Rappèl Appèl! Correspondentie 3e JAARGANG, 15 JUN! 1958 No. 1 Tong-Tong voor de derde ronde VERGEET MAARTEN NIET! Uitgave van"N.V. GAMBIR, Uitgeverij voor OOST EN WEST Theresiastraat 284 Den Haag Redactie: TJALIE ROBINSON. Verslaggevers: ALLE LEZERS, die getuigen willen van HET LEVEN VAN DE NEDERLANDER IN INDIE. Redactie-adres: Franklinstraat 106, Den Haag. Tel. 63.77.S6. Giro 6686. Verschijnt tweemaal in de maand. Prijs per nummer f 0,25 Kwartaalabonnement f 1,50 aarabonnement 6, Ooit gebokst? Ooit de gongslag gehoord voor het aankondigen van de volgende ronde? Ooit twee- ronden lang op je kop gehad dat de honden er geen brood van lustten? En dan het TONGNGNGÜ horen voor de derde ronde, terwijl een deel van 't publiek fluit van afkeuring (omdat je niet moord lustig genoeg bent) en een nog groter deel van dat publiek geen benul heeft van wat boksen is? Al leen tuk op een kloppartijtje is of denkt dat je een eer-zoeker bent die wel eens op z'n bliksem mag hebben? Maar gelukkig STEEDS MEER stemmen te horen die roepen: ..Good boxing. Go on!" Zo'cts maakt TONG-TONG mee nu dit eerste nummer van de derde jaargang verschijnt. Als we terugkijken, staan we verbaasd dat we nog steeds leven. Zo vaak hebben we misgetast, zo vaak een verkeerde .stijl" geprobeerd, zo vaak verkeerde adviezen of ingevingen gevolgd. Zoveel hebben we verloren. Zo „gesierd" zijn we met littekens en soms cok: hoe bekaf en moedeloos zijn we. En hoe ver zijn we nog van ons doel vandaan! Geen tijd voor bespiegelingen. Hier is nummer één van de derde jaargang. Poekoel teroes! Een vriend van me vroeg: „God, al die moeite van jullie. En als je tóch niet slaagt?" Ik moet denken aan dat gesprek tussen een reporter en Soustelle. De reporter vroeg: „En als De Gaulle tóch faalt, wat dan?" „De Gaulle faalt niet!" „En tóch is net mogelijk dat hij faalt. Wat dan?" Soustelle: „C est la vie!"Ik ben de Gaullc niet. Op geen stukken na. En de zaak van de Indischman in Nederland is niet de zaak van Europa. Maar voor ons is TONG-TONG óók een bestaansvorm. Een levende mousserende bestaansvorm. Als het niet zo mag zijnzo is het leven. Niet alles kan. Maar zo lang het nog niet zo ver is, lezers van Tong-Tong, bruine en gebruinde broeders en zus ters van overzee, poekoel teroes. Gefeliciteerd met ons bestaan tot dusver en de beste wensen voor dé toekomst! T. R. Op deze wijze kan men zijn contributie aan TONG-TONG voldoen; men plakt een post zegel van één gulden op een briefkaart op deze wijze en men is abonnê voor twee maan den (vier nummers). Nooit méér dan één gul den opplakken. Vier postzegels van 25 et. of twee van 50 ct. mag ook. Toen we nog in tjelana monjet liepen, hoefde geen vriendje te vertellen: „Ik krijg één clup van mijn Tjangi" of we riepen in koor: TRAKTERENen trokken eensgezind en n feeststemming naar de dichtstbijzijnde toekang ès. In de HBS-tijd was bij de koffieboer de opmerking van Pongkie: „Boleh mijn Ouweheer. Hij stuurt tien pop uit Koepang!" het sein om allemaal tegelijk aan te schuiven onder de strijdkreet: TRACTERENKopi soesoe, ketoprak, pisang saleh, koeweh tjoes. „Ajo Ketjil, angkat!" En altijd later was elke aankondiging: „ik vier zondag koperen bruiloft" of „Ik heb pro motie gemaakt" of Tante Fien is jarig!" een invite om onder het motto „FUIVEN!" zichzelf aan te melden voor een koempoelan-de-luxe! Zoiets vindt men in Holland onfatsoenlijk: zichzelf opdringen aan iemand om mee te profiteren van zijn succes. Maar dit is ook het land, waar men een hele avond praat bij één kopje koffie of één kopje thee. En moet opkrassen tegen etenstijd, 's Lands wijs 's lands eer. In Indië was het succes of de vreugde van één hel geluk van allemaal. Daar ook geeft de Indo op zijn verjaardag een wajang-voorstelling aan de straat zodat de hele buurt en de kampong erachter mee kan fuiven. Het „zich aanbieden om mee te fuiven" is een beroep op andermans ruimheid van geest. Niets verkeerds aan. Integendeel! En daar gaat Tjalie als echte Anak Betawie rustig mee door in Holland. Nu komen de rappels los en Tjalie roept „glashard"„Traderen, luitjes!" D.w.z.: als je nog wat over houdt na al die verschrikkelijke Hollandse beren en de noodzakelijke uitgaven voor straks (stofzuiger, nieuw colbertje, schoenen, enz.), DENK DAN AAN TONG-TONGAAN HET TJALIE ROBINSON FONDS. Wie al helemaal geassimileerd is, moet zich heus niet boos maken om dit appèl. Juist wij door onze uitgebreide correspondentie weten hoe erg knijp men vaak zit met zijn budget, zodat het rappèl al bij voorbaat „helemaal op" is en zelfs nog „kekoerangan". Geen haar op ons hoofd denkt eraan deze mensen lastig te vallen. We zeggen: Selamat ermee. Het komt je toe. Besteed het goed." Maar er zijn er ook, die al andere bofjes hebben gehad en eigenlijk al lang uitkijken om eens iets goeds te doen aan anderen. En het IS mogelijk dat ze, ronddelend met gulle hand, toevallig niet denken aan TONG TONG. Voor hén is deze oproep. En tegen hen zeggen wij: Uw gift is welbesteed, want U maakt een tijdschrift en een werk, waar straks veel heil van uitgaat voor de hele repatriantengroep en heel Nederland. En dan krijgt U Uw goede daad diLbbel en dwars ierug. Want alles tekenen wij zorgvuldig aan. Het appèl op het rappèl is een door-en-door Indische oproep. Wij zijn er trots op die vóór in ons blad tc zetten. Omdat wij weten dat ónze lezers deze oproep prettig zullen vinden. En het is zo'n kans (duim op!) om TONG-TONG eindelijk eens sieviq op poten te zetten. Mis deze kans niet! WITTE OLIFANTHollandia. Die dongèngan is uitstekend. Wanneer geplaatst weten wij nog niet. Goed zo: niet gojang kaki, niet zeuren en moppe ren, maar geschiedenis schrijven. Iedereen kan het, die een stuk papier heeft, potlood en branie1 M. BERENDSENHo'landia. A.doeh. die mop is een beetje té gepeperd, maar we zu'ien zien wat we er nog aan doen kunnen. Intussen: poekoe teroes! PEKQEL TEROES! W- krijgen in de laatste tijd voortdurend brief kaarten en brieven onder het motto „Poekoel Te roes" cn dan een risje namen en adressen. Meer nietEn toch zoveel'. Het is de oude pioniersgeest van jagers, kleinlandbouwers, patrouillelopers, planters, houtvesters, waar Indië groot door ge worden is. Zij werkten en leden zonder klagen: „Djangan omong pandjang, Poekoel teroes!" Als reactie op ons berichtje over de Haagse rel letjes kwam een brief binnen, waarin zeer sym pathiek werd aangedrongen op meer actieve be langstelling voor Frits en zijn kornuiten. We ho pen ook werkelijk dat onze oudere Indischgasten tijd en moeite en geld zullen vrij maken om de jeugd bij te staan in alle moeilijkheden. Maar lezers, het gaat niet alleen om Frits, maar ook om Maarten. After all is Frits een mede burger van Maarten, een mede-Nederlander. Als Rrits kans had gezien om Maarten meer over zich zelf en zijn land te vertellen, zouden die twee zeker niet als djago's tegenover elkaar gestaan hebben. Als wij Indischgasten ALLEMAAL regelmatig meer aan het Nederlandse volk zouden vertellen over onszelf, zullen niet alleen veel kiemen van ontevredenheid en wrijving verdwijnen, maar kun nen zelfs nieuwe plannen van nuttige samenwer king worden ontworpen. Daarom, doe mee met het winnen van lezers van Tong-Tong. Maak van ons blad een kiosk-blad. Opdat niet alleen elke Frits, maar ook elke Maar ten het lezen kan!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 1