, jij zegt, dat ze niet slecht zijn. Mag ik ze door snijden? Als ze goed zijn, neem ik ze, zijn ze slecht, dan krijg je ze terug. Maar dan was er toch nooit een verkoper, die dat risico aandurfde. Als wij, kinderen uit school kwamen en onze schooljurkjes hadden verwisseld voor „thuis- baatjes" en weer op blote pootjes rondliepen zei Oma vaak: „Ga eens in mijn kamer kijken, daar heb ik wat lekkers voor jullie". Dan hoefde ze dat geen 2 maal te zeggen want dat „lekkers waren altijd vruchten: ieder een tros ramboetan, 2 handjes voldoekoes of iets dergelijks. En dan gingen we genoeglijk op de bovenste tree van de „achter trap" onze buit zitten oppeuzelen. („En de schil len in de vuilnisbak, ja? „Ja Oma Oma parfumeerde haar kleren graag met Indische bloemen. Nu hadden we vóór het huis een reus van een tandjoengboom en als die z n geurige bloemetjes liet vallen, wilde Oma die graag voor haar kast hebben. Zelf oprapen, dat kon ze met, dat deden wij voor haar. Maar niet voor niets! Ze betaalde ons er voor! Als er weinig bloemetjes waren 1 ct de 10, maar naar mate er meer afvielen liep het aantal bloemen, dat we voor 1 ct moesten leveren onrustbarend op. Kapitalen verdienden we er niet mee; net genoeg centjes om in de potten bakkerszaak tegenover ons huis kleine pannetjes, een anglotje, of een gendietje van rood aardewerk te kopen. Oma had een uitgebreide kennis van Indische planten en kruiden. Als wij met wilde spelletjes onze knieën kapot vielen dan kwam Oma in 't geweer. Haar baboe moest dan allerlei krui den zoeken en daar werd dan een geurig brouwsel- tje van getrokken. Helaas weet ik niet wat er al lemaal in ging, maar er was sirih bij en daon meni- ran. En dat aftreksel werd zo warm mogelijk bij kleine schepjes over de wond gegoten en heus het hielp prachtig, 't ging nooit zweren. In de tuin verzorgde Oma haar bloemen, in de afschuwelijk witgekalkte potten op poten en in de nog lelijker witgekalkte petroleumblikken bloeiden haar rozen ,Paul Néron, Madame dit en dat), haar clematis, stephanöten, katjapiring enz. overvloedig. Mijn vader, die werkelijk in t geheel geen verstand had van planten, bestelde eens uit een zaadcatalogus uit Holland vele pakjes zaden. Toen die plantjes opkwamen, blaadjes kregen en bloemen, begon Oma bedenkelijk te kijken: „Henri," zei ze „als je t mij vraagt is dit een terrong en dat ook. „Och. Ma, zei mijn vader, „dat kan niet. Dit is solarium dit en dat, en dat is solarium zus en zo enz. „Dat kan wel," zei Oma, „Latijnse namen ken ik niet. maar 't lijkt allemaal erg op terrong. Vader zei niets meer, dacht er zeker het zijne van. Maar toen de vruchten kwamen „Nana, wat heb ik je gezegd," zei Oma. En warempel, het was je ware tentoonstelling van sierterrong, rode, gele, blauwe, ronde, ovalen (ik had bijna geschreven vierkante, maar die waren er toch niet bij) grote, kleine, met vlekken, met uitsteeksels, van alles was er! Vader heeft sindsdien nooit meer gepro beerd om de tuinflora te verbeteren. Oma bleef onbetwist tuinexpert. - Nu zou ik nog wel meer typische trekjes van Oma kunnen schetsen, maar dan zou dit verhaal te lang worden. Dus nemen we hier maar afscheid van mijn Indische Omaatje NENEH

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 5