Memoires van Oma Soesman
IIL Tijgers op Tjoera Banteng
7
Langzaam aan vorderden dc voorbereidingen v°°^het ^'^^uiij^'bestaande uit 2 kamertjes
nodig: betere behuizing voor de werklu --^^e beginnen met zoveel mogelijk vrucht-
cn een tussengangetje. Mijn man d g P gogoh) te planten, kippen en
bomen, katjang, ketella, lombok en P renteloos 1 verleend werd en een voldoende groot
eenden te fokken, waarvoor hun een ^rcl7™ cr dankbarcn, dic voor 100 »/o
"elrkti maak'ten ST aanbod, anderen die na enige tijd weer vertrokken met achterlaüng van
hun voorschot.
De mensen, die op een nieuw te ontginnen land
hun diensten aanbieden, zijn gewoonlijk met de
besten maar het uitschot, vooral het jongere volk
bestaat uit luie. onbetrouwbare vrijgelaten ge
vangenen, die niet meer in hun woonplaats terug
durven komen en dan maar lukraak hmsvestmg
zoeken op een pas ontgonnen land, dat in de
beginne een tekort heeft aan werklui dus maar
aanneemt wat zich komt aanbieden Voor de on-
getrouwden zijn aparte, grote loodsen gebouwd,
waar één der ouderen het oppertoezicht heeft Bi
nieuwe ontginningen wordt veel gedobbeld, zodat
ook dat slag van mensen zich daar komt nestele
omdat het werkloon hoger is dan de betalingen
op een bestaande onderneming. Zo ziet U, aat
pionierswerk diverse moeilijkheden met zich breng
DE KOMST VAN DE TIJGER.
Het huisje was op palen gebouwd, zoals ik al
schreef. Na enige dagen was ik gewend aan
verse geluiden, die me vreemd waren, maar op een
nacht schrok ik wakker van een angst aanjagend
zagen en nog eens zagen, zodat ik huilende recht
op ging zitten en blij was toen mijn man er ook
wakker van werd. Mijn angst merkende, stelde hij
mij gerust: „Het was 't geluid van een konings
tijger. die op zoek was naar voedsel Toen sloeg
de angst me helemaal om het hart met het oog
op de kinderen. Langzaam aan werd het gezaag
minder duidelijk, het monster trok zich terug, het
bos in, meende mijn man. De volgende ochtend
was ons eerste werk het zoeken naar sporen; ze
waren duidelijk zichtbaar, het beest was uit het bos
linea recta op ons huis afgegaan.
U beqrijpt, dat ik steeds in doodsangst verkeerde,
van de bosrand tot ons huisje was een afstand
van plm. 15 m en de kinderen speelden op een
plaatsje dat daaraan grensde, maar mijn man
trachtte me gerust te stellen, hij zei n 1. dat een
Koningstijger alleen aanvalt als hij honger heeft,
een panter en een kombang (zwarte panter) zijn
wél gevaarlijk voor mensen.
U begrijpt dat de angst mij achtervolgde en zo
doende het ik de speelplaats met hoog ijzerdraad
omheinen en werden de kinderen steeds bewaakt.
Lange tijd hoorden we dat ellendige geluid met
meer, wel geknor van boskatten en het nare ge
krasvan nachtuilen, krekels en het loeien van
wilde runderen n.l. bantengs, die bepaald uit hun
doen waren, blijkbaar door het vellen van de
grote bomen, die met een oorverdovend geraas dag
aan dag neerstortten in het door dieren bewoonde
oerwoud.
Tenslotte went een mens gelukkig aan veel, zo ook
aan diverse geluiden van oerwoudbewoners, don
derende waterstromen, enz., enz. Maar angstig
bleef ik toch wel want het gevaar bleef toch
bestaan.
Om onze kinderen de omgang met dieren te leren,
hadden wij 2 jonge geiten, 15 kippen en een haan
gekocht, die allen onderdak kregen in de z.g.
„wagenkamer" waarin de bewuste americaine op
geborgen was. Dat was natuurlijk ook n geïmpro
viseerde kamer van bamboe met twee deuren, die
aan de buitenkant gestut werden 's nachts. Op de
onderneming waren zoetjes aan de diverse '■^na
genoten haar mannen gevolgd, zodoende hadden
wij al drie meisjes of liever vrouwtjes tot hulp.
Op een ochtend, dat een van hen de kippetjes wil
de uitlaten kwam ze gillend de trap op: „Nonja
ada matjan!"
Aanvankelijk nam ik het niet voor ernst op en
ondervroeg haar. Ze zei me, dat er een gat in de
bamboewand was van het hok (van plm. 15 cm).
Ze was vlak langs die opening gepasseerd om de
deur te openen, maai' op het moment, dat ze langs
die opening ging, hoorde ze een sprong tegen
dat gat, gepaard met een licht gebrom en ze ging
er als een haas vandoor om het mij te zeggen.
Mijn man was bezig met het tellen van het werk
volk wat om 6 uur al moest genoteerd zijn, dus
ik zou dat (volgens mijn idee) onzin-verhaal zei
maar eens gaan onderzoeken. Eerst bracht ik de
kinderen in veiligheid achter gesloten deuren.
Met het baboetje stapte ik met kloppend hart mee,
plm 1/4 m van het gat zijnde, deed zich hetzelfde
voor, het beest vloog brommend tegen het gat,
brulde en brieste, zodat we beiden met vlug ge
noeg ervandoor konden. Het beest kon er met uit,
was er vermagerd ingeslopen, had de nodige arme
beesten al verslonden, waardoor hij te dik was om
door dat zelfde gat te ontvluchten. Mijn man, die
op het werkterrein het volk in groepen had ver
deeld, kwam nu ontbijten, waarbij hij het uitge
breide verhaal te horen kreeg. Aanvankelijk lachte
hij ons uit, het was natuurlijk een boskat, die in
het nauw gedreven niet wist te ontsnappen, i oen
ik hem de situatie heel duidelijk uitlegde, de baboe
voet bij stuk hield (ze durfde de beesten met uit
te laten), toen besloot hij zich te overtuigen. Aan
vankelijk wilde hij er ongewapend heen, wat mij
nog nerveuzer maakte, tot hij tenslotte zijn geweer
laadde, helaas maar met twee kogels.
In dit en het volgend nummer vertelt Oma
Soesman van andere ervaringen van een pio
niersvrouw in de rimboe. De stijl, waarin het
tijgerverhaal geschreven is, bewijst hoe ty
pisch vrouwelijk haar kijk was op hard
leven en harde avonturen. Dat is juist zo
opmerkelijk van deze eerste Europese vrou
wen in de jungle, dat zij hun fijne vrouwe
lijke geaardheid behielden (in tegenstelling^
met zoveel grof wordende ,,hard levende
vrouwen in de asfaltjungle van thans!). Oma
Soesman was ook een moeder voor het
werkvolk van haar man. Lang zal zij in de
herinnering blijven vooral bij de Madoere-
zen als „Mboe Poteh" blanke moeder).
...EN ZIJN EINDE!
Hij beloofde me eerst poolshoogte voor het gat te
nemen, dan zou hij pas kunnen constateren of het
waarlijk een tijger was of een boskat. Ik bleet
op een afstand, mijn man zag ik voor het gat
hurken, 't Gebrul van het beest overviel hem on
verwachts. De woudkoning bleef voor de opening
briesen, brullen, totdat mijn man lukraak een schot
loste. Het beest viel schijnbaar met een fikse sprong
tegen de gestutte bamboedeur, die in één slag open
sloeg, het beest rende naar de bosrand, mijn man
hem achterna, schreeuwend om hulp. De woud
koning had zich opgesteld in een bamboestoel, die
op plm. 1 m hoogte vlak bij de gekapte bosrand
stond De bamboepunten, scherp en giftig, staken
het beest op vele plaatsen, zodat hij nog razender
werd. Mijn man had nog één patroon over, waar-
mee hij het gewonde beest het genadeschot wilde
geven, maar helaas, niettegenstaande hij een prima
schutter was, het beest was zo bar onrustig, dat
hij niet goed mikken kon, een schampschot baatte
niet.
Mijn man verkeerde bepaald in groot gevaar: ten
eerste zat hij in een half omgehakte boom op plm.
3 m hoogte, op plm. 6 m afstand van het razende,
aangeschoten dier. Schreeuwende en fluitende vroeg
mijn man om meer patronen. Niemand durfde in
de nabijheid te komen totdat onze employe het
waagde om hem driemaal een patroon toe te
gooien. God zij dank, één had mijn man opgevan
gen. Al die tijd zat hij met getrokken mes in de
boom, steeds het beest goed in het oog houdend,
want een aangeschoten tijger is tot elke aanval
in staat. Eindelijk, daar hoorden we het schot,
oorverdovend gebrul, het beest was dood, mijn
man veilig.
Een curieuze foto uit de Soerabajase muziekwe
reld vlak na de oorlog. Oosthoekers zullen zich
verscheidene van deze figuren gaarne herinneren,
voorste rij: Wagenaar, Van Zele Sr., Bernardo
(violisten); tweede rij: Elias, Bozio Bernardo, Max
Kluger (violist, cellist, leider); laatste rij: Kovanda,
Lud van Zele, X (naam vergeten), Janos Osz
(bassist, pianist, cellist, tenor).
Van Zele was een merkwaardige figuur in het
oude Malang en Soerabaja. Hartstochtelijk musi
cus als hij was, bleef hij toch een eenzelvig en
gesloten man, een rasechte solitair. Met staalharde
principes en een onbuigzame geest. Door zijn giote
liefde voor de muziek en zijn enorme kennis ervan
genoot hij in muzikale kringen een bijzondere re-
putatie. Vriend van hem was o.a. dc vioolbouwer
Ohl, vader van de schilder Frits Oh!.
Helaas is net niet op de foto te zien de violist
Barendse, ook deel uitmakend van bovenstaand
groepje, vader van de bekend geworden zangeres
jes Jos, Oily en Maud. Jos sopraan, nu in Amerika,
Maud zangeres in Nederland en nu ook m Ame
rika, Olly zingt voor de radio onder de naam
Silvia van Renesse.
Voor al deze mensen betekent muziek niet negatief
plaatjes draaien, maar ernstige en toegewijde stu
die. Familie-leven betekende voor hen opbouwend
muzikaal leven. En zie wat werkelijke cultuur ver
mag: op deze foto zijn Oost en West broederlijk
vereend Hongaar en Indo en Filipino zijn kame
raden. Nergens werd de Nederlandse taal zó kos-
telijk verstoethaspeld als in zulke kringetjes, maar
nergens ook wisten Oost en West elkaar zo innig
en harmonieus te vinden als in deze creatieve
centra. Zelfs deze voorbije Garde heeft ons nog
veel te leren aan verdraagzaamheid, werkzaamheid
en prestige.