Memoires van Oma Soesman IL Aankomst op Tjoera Banteng 8 (Vlak na de geboorte van haar derde kind wil moeder Soesman per se haar man ach terna naar de ontginning. De primitieve reis bekomt haar slecht en ze strandt in Djember.- Dezelfde dag moest de (enige) dokter al komen, ik was te vroeg op reis gegaan na een zeer moei lijke bevalling, niettegenstaande dokter's verbod. Helaas moest manlief alleen terug en ik in dat nare hotel achterblijven. Er werd direct gezocht naar een Indonesisch kindermeisje. Ik moest lange tijd het bed houden. Gelukkig ontfermden de da mes-logees zich over ons, zodat manlief de plm. 5-urige reis alleen ondernam. Zijn eerste werk was om een bredere weg door het bos aan te leggen en een voorlopig bamboe huisje te bouwen, groot genoeg om ons te bergen. Het was lang plm. 12 m, breed 3 m, op palen van de palmsadeng op 1>^ m hoogte ter voorkoming van rheuma en aanvallen van tijgers, boskatten, slangen, enz. Na 5 weken stemde de dokter toe, dat de hele familie vertrok. Het leek wel een optocht, want met het Indonesische meisje mee gerekend waren we met ons zessen, de nodige bagage met wieg, enz. Plotseling deed zich een moelijkheid voor, ik mocht n.l. niet per draagstoel de bosweg afleggen want 5 uur éénzelfde schok zou weer nadelige gevolgen kunnen hebben. Mijn man ging op zoek naar een gemakkelijk rijtuig en vond een americaine waarin ik met baby heel gemakkelijk zitten kon. Het ver brede bospad was gelukkig niet te smal, maar hier en daar versperde gevelde boomstammen de pas sage, zodat er eerst gestopt moest worden om de doorgang mogelijk te maken. Voor de peuters was dit oponthoud wel nodig en ook wat afleidend want ze hadden last van de hitte en wilden de beentjes strekken en wat lopen. Ook voor de 10 man die de americaine voorttrokken was het no dig want de twee ploegen van 10 wisselden elkaar af. Gelukkig kregen we geen regen en zaten de kinderen in een grote mand die gedragen werd door 4 man elk. Na een vermoeiende reis per luciferdoosje van 2 uur en een americaine-tocht van plm. 5 uur door het bos arriveerden we op het pas ontgonnen land: Tjoera Banteng. Ik dankte God, dat ik er was! Het personeel bestond uit één man, die wat kon koken en één man die de was deed, vrouwen wilden er nog niet komen, dus was mijn dienst maagd welkom als wat bij de heren koelies. Hoe sober alles ook was, toch waren we in alle op zichten o zo dankbaar, het stelletje was weer ver enigd en dat is voor een gezin toch maar het voornaamste. Alles was heel moeilijk, aanvoer van wat meer meubilair was enorm kostbaar, duurder dan de meubels zelf, maar we moesten toch het hoognodige nog hebben en het kwam langzamer hand. Elke bode naar de stad Djember kostte 7 qulden, dus die ging slechts eenmaal per week te paard om de post en onze proviand te halen. Na twee maanden had ik een tweede vrouwelijke hulp, een baboetje Ik leerde haar het nodige en ze is 14 lange jaren bij ons gebleven. Ze leerde me de Madoerese en Javaanse taal en de nodige Oosterse gewoonten om zodoende nader te komen tot het werkvolk. Mijn man deed nu alle werk zaamheden alleen (de oude employé was terug naar zijn oude baas). Het boskappen vorderde bij de dag, ons huisje stond midden in de ravage van gevelde bomen en aan de achterzijde de grote Sanen-rivier, die in de westmoesson danig spookte, zelfs zo, dat de bamboebrug werd meegevoerd en mijn man besloot om een vlot, zogenaamde over vaar aan te leggen, anders zouden we geïsoleerd zijn van elk contact. In de westmoesson kon het zo bar spoken, dat de rivier ons land overstroomde en het vlot tweemaal weggeslagen werd. waardoor wij plm. 3 weken verstoken waren van alle contact, zodat de plm. 1300 inwoners zeer moeilijk aan hun voeding kon den komen, die in nabij gelegen kleine dorpjes bij kleine hoeveelheden werd gekocht. De werklui leven met de dag, hebben geen voorraad zoals wij dat kunnen hebben. (Wordt vervolgd.) In 1919, als hoofdrolvertolkster in het toneel stuk Magdavan de toneelgroep Paul de Groot, zag mevrouw Soesman er zo uit. Ze was toen 43 jaar oud en moeder van zes kinderen. Ja, Oma Soesman werd geboren in 1876 en wie haar mémoires leest weet: she's still going strong". Oma Soesman is van Belgisch/Franse afkomst. Broer van haar moeder was de bekende vioolbouwer Belle. Haar naam is evenals die van Moeder van der Steen onafscheidelijk verbonden aan een bloeiend kunstleven in het Soerabaja van be gin 1900. Dat Oma van der Steen haar ups ave' doivns gehad heeft, zullen deze vervolg verhalen ons leren: als episoden van zo'n prachtige ouiverwetse serie-film. Dat het een lange serie in Tong-Tong mag worden. AAN ALLE LEZERS ONZE EXCUSES Als ons blaadje niet altijd even „lollig is, als er af en toe een wat lê scherp woord in Tong- Tong staat, wees niet boos en werp ons niet weg. Wees grootmoedig. Want af en toe zijn wij maar kleine mensjes in niet eindigende moeilijkheden. We hebben „after all'' maar één redacteur. En we hebben maar drie dames (vrouwen met een gezin), die dag in dag uit tussen stapels kranten zitten, adressen likkend, vouwend, plakkend, klaarmakend voor verzen ding. En onze geldelijke nood is somtijds verbijste rend. Soms zijn we gewoon „djengkel 1 Dit is geen klacht. Wij doen dit uit vrije wil. Als u nu maar niet te gauw kribbig wordt als het allemaal niet mooi genoeg is! Net als bij een ouderwe.s Oud-op-Nieuw of een huisfuifje allemaal helpen een beetje inee, en alle maal -orq?i voor de goede stemming, en allemaal trekken de lange, zere teentjes een beetje in. Dan MOET het goed worden. Dit is een heel bijzondere krant. ZELF GE MAAKT volgens EIGEN RECEPT, met een beetje trassi ook en een beetje tjabé. Maar hij wordt vast wel goed. vast wel! HAND IN EIGEN BOEZEM. Uit een brief (naam en adres inzender op ver zoek onvermeld). „Dat Tjalie Robinson in het toneelstuk Het Oordeel van het Indische cabaret „Tong- Tong" de silo-houding aannam en een ge batikt shirt droeg, heeft mét mij ongetwijfeld veel Indische Nederlanders gekwetst. Een paar Nederlanders vóór mij in de zaal zagen dit gelukkig niet, maar vroegen zich ver baasd af: „Worden in Indië op zo'n manier rechtspraken gehouden?" Neen, dit optreden lijkt mij niet bijster geslaagd en doet veel afbreuk aan ons prestige in Nederland." 1. De inzender bedankt voor zyn openhartige taal, Onze groep schiet niets op met roddelen en niets doen. Alleen eerlijk praten brengt ons dichter bij elkaar en neemt misverstanden weg. 2. Het was geen toneelstuk (dat probeert de wer kelijkheid uit te beelden), maar een allegorie, d.w.z. een zinnebeeldige voorstelling, die MET OPZET chargeert (overdrijft) om zaken scherp te stellen. Het stuk is geschreven en gespeeld door acteurs, die allemaal genoeg literatuur en toneelliteratuur gestudeerd hebben om te weten wat zij doen. 3. Tjalie zocht dus naar een gebaar dat heel typisch Oosters is en dus de Oosterse invloed ILLUSTREERT. Dat gebaar moet heel duidelijk in de hele zaal te zien zijn. Hij koos de „silo houding. Ook rechter, planter, „bestuursvrouwe", ja zelfs het weesje, hebben gechargeerde dingen gezegd, die dus niet (helemaal of eenzijdig) waar waren. 4. Dat de Nederlanders dit „niet opviel" is dus heel logisch Nooit ziet een Nederlander wélke Indischman ook ooit „silo zitten. Deze Neder landers WISTEN dus dat deze houding symbo lisch moest worden gezien. Dat zij zich afvroegen of op deze wijze rechtgesproken werd in Indië, is van minder belezen mensen ook logisch: a. men weet in Nederland niets van Indië af; b. omdat het een Indische avond was meende men dat het de bedoeling was op ALLE gebieden Indische voorlichting te geven. Dit gebrek aan kennis kan alleen worden opgeheven als VEEL Indische toneel- en cabaretgroepjes ontstaan, die veel en velerlei kunst brengen. Dan leert de Nederlander ons beter kennen. 5. De brief van de inzender verraadt een tekort aan kennis van toneel- en cabaretkunst. Dit ge brek is'bij de hele Indische groep aanwezig. Wie regelmatig toneel- en cabaretavonden en concerten bijwoont in Nederland, zal zelf merken dat het aantal bruine gezichten in de zaal geen half pro cent haalt van de zaalbezetting. De Indische Ne derlander gaat alleen naar „de bi en verder niets. Onze yroep heeft sinds een halve eeuw (dus sinds v. d Wal en Fabricius) géén toneelstuk geschre ven, géén toneelspelers voortgebracht en géén toneelliteratuur gelezen. 6. Gebrek aan culturele kennis is het eerste en belangrijkste prestigc-gebrek van de Indischman, zelfs van de man, die het hardst propaganda maakt voor „assimilatie". Assimileren betekent: leren begrijpen, MEEDOEN. Niet aan de kant zitten met critiek alleen. Assimileren betekent ook ani meren. Want zoveel Indische mensen, die het bovenstaande lezen, zeggen dadelijk: „Ja, maar Ik IK ben anders!" Dat is niet genoeg meneer. Europees assimileren betekent: sociaal denken en handelen, dus Uw medemensen opvoeden. Wie dat niet doet, al is hij zelf nog zo „bij die schiet nóg tekort. IIC EN BENTIET. Op een dan ik ontmoet Si Bentiet bij de Soos. Onherkenbaar. Met schoenen. Met shantoeng jas en me boord en met das en met witte pet. Ik zen „Ait, netjies' Kaja Beau Geste!" Maar Si Bentiet hij seh niks. Door kijken naar foren. En toen ik siet sijn lader en sijn moeder. Apa lagi met wandelstok. En toen ik seh maar niks. En toen ik weet seker ik wor soldaat bij Vreemdelingenlegioen. Tot nou ik weet seker. TJALIE ROBINSON.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 8