OPA SAMSON
VERTELT
3
(in)
Als ik zo terug denk, dan vraag ik mezelf wel
eens af: Waarom was het toen zo rustig. Een
Controleur B.B. zat op een buitenpost met vrouw
en kinderen.
O.a. op Bangkinang op de grens van Sumatra s
West- en Oostkust.
In 1925 had ik een dienstreis gemaakt naar Bang
kinang voor een Chinese boedelzaak. Opname
ter plaatse van de omstandigheden in verband
met een geschil tussen erfgenamen.. Het laatste
gedeelte van ;de reis tussen Pangkalan Kofa-
baroe en Bangkinang moest per prauw worden
afgelegd. De auto-weg was toen nog niet aan
gelegd. Ik reisde met een Maleier en een Chinees.
Met sterke stroom mee, was het ononderbroken
roeien van 7 uur 's morgens tot 4 uur s middags.
De afgelegde afstand te voet was dus wel verder
dan van Den Haag naar Amsterdam.
Om 7 uur 's morgens stapten we op Pangkalan
Kotabaroe in een lange, heel smalle, half over
dekte prauw. Wij waren aangewezen op de stuur
manskunst van djoeroemoedi en roeiers door die
stroomversnellingen, draaikolken en het soms
plotseling groot verval.
Om 4 uur 's middags, stroomafwaarts, waren wij
op Bangkinang aangekomen. Dadelijk de zaken
afgedaan tot laat in de avond, de rapporten op
gemaakt en door de betrokken personen laten
mede ondertekenen.
Nu terug naar huis. De volgende dag was plot
seling hoge waterstand. Stroomopwaarts. Per
prauw te riskant. Hoe lang dat zou duren? Geen
idee. Het kon 2 dagen duren, een week, twee
weken. Niets van te zeggen.
Dan maar lopen, zo besloot ik tenslotte. Wij had
den echter te zorgen, vóór het invallen van de
ONZE OUDSTE ABONNE-MEDEWERKER
(Grand old man Van Hemert, 82 jaar), schrijft ons:
„Wat Opa Samson vertelt onder het hoofd
„Schout Hinnein Tong-Tong No. 17, is op een
kleinigheid na juist en vereist verder enige aan
vulling:'
De beruchte rampokkers Pitoeng en Gantang wer
den niet opgehangen op het plein in de beneden
stad van Batavia. In werkelijkheid werd Pitoeng,
die zijn actie-terrein in Kebajoran en omgeving had,
door schout Hinne in Maroenda (Tg. Priok) dood
geschoten, terwijl Gantang in het Bantamse (Se-
rang, Pandeglang) opereerde.
Die in de benedenstad van Batavia tegelijkertijd
door Pak Tèrèh opgehangen werden wegens moord
op de heer Wiggers op Koningsplein Oost, waren
inderdaad Amat Bentol en Mohamed Saleh. Ben-
tol een kleine dikzak, gaf dadelijk de geest, terwijl
de magere Saleh nog 10 minuten langer bleef ben
gelen, welk voorval ik als jongen van 17 jaar
zelf bijwoonde.
Voor wat schout Hinne, een Indischman, aangaat:
hij was tevoren onderofficier bij het Leger, oer
sterk en een meester in poekoelan. De gegadigden
voor oppas werden door Hinne vooraf getest op
hun bekwaamheid in vechten. Baas boven baas:
Hinne kon slechts worden gelegd door een zekere
Beerhorst, wijkmeester in Gang Klientjie (Pasar
Baroe)
Tenslotte van August Mahieu gesproken. Deze
oprichter van Komedie Stamboel werd in een ar
tikel van Olto Knaap, muziek- en toneelrecensent
van het Dagblad Het Nieuws van den Dag, als
de grootste toneelspeler van zijn tijd uitgekreten.
De toneel- en muziekcriticus van het Bativiaasche
Nieuwsblad was Hans van de Wal, organist van
de Willemskerk aan het Koningsplein-Oost (beide
Indo's)
Wees gegroet!
Noot van de redactie: misschien menen sommige
lezers dat wij de bijzonderheden omtrent het han
gen van Bentol en Saleh beter achterwege hadden
kunnen laten. Maar Tong-Tong wenst elke tijd
in het oude Indië ten voeten uit te tekenen (voor
al geen al te schone en half-valse dromen!). Zeden
en normen waren 75 jaargeleden anders dan nu.
Dat men dit goed beseffe. Geen mens denkt er
duisternis een pasanggrahan te bereiken met het
oog op de wilde dieren.
Wij volgden een B.B.-weg langs steile bergrotsen
aan de ene kant en diepe ravijnen aan de andere
kant. Twee dagen gelopen van pasanggrahan tot
pasanggrahan. Op Maramait nog even de over
steek.
Deze oversteek was echter een onderneming op
zich zelf. Als je aan deze kant van de rivier
stond, waren de mensen op de andere oever zo
klein dat zij niet te onderscheiden waren. Met
een klein prauwtje zouden wij worden overge
bracht. Gepraat over en weer over de prijs. Ein
delijk was daaromtrent overeenstemming bereikt.
Eerst betalen. Betaald. Allemaal in de prauw
gestapt In het midden van de rivier bij de stroom
versnellingen vertikten de roeiers het echter om
verder te roeien. Ze vroegen het dubbele. Wer
kelijk de prauw begon gek te doen. Wat bleef
ons over dan te zeggen: Baik. Bajar doeloe. Be
taald. Enfin wij bereikten de andere oever. Daar
heb ik ze uitgefoeterd. Boekan matjem. Tidah
pantes. Tjarie makan.
„Saja, ja, ja," zeiden ze, „slamet djalan.
„Val dood," was mijn hartgrondig bescheid.
Daarna heb ik het geval van de humoristische
kant bekeken.
Wij doorgelopen naar Pangkalan Kotabaroe. De
volgende morgen per taxi naar Pajacombo en
verder per trein via Fort-de-Kock (Boekit-Tinggi)
naar Padang.
Als je dat zo leest van pasanggrahan tot pasang
grahan, dan lijkt het een wandelingetje. Zij die de
bergterreinen van Sumatra kennen, weten wat
zo'n voettocht van twee dagen betekende.
Op Bangkinang zat een Controleur B.B. ,met
vrouw en kinderen. Als de man op tournée was,
zat Mevrouw Controleurse alleen. En toch ge
beurde er niets. Vreemd.
NU aan minister Drees op te hangen, maar in de
tijd van Oldenbarnevelt ging het wèl en een eeuw
later sloegen Hagenaars mensen als Jan en Cor
nells de Witt op straat dood. Wat Hinne en
Beerhorst ons leren is: bandieten versla je alleen
als je nóg harder en nóg strijdvaardiger bent dan
bandieten.
IK EN BENTIET
Op een dag ik ontmoet Si Bentiet. Djongkok op
de muur achter sijn huis. Kijken naar de faf-
filjoen.
Ik zeg: „Halla ntiet!"
Hij zeg Hallo!"
Ik zeg: „Jij doet wat."
Hij zeg: .Wahten."
Ik zeg: „Wahten wat."
Hij zeg: „Mijn Tjang."
Ik zeg: „Sij doet wat."
Hij zeg: „Tjeplèk."
Ik zeg: „En dan?"
Hij zeg: „Als win, ik fraah één dup."
Ik zeg: „Masa je krijh!"
Hij zeg: „Ie-ja. Toewak manis toh? Als heef
heluk, krijh heluk."
Ik zeg: „Na toe. Sij win. Jó, frahen! En dan
trakteren."
Hij zeg: „Wahten eers tot win feel.
Ik zeg: „Waarom."
Hij zeg: „Als win feel, ik krijh feel. Misschien
kwartje, misschien halve pop, misschien maar één
P°P-"
Ik zeg: „Als so wij freet tot doot.
Hij zeg: „Ie-ja."
En dan. wij wahten. Wij wahten door maar door.
Tot kwijlen ik van denken aan lekker-lekker. En
dan op helt-nja van Tjang van Si Bentiet. En
dan op tjeplèk-nja. En de ouwe mevrouwen sij
haan naar huis. En Tjang bose bui en mopperen
op baboe. En ik ook bose bui.
Ik zeg: „Jij si mata Krandjang. Waarom niet fra
hen eerder!"
Hij zeg: „Ah, tolol jij."
Ik zeg: „Jij sellef tolol. Apalagi jou tjang tolol!
En toen hij ahterfolleh mij tot mijn huis. En toen
al.
Tjalie Robinson.
DIE ENE WAS LEEG
Langzaam liep hij door de enorme gang met de
talloze garderobes. Hij was moe, de man in de
donkerblauwe duffelse overjas, die zwaar over
zijn schouders hing. Zijn gelaat was mager en de
jukbeenderen staken opvallend uit. De ogen leken
daardoor dieper in de kassen te liggen. Zijn lippen
waren kleurloos, bijna grijs.
Hij sleepte zich voort op zijn natte schoenen,
waarvan de zolen door het vele lopen, hier en
daar zo gesleten waren, dat de sokken de taak van
het leer dienden over te nemen. Op zijn hoofd
had hij een hoed, die talloze modes ten achter was!
De naden van zijn handschoenen, lieten bijna al
zijn vingers zien. Hij zou de naden wel dicht
naaien. Later Eerst moest hij zijn jas eens kwijt
raken. Het gewicht daarvan vermoeide hem zo
Maar de garderobes waren overal zo volbehangen,
bovendien waren zij gereserveerd voor: Theo
sofie hij liep er langs voor: filosofie hij
liep er langs och kijk! voor archeologie hij
liep er langs. In welke garderobe zou hij nu ein
delijk eens zijn jas ophangen? Laten wij de man
eens volgen, als we er geduld genoeg voor hebben!
Ik weet het, zijn gang is eentonig! Economie
hij liep er langsfilologie hij liep er
langs methafysica U heeft het geraden: hij
liep er langs logica hij liep er langs en sleet
er niet zijn zolen mee, maar zijn sokken, want
zolen had hij toch niet meer. De garderobes, die
hij voorbij ging, hingen vol met jassen van allerlei
snit en stof, hoeden van velerlei model en kleur,
allen echter van beter kwaliteit dan zijn jas en
hoed. Althans de kwaliteit was nog zichtbaar,
doordat zij nog niet waren afgedragen! Eigenlijk
was er in een der garderobes wel plaats voor zijn
jas. Hij keerde op zijn schreden terug tot de garde
robe voor theosofie en hij bleef daar aarzelend
staan, probeerde de jassen te tellen, maar zij wa
ren zo talrijk, dat hij zich in de tel vergiste. Ten
slotte passeerde hij de andere garderobes weer,
telkens even stilstaande. Wat een sufferd! Zou U
zeggen? Wat een raar mannetje! Ach, zijn we niet
allemaal ergens raar en zielig? Toch is het een
dapper ventje! Dat verzeker ik U. Net zo dapper
als U en ik, want U bent het omdat U dit ver
haaltje tot hier althans hebt gevolgd en ik omdat
ik het nog steeds schrijvende ben!
Het mannetje naderde weer de garderobe van
logica ook daar bleef hij even staan, maar liep
tenslotte door. Verder en verder de gang door.
Allemaal gereserveerde garderobes. De namen dan
sten voor zijn ogen. Zijn voeten deden hem pijn.
Alles deed hem pijn, vooral zijn schouders. Het
was net of men breipennen tussen de schouder
bladen had gestoken. Het einde van de gang werd
gelukkig reeds zichtbaar. Wat zou het mannetje
doen? Zou hij teruglopen? Oh, Hemel nee! Dat
niet! Laat mij de lezer de ellendige eentonige wan
deling toch besparen! Teruglopen? Dat zou hij kun
nen doen, had hij al gedaan ook, maar toch ging
hij weer vooruit. Hij kon niet anders dan vooruit.
Eindelijk was hij aan het eind van de gang en
daar was de garderobe, die gereserveerd was voor
Waarheid. Daar zou hij zijn loodzware jas hangen.
En toen hij ook zijn hoed aan een der vele lege
haken hing, hoorde hij gezang en harpmuziek. Het
deed hem zijn vermoeidheid vergeten. Het was net
of hij danste! En zijn voeten deden hem toch pijn?
Ik zei U toch, dat hij zijn vermoeidheid en dus
ook de pijnen kwijt was? Hij was alles kwijt, zelfs
ons (een reden temeer om gelukkig te zijn voor
het mannetje), slechts de naakte waarheid behield
hij.
Agoes W.
LEZERS-VERSLAGGEVERS!
Het is nu al zo ver gekomen dat de hoeveelheid
ingezonden copy de beperkte plaatsingsmogelijk
heden verre overschrijdt. Plaatsen we alles wat
elke twee weken binnenkomt, dan hebben we reeds
tien pagina's nodig! Maar om tien pagina s te
kunnen drukken, hebben we tweeduizend abonné s
méér nodig. En die zijn er nog steeds niet. Hoe
jammer, hoe jammer In elk geval: alle copy wordt
zorgvuldig bewaard en groeit ons blad binnenkort
verder, dan krijgt alles zijn plaats. „Vrees niet.
daar kan in Holiand iets groots verricht worden!"