m*m m i -C OOST IS OOST EN WEST IS WEST? MIJN LAND DIEP IN 'T HART. East is East and West is West And never the twain shall meet. Till Earth and Sky stand presently At God's great judgement Seat, But there is neither East nor West, Border nor Breed nor Birth When two strong men stand [ace to [ace Though they come from the end o[ the earth. Van dit couplet van een vermaard gedicht van de grole Engelse dichter en schrijver Rudyard Kip ling zijn alleen de eerste twee regels bekend ge worden en helaas niet bekend in de gunstige zin van het woord. Meestal citeert men deze vers regels om aan te duiden dat West en Oost nooit samen kunnen gaan. Nu is Rudyard Kipling iemand, die als wij bijna zijn leven lang in de tropen heeft doorgebracht (Brits-Indië) en daarom is hij juist een van de weinigen die wéét dat het toch wél mogelijk kan zijn dat Oost en West elkaar kunnen vinden ondanks alle teleurstellingen en schijnbare bewijzen van het tegendeel. Daarom zegt Kipling in dit gedicht (vanaf regel 3) ook verder: Tot hemel en aarde straks Voor Gods rechterstoel staan. Maar er zal geen Oost o[ West meer zijn, ja zelfs geen grens meer o[ verschil door opvoeding of geboorte, Als twee sterke mannen tegenover elkaar durven te staan Ook al komen zij van de einden van de aarde. Wij weten dat het waar is. In het vreedzame In- dië hebben wij veel Indonesische vrienden gehad, (niet als ondergeschikte of als tegenstander) die wij hoogschatten als mensen met wie wij een nieuwe wereld durfden' op te bouwen. Inderdaad hebben veel verkeerde kanten van de koloniale verhoudingen en veel onverdraagzame en zelfs uitgesproken slechte mensen uiteindelijk ge maakt dat blank en bruin verbitterd uit elkander gingen. Maar dat hoeft niet altijd zo te blijven. Nu hier in Holland, „ver van de karbouwenstal" hebben wij de tijd om rustig terug te zien, fouten te cor rigeren en nieuwe wegen van samenwerking uit te denken. Eens zal Blank weer terug keren naar Bruin wij misschien nog niet, maar de volgende generatie zeker. Tong-Tong kan helpen door een zorgvuldig onderzoek van het verleden, nieuwe waarden te vinden voor heden en toekomst. En dan zullen de laatste twee versregels van dit couplet het bestaan vinden, dat een einde maakt aan die eeuwige twisten tussen blank en bruin in het Midden- en Verre Oosten. Maar lees goed: er staat „two strong men". Daar om hoopt Tong-Tong de beste repatrianten in zijn gelederen te verzamelen. Niet de onverdraagzamer!, twistzoekers, langtenigen, angstvalligen, bekrompe nen. Tong-Tong moet PLUS zijn, PLUS van de eerste tot de laatste letter. Geef het beste wat in u is, mensen uit de Oost. En leef wél! „ES WANDELT NIEMAND UNGESTRAFT UNTER PALMEN". Zo schrijft Goethe in „Die Wahlverwantschaften" en deze versregel is op den duur een gevleugeld woord geworden om alles wat uit de tropen komt en zich „vreemd" gedraagt te waarmerken. He laas werpt dit waarmerk een volkomen onverdien de smet op de tropen. Voorbeeld: iemand die uit Indië terugkomt met daarverworven prettige levens gewoonten, waar hij geen afstand van wil doen, steekt hier natuurlijk af van de rest en wordt be schouwd als gek: „Niemand wandelt ongestraft onder palmen", zegt men dan hoofdschuddend. Ander voorbeeld: een jong misdadiger vlucht naar de Oost, komt na twintig jaar (van verre van onberispelijk leven daar) weer terug, gaat hier verder met verkeerde dingen doen maar nu werpt men de schuld van zijn streken op zijn tropisch verleden: „Niemand wandelt ongestraft onder de palmen". Mensen die in de Oost een leven van grootse ondernemingen gewend waren, komen terug in Holland en maken nieuwe grootse plannen voor de toekomst in de tropen. Zulke mensen worden fantast genoemd: „Niemand wandelt ongestraft onder de palmen". We weten allemaal op de een of andere manier wel zo'n voorbeeld te noemen uit eigen ervaring. En we weten allemaal op de een of andere ma nier hoe onaangenaam het is onbegrepen te zijn, ongewaardeerd en dus nooit goed geassimileerd. Het is dus inderdaad waar wat Goethe zei: „Es wandelt niemand ungestraft unter Palmen". In de schemer van de korte Westerdagen Neemt mijn gedacht' vaak snelle vlucht En ijlt dan over ijs en koude henen, Door grijze winterlucht, Waar verre, zondoorglansde oorden, Waar, meer nog dan woorden, De stem van 't windgedruis Mij zegt: „Hier ben je thuis". Ik zie mij dwalen langs stille paden, Die, slingerend door 't wijde, open land, Langs bamboestoel en padivelden, Blaak'rend in zonnebrand, Mij voert naar koele kalistromen, Die, kabbelend in mijn dromen, Als in een zoet refrein, Zingen: „Hier moet je zijn!" O Land, waar ik 't levenslicht aanschouwde, Waar ik speelde, lachte en mijn toekomstplannen bouwde, Waar ook het leed, diep en donker tot mij kwam, En mij mijn levensdroom ontnam. O Land, U heb ik lief„ U heb ik lief. DO SNIJDERS. SINDBAD KOMT TERUG Naar het stamland zijn teruggekeerd een kwart millioen zwervers van de andere kant van de aardbol. Zij hebben de wonderlijkste dingen meegemaakt, in de blangs van Atjeh en op de blauwe steppen van Soembawade zwarte rivieren van Borneo, de gekleurde meren van Flores, de oerwouden van Sumatra, de wonderlijke achterbuurtjes van Batavia en Soerabaja, de onmetelijke suiker-arealen van Oost Java, vulkanencordons zo lang als van Amsterdam tot Rome, moerasvlakten waarin half Holland verdronken kan worden, de steenspringers van Nio,s, de haaienvechters van Dobo, de hertenjagers van Boni, de tijger mensen van Bantam, te veel, te veel om op te noemen. En wat doen deze kwart millioen SindbadsZe houden hun mond en lezen de reportages van een journalist die een blauwe Maandag in Indonesië rondzwalkt. Crazy! Sindbads, waar blijven jullie. En wat de meis jes betreft: waarom vertellen jullie niets, Sheherazades? Kan je alleen maar mopperend en zuur bij de kachel zitten? Neem je pen.. Vertel. En maak een vertellerskring van een kwart millioen verhalenvertellers voor elf millioen luisteraars. MAAK TONG-TONG. WERF ABONNE'S. WIJ WORDEN GEDRUKT Een oude (en nog steeds gehoorde) klacht van de Indo is: wij worden „gedrukt". Indische mensen krijgen hun kans niet. Dit was in de oude maat schappij inderdaad vaak het geval en nu nog zijn er in Holland en elders in Europa mensen genoeg, die niets van „zwartjes" moeten1 hebben. DAT IS IEDERS GOED RECHT. Ook onder ons zijn er genoeg die niets van „Blanda s", Chinezen, „In landers" of zelfs Indo's moeten hebben. Zo lang dit niet leidt tot inhumane onbillijkheden, is het zo erg nog niet. Maar „drukken" is niet erg. Geen land was na de oorlog zó gedrukt en zó gehaat en geminacht als Duitsland. En nu is Duitsland één van de econo misch sterkste landen van de wereld met een enorme bouwkracht. Toen Minister Erhardt eens gevraagd werd, hoe Duitsland dat klaargespeeld had in zo korte tijd, zei hij: „Elke druk veroorzaakt tegen druk. Onze tegendruk werd sterker dan de druk.. Dus wonnen wij." Duizenden Indische Nederlanders hebben met hun carrière bewezen, dat ze druk wel lustten. Zonder gejank of geweeklaag hebben zij topposities be reikt. Tong-Tong zoekt de spirit van deze mensen. Druk op Tong-Tong? Kom maar op. Tong-Tong maakt TEGENDRUK! In 1918 werd deze korfbalclub, de N.I.S.K.G., te Soerabaja opgericht onder leiding van de heren van Koes veld en Peters. In die tijd werden (naar men zegt) de lange rokken gebruikt om de bal makkelijker te vangen. Anneke is de vierde van links zittend (achter de languit gedrapeerde jongeman). Ze probeert zich ettelijke van deze gezichten tevergeefs te herinneren. Het is ook al zo lang geleden en we zijn zo groot geworden! Wie herkent hier nog een paar diago s en djago- innen en helpt Anneke een beetie?

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 6