Een Hollander eet Rijsttafel in Afrika 2 Geen orgaan, geen leden! Ondernemende, branie jonge Hollanders, die het kleine Holland uit wilden om het avon tuur te zoeken in den vreemde, waren onze voorouders. Datzelfde avontuurlijke bloed is er nog steeds in heel wat Hollandse jongens. Hier is het reis- en rijst-verhaal van Piet Kort, die niet „bij moeder's pappot" wou blijven zitten en de tropen zocht. Via Willemstad naar Afrika. En overal ontmoette hij oud-Indischgasten en hun rijsttafel. Vroeg schieten we uit onze kooi op de grote wal- wisvaarder Willem Barendsz. De „Barend" is in de nacht aangekomen op Curacao en we liggen nu in de Caracasbaai. Een prachtige lichtblauwe zee en een groen eiland, Overal cactussen, bloe men en geiten. In Willemstad gaan we eerst met onze gastheer De Vries een limoenfje drinken om kennis te maken. De zon schijnt fel. De droge tijd is net begonnen. „We gaan rijsttafel eten in de club, jongens" kon digi: De Vries aan. Hij is een Hollandse employee van de Curagausche Petroleum Maatschappij. We stappen in zijn grote koele auto, waar o, heer lijk een fan in draait. Want hier in de tropen zon hebben onze Europese huidjes het zwaar te verduren. Als we 's avonds terug zijn op het schip hebben we het hele eiland gezien. Er is een roman te schrijven over het verrukkelijke kleurrijke leven hier. Dan varen we naar Zuid-Afrika, waar we twaalf dagen later aankomen, Kaapstad, de stad van onze volgende rijsttafels. Tegen de Tafelberg aange bouwd ligt het huis van de heer Kaptein, jour nalist. „Ik ben na de oorlog naar Holland gegaan uit Indië, maar het was me te koud en te klein. Daar om emigreerde ik". Hij werkt nu zelfstandig en heeft zelfs een kleine uitgeverij, „En iedere zon dag rijsttafel. Dat krijgen ze er niet meer uit", We worden bruiner. Op het dek van de „Barend" hebben we al kunnen zonnen en langzamerhand wennen we aan de warmte. We gaan het zelfs pret tig vinden: zonder hemd, een dunne pantalon, een een wit overhemd (met das), 's Avonds korte broek. We kunnen niet zonder jas. „Dat staat niet" zeggen ze, maar daar zijn we het niet mee eens. De volgende Rijsttafel van belang: Johannesburg. De heer en mevrouw Bos. Gingen kort voor de oorlog naar Indië. „We hebben daar in het kamp gezeten' Het is Kerstmis als ze ons uitnodigen voor de traditionele kerst-rijsttafel. We eten fan tastisch. Nog uitgebreider dan in Willemstad of Kaapstad. Voor we met onze dikke magen terug zijn in het hotel zijn we druipnat geregend in een tropische bui, die 48 uur aanhoudt. Heel veel mensen hebben we natuurlijk ontmoet, daar aan de Oostkust van Afrika. We trekken met een tent en op brommers door Rhodesia (goed emigratieland) Tanganyika, Kenya en Uganda, waar de negers opvallend goed gekleed gaan, beter dan elders in Afrika. Tientallen oud-Indischgasten ontmoeten onderweg. Veel bedrijven, die vroeger in Indië zaten werken nu hier. De Billiton, die een nieuwe mijn aanlegt ook. We ontmoeten ook een jong Hollands stel. Zij: „Ik vind het niet zo prettig in de rimboe. Er is zo weinig te doen". Hij: „Ik vind het wel leuk. Ik heb mijn werk, Veel re search". Twee maanden later zitten we op het koele terras van een groot oud stenen huis aan een klein strand in de buurt van Mombasa. De palmen wiegen zacht. Het hei-blauwe Water spoelt om de stoep want het is vloed In de verte dobbert een kleine prauw voorbij met een vuil-wit zeil. Een bloot jongetje speelt in het water. Mama is de was aan het doen. In de grote open kamer achter ons klinkt muziek. „In form einer Gesangszene" van Ludwig Spohr. Pracht vioolconcert. Sloom slurpen we onze hete koffie, die de boy op zijn blote voeten heeft rondgebracht. Nog nooit hebben we in Holland zo genoten van Koffie en van Ludwig Spohr. Zwarte koffie verkopen ze in Zanzibar en in Mombasa op straat. Grote in burnoezen gehulde Negers met in de ene hand een grote koperen ketel en in de andere drie mokken, die nooit om gespoeld worden. Maar de koffie is goed. Op een grote houtzagerij in de rimboe van Kenya, bij Malindi, een plaatsje aan een riviermond, zijn we een paar dagen gast van een Indiase bedrijfs leider We eten iedere dag rijst met kerry en droge harde pannekoekjes1) en geitenvlees. Hij doet zijn best het ons naar de zin te maken en laat zijn kok zelfs echte Afrikaanse maaltijden bereiden. Maispap, zo hard als brood, en bananenpap. Dikke zware trossen pisang en grote bonken oebi. En alles zomaar op het asfalt, temidden van een heerlijke rotzooi. Dat is de pasar van Kampala, de hoofdstad van Uganda, O. Afrika. Het had evengoed Pasar Minggoe kunnen zijn. En net als in Pasar Minggoe kan je hier in Kampala rijsttafel eten. Indische rijsttafel. Op de terugweg naar Mombasa, op het pont over de trage geelbruine kali zingen de negers over ons. We verstaan het niet, maar onze gastheer vertaalt het: „Bwana mukubwa (grote heer) op weg naar Mombasa". En als we 's avonds in de typisch tropische en zeer Afrikaanse stad aan komen, liggen de negers languit te slapen op straat. Ze kijken niet eens op, als we per ongeluk over hun benen struikelen. Dit zijn de tropen. Onbezorgd en zorgeloos. Wer kelijk vrij! 1) Hoogstwaarschijnlijk „papr" - Red. T.T. De verslaafdheid van de doorsnee Indischman aan het kring- en kliek-leven mag wel blijken uit het feit dat men het herhaaldelijk heeft over „lid" wil len worden van Tong-Tong, en het blaadje te wil len zien als orgaanvan een groep. Nogmaals: Tong-Tong is geen orgaan van een club, maar is een NEDERLANDS blad met een INDISCHE opinie, staand in de NEDERLAND SE maatschappij. Nederlanders van hier lezen het blad dus evengoed als Indische Nederlanders. Dat is ook de BEDOELING van Tong-Tong. Niet uls (mokkend) blaadje van een besloten groepje NAAST de samenleving staan, maar er middenin. Men moet Tong-Tong dus NIET zien als een soort „Onze Stem" (van het oude IEVmaar als een soort Elsevier, Haagse Post, maar dan met een uitgesproken Indisch „tjap" en verder: opgezet door Indische Nederlanders, geredigeerd door In dische Nederlanders, verantwoord door Indische Nederlanders, Let goed op: tot driemaal toe staaf hier Indische NEDERLANDERS. Het blad wil PER SE geen „hok-blad" zijn van Indo's. Indische Nederlander is blank EN bruin uit het oude Ned. Indië. Dat de Indo-stem dominerend gehoord kan worden in Tong-Tong is een bewijs van activiteit van de In do, maar vooral niet van WILSOPLEGGING van de Indo. De redactie van Tong-Tong zal het altijd opnemen voor DE RECHTEN van de Indo, maar wijst VERMEEND onrecht en tekort onverbiddelijk van de hand. Tong-Tong distancieert zich tenslotte uit drukkelijk van alle SECTARISME van de Indo- groep. Denk bij het horen van de naam TONG-TONG aan de echte, oorspronkelijke tong-tong. Dat was en is) geen kanker-ding van één kampong, maar een signaal-systeem voor IEDEREEN, blank en bruin. Christen, Mohamedaan, heiden, rijk en arm. aanzienlijk en onbetekenend. Voor wie dit alles nog steeds niet duidelijk is. vergelijk de krant met Tjalie Robinson, die als uit gesproken INDISCHMAN toch NEDERLANDS journalist is met een Nederlandse- en internatio nale perskaart) en NEDERLANDS schrijver; GEEN inzender van stukjes in een club-orgaan. Als Tjalie spreekt (en fulmineert) als Indo komt dat niet omdat hij de Indo-groep gekrenkt acht, maar de NEDERLANDSE stam, die een tjoetjoek verloochent en kleineert. Hij komt dus op voor de familie-eer, want hoe dan ook: Blanda en Indo zijn één familie!" De lezer zal dus ook wel merken dat waar de In dischman tekort schiet als NEDERLANDER en als MENS, hij er speciaal in Tong-Tong speciaal van langs krijgt. Wie het als een eer beschouwt om Indo te zijn, zal die eer ook verdhoog moeten houden en geen langtenig, zeurderig, ach terlijk en bekrompen Nederlanderfje zijn. T. R. CHARE BEES. Kitty vertelt van haar oom de snijvelder, die zo'n ongemanierde hond had: „Adoeh mijn chon! Chaaare Bees, seh! De lekkerstenijen hij lus niet; de Broerstenijen hij varrrréétü" MUULEK! De kinderen zongen in de tuin van: HOE DANKBAAR IS MIJN KLEINE HOND. De kleine Amat zoontje van de kebon die dat lied meer had gehoord, wilde ook meezingen, doch met zijn eigen woorden en slechts de eerste regel: OEDANG BEBARIS Dl KOLONG GèTèK.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 2