Memoires van Oma Soesman
IV* Tijgers, Koffie en Malaria
5
<uy&%£
■Vtyt*4^sP24.
In het vorige nummer beschrijft Oma Soesman de ontmoeting met de eerste tijger op de ontginning
„Tjoera Banteng". De tijger had een slachting aangericht in het kippen- en geitenhok, maar was
tenslotte door mijnheer Soesman onder hachelijke omstandiheden neergelegd.
Het was direct bekend, de koelies kwamen toe
snellen om het beest te vervoeren. Dat zou voor
ons een mooi tapijt worden plus mooie tijger
klauwen, maar mis poes! Toen we het beest thuis
kregen was het lelijk verminkt: 3 kogelgaten, alle
nagels uitgesneden en de snorharen eraf. De nagels
waren wel f 10,-- tot f 15,-— per stuk waard en
de snorharen heel wat meer. De doekoen gebruikt
die om ooraandoeningen te genezen. We lieten het
beest villen, want het vlees wordt door de een
voudige Indonesiërs gedroogd, gepoft en als ge
neesmiddel gegeten tegen framboesia.
De kop werd begraven, die wilde mijn man aan
vankelijk bij zijn jachttrofeeën hangen; alleen jam
mer, dat ze alle snorharen hadden uitgetrokken.
Nadat alles vrijwel tot rust gekomen was, gingen
we de kippetjes eten geven en de geiten uitlaten,
maar wat werd dat een gewaarwording: de geiten
dood in het hok, totaal kaal, alsof ze ge
schoren waren, met grote wonden en verbrijzelde
kop. Van de kippen had hij er lekker 7 opgepeu
zeld, nadat hij ze van de veren had ontdaan had
op een wijze alsof de poelier ze geplukt had. Het
hok lag vol geitenharen, vel en veren, zielig om
aan te zien, alle kippen reeds doodgeslagen, dat
doet een tijger met één klap. Het was een ware
ravage.
Mijn arme peuters misten hun geitjes heel erg.
Enfin, dat is bij ontginningen nu eenmaal de ge
wone gang van zaken, maar toch was er nog een
vrolijk einde aan die nare dag verbonden, n.l.
dat mijn man op zijn verjaardag (4 nov.) zijn
eerste Koningstijger geschoten had, dat was bij
al zijn jachtfeesten op herten, wilde zwijnen en
bantengs zijn grootste voldoening.
NOG MEER TIJGERS.
Na deze verovering zijn er heel wat meer ge
volgd, zelfs koeien en twee mensen zijn uit hun
huis gesleurd. Toen werden op diverse plaatsen
in de buurt van het weggesleepte kadaver klem
men geplaatst, waarmee wij enige tijgers gevangen
hebben. Zelfs vingen we een, schijnbaar zeer bru
tale knaap, die voor de tweede maal in een klem
had gezeten, want hij bleek al eens met één poot
er in gezeten te hebben en zijn klauw tot de tanden
der klem afgebeten te hebben om op die manier
op 3 poten te ontsnappen. Onze koeien waren ook
niet veilig, ook kalveren, die ver weg graasden
werden vaak vermist: verder in het bos werd het
weggesleepte kadaver gevonden en door de jagers
goed in het oog gehouden, want gezonde tijgers
zullen nooit hun prooi verorberen als het vlees
nog niet adelijk is. De fanatieke jager bouwt dan
een z.g. pondok in een boom, dichtbij de prooi.
Een pondok is een zitje van bamboe, gecamou
fleerd met blaren, waarop de jager uren, soms wel
dagen de komst van de bewuste tijger afwacht,
want zijn prooi in de steek laten doet een tijger
nooit. Zodra het kadaver goed aan het vergaan
is, dan komt hij per se op zijn maal af, want hij
verstopt het beter dan wij dat zouden doen. De
jager gaat na zonsopkomst en vóór zonsondergang
op de kadaverlucht af, want in die uren trekken
tijgers zelden er op uit, dus dan is het vrijwel
veilig in het bos. Ze leven ook van zwijnen en
herten natuurlijk. Een tijger heeft een zeer sterk
reukorgaan, zodat de tijgerjager zich absoluut moet
ontzien van roken, alcohol, koffine, enz. als hij op
zijn prooi zit te wachten.
Over zwijnen- en hertenjacht valt niet vee] bij
zonders te vertellen, dat is meer voor de oner
varen, jonge jager. De bantengjacht is evenals
de olifantenjacht gevaarlijk. Als men een banteng
niet dodelijk treft, wreekt hij zich, volgt de boos
doener tot het uiterste.
DE KOFFIE GAAT DE GROND IN.
Zoals ik U vertelde, wij begonnen de ontginning
eind maart en op 4 november van datzelfde jaar
schoot mijn man zijn eerste tijger, in die 7 maan
den was een deel van het oerwoud gekapt, de
gevelde bomen zo goed mogelijk verbrand en
het terrein in tuinen verdeeld, die allen genum
merd werden.
Dit is het handschrift van Oma Soesman
wie 82 jaar geleefd heeft, hobbelt wel een
beetje met de hand maar dit handschrift
is ons het liefst en we ontcijferen het zonder
te morren. En al schrijft Oma een beetje „tja-
kar bèbèk", ze schrijft onvermoeid, ze denkt
helder en scherp en ,ze spreekt! Frans en
Engels vloeiend, Javaans, Madoerees vloeiend.
Haar Nederlands is uiteraard perfect, maar
ze draait de hand niet om voor een „strot-
je" petjo! Als ze op dreef is, spreekt ze al
die talen door mekaar en dan lachen we,
lachen we! Oma is ook niet zoals zoveel
Oma's een „ouwe zeur". Ja, veel jonge sterke
mensen kunnen een voorbeeld aan haar ne
men. Onlangs viel ze van de trap en brak
haar arm. Ze gaf geen kik, lag dagen lang
alleen op haar eenzame kamertje zonder te
klagen over gebrek aan „kassian", af en toe
mopperend dat die „rotarm" niet gauw ge
noeg beter werd. NU NOG iverkt ze plannen
uit voor de oprichting van een Indische toneel
en cabaretclub (want Oma was een vermaard
toneelspeelster destijdswaraan ze actief wil
deelnemen. Ah, dat pioniersbloed. Het is on
vernietigbaar!
die ik zo min mogelijk aan de onervaren zorg der
baboe overliet.
PERNICIEUSE MALARIA.
Vooral omdat bij het openleggen van het bos een
een epidemie van buikmalaria uitbrak, waarbij
dagelijks 2 tot 4 sterfgevallen voorkwamen. Wij
hielden het voor dysenterie, vroegen de dokter om
medicijn tegen dysenterie, maar de epidemie breid
de zich zo uit, dat we besloten de gezondheids
dienst in te schakelen. Al gauw bleek, dat het
pernicieuse malaria was door het openleggen van
het bos.
Kinine in poedervorm en ook opgelost bestreed
heel langzaam de ziekte, maar tientallen hadden
het land verlaten, sommigen met achterlating van
gewas, dat bijna rijp was. Helaas werden mijn
oudste en derde kind ook het slachtoffer. Telefoon
kon door dat oerwoud niet aangelegd worden, elk
doktersadvies ging per bode te paard, ongeveer
6 uur heen en 6 uur terug. De wanhoop was me
vaak nabij. De jongste, toen elf maanden oud, was
zo ernstig ziek, dat de dokter adviseerde hem naar
een beter klimaat te brengen totdat de ontginning
afgelopen was.
Ik besloot met de drie kinderen voor enige weken
het land te verlaten en liet ik toen ik terugging,
de jongste achter bij familie tot de ontginning ten
einde was en de gezondheidstoestand er beter was.
Toch kwam er nog veel malaria voor, maar wij
dienden prophylactisch kinine toe als er weer een
explosie dreigde. Ik was menigmaal jaloers als ik
een gezin het land zag verlaten uit angst één van
hun familieleden te verliezen. Ik had hen graag
willen volgen, maar dit was iets waar ik niet aan
denken mocht. Ons kapitaal was toch in dat land
gestoken, mijn man's carrière zou gebroken zijn
en wij geruïneerd, dus flink aan blijven pakken,
volharden en hopen!
Wordt vervolgd.
Dl POTREK.
Zaadbedden voor koffieplantjes waren aangelegd,
vrouwen onderhielden die bedden en mannen zorg
den voor ds plm. Vz m diepe plantgaten, die eerst
ongeveer een maand moesten open blijven (n.l.
uitzuren der grond) voordat de plantjes er in wer
den gezet. Dat moet zeer consciëntieus gedaan wor
den, want de penwortel (hoofdwortel) moet kaars
recht in het gat geplaatst worden en dan aange
vuld met rulle aarde die er naast ligt.
De zaadbedden eisen ook veel zorg. De bedden
zijn voorzien van rieten kleppen om de felle zon
te weren als de plantjes nog jong zijn. De bedden
worden gedurig vochtig gehouden tot de plantjes
plm. 8 tot 10 blaadjes hebben. Dan worden ze
heel voorzichtig door vrouwen zó uitgestoken, dat
de penwortel vooral niet gekneusd wordt, anders
kan men het plantje, dat 1215 ct. waard is, weg
gooien. Het gaat niet om die 1215 ct. maar om
het plantmateriaal waarop gerekend is bij de ont
ginning, die per bouw kapitalen kost. De koffie
plantjes worden in rechte rijen geplant na enige
maanden worden stekken van schaduwbomen ge
plant, want de koffieboom kan niet tegen de felle
zon.
Het werk aan de zaadbedden stond onder mijn
toezicht, mijn man deed het ruwere werk: opnieuw
boskappen voor het volgende jaar, de kalkbran
derij exploiteren, toezicht houden op het bouwen
van de fabriek, droog- en fermentatiebakken aan
leggen, bruggen bouwen, te veel om op te noemen.
Ook had ik mijn handen vol met drie kinderen,
Het pasaangeschafte kiektoestel moest proefdraaien,
dus werden er landschapsopnamen gemaakt, inter-
rieurs, groepsfoto's, waarvoor ook de bedienden-
schaar moest poseren. Kokkie, altijd nog al gauw
bingoeng nam de pan aardappelen mee, om zich
een houding te geven en de militaire chauffeur
vroeg, of zijn vrouw en de kleine Siti, die juist
even mampirden, er ook op mochten komen. Oké,
en zo is dan, een kleine 30 jaar geleden, deze
foto tof stand gekomen.
Nu ik die weer onder ogen krijg, schiet me een
voorvalletje te binnen, waarin de kebon le van
links een rol speelde.
Op een goede dag kwam hij voorschot vragen:
f25,om een fiets te kopen.
,.Zo, Bon, en waar moet je dan op de fiets heen?'
wilde mevrouw weten.
„Ijs halen bij het depot", klonk het antwoord.
1111 En dat depot is nog geen twee minuten
gaans hier vandaan!" Mevrouw weer.
„Ja, maar", repliceerde Kebon, toch wel een beet
je malie, „de kebon van Toewan kap'tein gaat
altijd op de fiets; dan kan ik, als kebon van Toe-
wan Oebroès (overste) toch niet lopen?"
H. A.
OMAATJE.
„Adoeh die radio hier, tjap rebab allemaal VPRO,
KRO, AVRO Als luisteren lang, perloe A3PRO."