Het geluk is met de stoutmoedigen
inschrijvingen voor de Tjitjak~Reeks
Steeds meer
De belevenissen van het corps der B.B. ambtenaren in de loop van een lange en eervolle periode,
zouden, indien opgetekend, gouden bladzijden vullen. Geplaatst op vaak zeer eenzame posten, werden
zij menigmaal voor problemen gesteld die om onmiddellijke oplossing vroegen. Wij vertellen u hier
van zo'n avontuur in de Molukken.
KISAR, DE OUDE ATOL.
Tot een der meest afgelegen bestuursressorten be
hoorden de Zuidwestereilanden met Wonreli op
het eiland Kisar als standplaats van de controleur
B.B., op circa 300 mijl Zuid van Ambon.
Het eiland, oorspronkelijk een atol, dat in drie
fasen omhoog werd gedrukt met een oppervlak van
200 km2 is te vergelijken met een gigantisch soep
bord. De buitenrand is een brede heuvelrug tot 50
meter hoog, de lagere binnenkant is een golvende
vlakte, waar de bevolking aan de schrale grond
het nodige voedsel weet te ontwringen. Er valt
weinig regen, een enkele maal helemaal niet, zodat
er dan nood heerst onder de 3000 inwoners, nog
levend in een oude feodale maatschappij onberoerd
door de tijd. De controleur is er de enige Neder
lander, soms met, soms zonder gezin.
Vanwege de grote diepte tot 2000 meter, op korte
afstand van de kust, kunnen de KPM-schepen, die
er eens in de twee maanden komen, niet ankeren.
Een haven of zelfs een kleine inham ontbreekt ten
enenmale. Het schip vaart heen en weer en schijnt
niet gaarne te toeven in deze onvriendelijke om
geving zonder enige gastvrijheid. Het oponthoud
duurt dan ook steeds heel kort.
Verdere communicatie wordt tot stand gebracht
door een enkele minder zeewaardige prauw. Slechts
de sterken der B.B.ers zagen kans lang op deze
standplaats te blijven.
DE PYRAMIDE.
In 1948 vertegenwoordigde de jonge controleur B.
het Nederlandse gezag op Wonreli. Eens, tijdens
een bezoek aan boord van een K.P.M. schip, ver
telde de kapitein hem, dat er volgens de Zeemans
gids" zich wel degelijk een ankerplaats bevond,
vlak onder de kust. Het schip moest dan koersen
op een kleine pyramide, die zich ergens op het
strandrug moest bevinden en dan kon men op een
klein onderzees plateautje, zeer dicht onder de wal,
het anker uitwerpen op circa 30 vaam. Hiervoor
moest men scherp manoeuvreren. Het gevaar ech
ter was om door de stroom onder de kust uit de
koers te worden geslagen. Bovendien zou het an
ker tussen de karang van het plateautje vast kun
nen raken. In dit laatste geval zou het dan gekapt
moeten worden. Geheel zonder risico was deze
manoeuvre dus niet, vandaar dat de K.P.M, sche
pen dit risico nooit namen.
De aandachtige toehoorder knoopte dit verhaal
goed in zijn oor. Het was nieuw voor hem. Wei
nig kon hij vermoeden, dat deze wetenschap hem
nog eens te pas zou komen.
Het bleek echter dat niemand op het eiland iets
afwist van een pyramide op het strand. Echter, bij
nauwgezet verder onderzoek, wist een oude djoe-
ragan van een djoekoeng, hem te staan. Inderdaad
was daar een klein onooglijk stenen pyramidetje
met een hoogte van ruim veertig centimeter op de
hoge strandrug. Niemand kon meer vertellen wan
neer en door wie dat daar gebouwd was.
WELKOME GASTEN.
Het is eind 1948. De regens zijn uitgebleven.
Het voedsel is schaars en men moet zuinig zijn.
Ook controleur B. had wat meer van de
blikjes gebruikt, dan het rantsoen toeliet, zodat
aanvulling met grote dankbaarheid zou worden
aanvaard. Echter de KPM-er zou pas over een
week of twee komen, en een tussentijds schip werd
niet verwacht.
Hoe groot was daarom de verrassing toen op een
ochtend eenzaam op de grote Banda-zee, heel in de
verte een schip werd gesignaleerd. Onmiddellijk
roeide de jonge controleur er in een prauwtje heen
om te proberen contact te krijgen.
Men zwaaide met stokken waaraan een witte doek,
welke blijkbaar aan boord werd opgemerkt. Het
schip draaide bij en koerste naar de prauw. Een
kwartier later zat de controleur bij de kapitein on
der het genot van een glas ijswater, een goden
drank in die streken.
De coaster bleek een schip te zijn behorend tot de
American Wargrave Unit, op zoek naar tijdens
de oorlog verongelukte vliegers. De B.B.-er moest
erkennen dat er op Kisar geen oorlogsvliegers be
graven lagen, doch zijn aanbod om desondanks
Kisar aan te doen om er eens een kijkje te nemen,
leek de captain wel.
TAKE IT OVER!
De kapitein vroeg: is er een loods beschikbaar?
De jonge ambtenaar tuurde een moment over de
railing naar de Blauwe Bandazee. Een loods? Wat
een vraag in deze uithoek van de wereld. Hij wist
wel, dat zijn voorschriften hem toestonden in be
paalde gevallen bijstand te verlenen bij het bin
nenloodsen van een schip. Maar een echte loods?
Echter een avond doorgebracht in gezelschap van
deze zeelieden komend met nieuws van een verre
wereld, zou een zeer welkome afwisseling zijn in
het eentonige bestaan. Als een flits schoot het
gesprek met de KPM kapitein hem door het hoofd.
Hij keek naar het eiland in de verte als zocht zijn
oog de pyramide. En toen hij de captain weer
aankeek had hij zijn beslissing genomen.
„Sure captain, lm the pilot. Hebt u een zeemans
gids aan boord?"
„Jazeker. Hier is het. Allright?
En als de controeleur ja knikt zegt de captain: Dan
geef ik u nu het commando van het schip over
Geen terug meer mogelijk. Hij besefte de zwaarte
van zijn taak. Wel was het schip maar klein, maar
een schip is een schip, en als je daar voor het
eerst van je leven 't commando over te voeren heb.t
in een onbekend vaarwater nog welVeel tijd
tot overpeinzing was er niet. Hij tuurde door de
scheepskijker om het strand af te zoeken naar de
kleine pyramide boven op de strandrug. Hij vond
hem.
Rustig gaf hij zijn orders. „Anker uit tot 30 vaam.
Langzaam vooruit", luidde het eerste commando.
„Meer rechts houden. Houden zo".
Voorzichtig stoomde de coaster in de richting
van het grimmige eiland. Nog 500 meter
toen nog 300 meter200en nog greep
het anker niet. Hier moest het toch wel zijn?
Duidelijk was nu de pyramide met het blote oog
zichtbaar.
Zou er iets mis zijn? Nee, verder mocht hij be-
slist niet gaan.
„Stop". En onmiddellijk daarop: „Langzaam
achteruit"
En in dit onzekere ogenblik, plotseling, duidelijk
voelbaar, pakte het anker. De manoeuvre was
gelukt. De spanning geweken, toen hij dank
baar de capitain het commando terug gaf.
Een uur later zitten allen met enkele eiland-auto
riteiten bijeen in de toch geriefelijke woning van de
controleur in Wonreli zelf. En er was ijs in bal
ken, er was ijskoude limonade en bier. En er was
de zo welkome aanvulling van de lege provisie
kast. Het leven was weer goed.
En als na de onvermijdelijke menari bij het och
tendgloren zij allen gezamenlijk naar het strand
wandelen om de royale gasten uitgeleide te doen,
klinken van het schip drie korte stoten. Het anker
heeft losgelaten. Precies op tijd.
Met de volgende KPM post rapporteert de contro
leur aan de resident te Ambon: De coaster
heeft een nacht voor anker gelegen bij Kisar. Ge
slaagde poging sinds mensenheugenis.
H. Bar.
De Indischman maakt een Bockit Barisan van nieuwe Boeken.
Wij ontvangen regelmatig nieuwe inschrijvingen voor dc Tjitjak-reeks^ Ook al hoort a h.ervan
geen bevestiging, weest U er zeker van dat wij Uw naam genoteerd hebben en dat U (hopelijk
binnenkort) nader nieuws hieromtrent verneemt.
Voor de nieuwe abonné's de volgende inlichting
omtrent deze Tjitjak-reeks.
Het viel Tjalie Robinson bij zijn bezoeken aan
zovele Indische families op, dat nergens een be
hoorlijke boekenkast aanwezig was met zelfs maar
een handvol INDISCHE boeken. Het grote ver
schil tussen Indisch en Nederlands gezin kwam
hier wel scherp tot uiting: de Hollander kent zijn
literatuur WEL en leert zijn land en volk (of
zelfs maar zijn geboortestreek) goed kennen door
te lezen wat erover geschreven is. Ook kan de
Hollander al zijn gasten beter inlichten over zich
zelf door naar boeken in zijn kast te grijpen.
De Indischman kan dat NIET. Bovendien is zijn
kennis van zijn Land van Herkomst in 99 van
de 100 gevallen schrikbarend beneden peil. Menige
belangstellende Nederlander in ons Indisch leven
merkt al heel gauw dat de doorsnee-Indischman
hem eigenlijk niets vertellen kan over dat wonder
lijke land in het Oosten.
Nu is bij zeer veel Indische Nederlanders het ver
langen naar lectuur van en over Indië WEL groot.
Alleen er zijn geen boeken. Wat nu? Contact
opnemend met een aantal Nederlandse uitgevers
merkte Tjalie op (en ervoeren trouwens tal van
Indische Nederlanders) dat er geen animo is voor
het uitgeven of herdrukken van Indisch werk. Er
is geen markt voor, zegt men.
Nu is het waar dat de gemiddelde Indischman een
SLECHT bibliotheek- en boekwinkel-bezoeker is.
En ook is het waar dat de gemiddelde man achter
de toonbank ons niet goed genoeg kent om ons
een goed boek te adviseren. Hoe dan ook er wor
den geen Indische boeken gedrukt en wij blijven
verstoken van eigen lectuur.
Enige oplossing; zelf een boekerij maken. Hier
mee is Tong-Tong dus gestart; het winnen van
liefhebbers voor een BOEK-VAN-DE-MAAND-
CLUB. Men stort elke maand een rijksdaalder en
elke maand zetten wij een boek (herdruk of
nieuwdruk) op stapel, zodat langzamerhand een
boekerijtje groeit in elk Indisch huis, zo ver
trouwd en geliefd als onze oude huisvriend de
Tjitjak. Daarom heeft de boekerij de Tjitjak
reeks.
Als het ledental zo blijft toenemen als thans,
kunnen wij op het eind van dit jaar al starten.
De Tjittjak-reeks omvat: a. herdrukken van ont
spanningslectuur zoals Piekerans van een Straat
slijper, de detectieve-serie van Ucee, enz., c. druk
ken van selecties, b.v. uit de Indische Jager, „ghost-
stories", reisbeschrijvingen, avonturen en expedi
ties, c. belangrijke brochures en studies, d. nieuwe
boeken, vooral biografieën en autö-biografieën,
waarin wij voornamelijk hopen onder te brengen
thans levende pioniers en „pioniersters uit het
oude Indië.
Er zal een tijd komen, dat wij een boekerij hebben
op onze schoorsteenmantel van meter na meter
belangwekkende stof, waarmee we de koudste
wintermaanden gloeiend van opwinding, trots en
vreugde bij een desnoods koude kachel kunnen
zitten. Een boekerij, waaruit elke nieuwsgierige
gast over elk Indisch onderwerp een speciaal
werkje gepresenteerd kan worden. Maar vooral:
een boekerij die op zelfbewuste en trotse wijze
het gapende en beschamende gat zal vullen dat
thans aanwezig is in de Nederlandse literatuur over
een Rijk waarin de Zon nooit Onderging! Howgh!
Salamat djalan!