Tienduizend dingen van Maria Dermoüt
„Dongèng" van een Indisch
meisje werd wereldberoemd
MARIETJE INGERMAN (1893)
„Ik denk", schreef Maria Dermoüt in Querido's
huisorgaan Singel 262, „aan een verhaal dat ik op
Ambon hoorde van Louise, de naaister. Zij ver
telde van de koraalboom van de zee, met de kreeft
eronder en de slang met de karbonkelsteen. Dat
moet ik nog even opschrijven".
En uit dat verhaal groeide de „Juwelen haarkam
het laatste boek dat verscheen, vóór, haar de eens
per 5 jaar uitgereikte Tollensprijs werd toegekend.
Zij deelt deze met Lodewijk van Deyssel en Bou-
tens, Jacobus van Loo, Willem Kloos en Cou
perus met Werumeus Buning, Keuls en Aafjes.
Sinds het portret van Maria Dermoüt verscheen
in TIME van 2 maart 1953 „een buitengewone
lees-ervaring, een zeer eigen verteltrant met het
tijdloze karakter van een legende") en NEWS
WEEK („Hooggewaardeerd onder de literaire im
port van het seizoen") bij de bespreking van haar
„The Ten Thousand Things" is zij een naam
geworden op vele lippen in Nederland. Een naam,
maar nog altijd geen begrip, ondanks het feit dat
de VOGLIE van 15 januari naast haar levensbe
schrijving, een verhaal van Maria Dermoüt pu
bliceerde: „Felicia" ondanks het feit dat instituten
als de Engelse Observer en Sunday Times, de
Amerikaanse Saturday Review, New York Times
en New York Herald Tribune in het werk van
deze Nederlandse schrijfster het hunkerend speu
ren naar mens en God onderkenden.
KORTE LEVENSBESCHRIJVING.
Maria Ingerman werd geboren op een suikerfabriek
in het Pekalonganse op Java. Haar jonge, blonde
moeder, nog maar net als „handschoentje" uitge
komen, stierf aan bloedvergiftiging toen de kleine
Maria nog maar drie maanden oud was.
Bij het derde verlof bleef Maria zoals gebruikelijk
was, voor haar middelbare schoolopleiding in het
moederland. Daar ging zij in Haarlem' school van
haar 11e tot haar 17e. Toen zij de vierde klas van
het gymnasium doorlopen had, kwam haar vader
weer met verlof. Herstellend van een ernstige ziek
te besloot hij zijn enig kind voor het voor altijd
voor hem in een huwelijk verloren zou gaan, mee
terug te nemen naar de altijd groene eilanden,
naar het grote lage huis met het veilige brede dak
en de witte zuilengalerijen rondom, statig in de
schaduwrijke tuin gelegen, waar in de ochtend
zoet de houtduif koerde.
Toen zij 18 was trouwde zij met een jonge land
raad, mr. Abraham Dermoüt, de eerste Dermoüt,
die na 5 geslachten naast God de Wet zou dienen.
27 jaar zouden zij door de hele archipel zwerven,
Dit artikel van de hand van Tjalie Robin
son verscheen (in iets uitgebreider vorm)
in de „Haagse Post" van 5 juli 1958. Het
blad (onder redactie van mensen uit ïndië)
had voor die gelegenheid ook de frontplaat
gewijd aan Maria Dermoüt en een kaart
van ons oude Indië. Aandacht voor ons
in de Nederlandse pers is een grote zeld
zaamheid. Misschien door het harde en
wrede motto: „de Indischman moet wegge-
assimileerd worden"! In de wereldliteratuur
echter kreeg Maria Dermoüt enorme waar
dering, ondanks het feit dat ze „ongewoon
schrijft. Wij mensen uit Indië herkennen
haar stijl echter direct. Daarom lezers en
lezeressen: gooi het waanidee overboord dat
U niet schrijven kunt; luister niet naar Ne
derlandse kritiek. Doe wat het eerste be
ginsel van de Kunst zegt: „Wees eerlijk en
natuurlijk" en wat U schrijft MOET goed
zijn. Dan merkt U ook vanzelf dat U In
disch kunt zijn en tóch universeel begrepen
en gewaardeerd als Mens in de eerste plaats.
meer dan 20 huizen bewonen op Java, Celebes en
de door Maria zo beminde Molukken.
Van vaders kant stamt Maria uit een zogenaamde
koloniale familie. Indië kent 5 geslachten Inger-
mans, maar „het etiket „koloniale familie zegt
Maria Dermoüt „heb ik altijd een vervelend etiket
gevonden. Oost en West leken geen probleem:
„Ieder mens zijn eigen waarde", werd ons al met
de paplepel ingegeven. Ook dat wij, ik weet niet
hoe dankbaar moesten zijn, dat niet alle mensen
krek eender zijn".
Ze publiceerde voor het eerst toen zij 63 was. De
titel van haar eerste boek luidt „Nog pas gisteren
Nog pas gisteren als je 63 bent? Maria Dermoüt
was daartoe in staat omdat ze nog jong is. En ze
blijft jong al vertelt ze van 60 jaar, 300, 3000 jaar
geleden. En de tijden worden weer méé jong. En
oeroud tevens. Ze worden tijdloos, als mevrouw
Dermoüt.
Voor Maria Dermoüt bestaan nog zulke zaken
als moed en eer. Trots en schoonheid, romantiek
en droom. In deze tijd van moderne zakelijkheid is
zij uitgestegen boven de Tienduizend Zakelijkheden
van Tienduizend Tijden. Haar is de droom een
avontuur en het avontuur een droom. Daarom kan
zij schrijven over zeerovers, vrijbuiters, weesmeis
jes, soldaten en heiligen, zó dat elke gedaante
maar een toevallige verschijningsvorm is in de
raadselachtige tocht van de droomkaravaan die
het menselijk leven is. Want vreemd als het is,
alles wat Maria Dermoüt vertelt is waar gebeurd,
en zelfs het wonder een ervaring. Daarom is ze
moeilijk te lezen, in deze tijd dat men „nergens
doekjes om windt" en rauwe realiteit beschouwd
wordt als ware kunst. Maar lees je Maria Dermoüt
dan zie je haar opgetrokken wenkbrauwen het
haast onmerkbare schudden van het hoofd. En je
voelt je een barbaar en verachtelijk. Je leest haar
boeken uit de tijden der barbaren. En het is nobel
en beschaafd. Dat is heel moeilijk. Het vraagt
geduld en beraad. Het vraagt afstand van de
harde normen van vandaag. Het vraagt voorzich
tigheid, stilte en mijmering. Wie wil, wie kan dat
nog? En dan is er nog wat. Maria's gedachten
zijn doordrenkt van de tropen. Niet opdringerig,
niet navrant, niet aanwijsbaar in tropische dingen
of gedachten, want ze schrijft door en door Euro
pees. Het is nochtans voor hem die in de tropen
geleefd heeft onmiskenbaar aanwezig als de wa
jangfiguratie van de heiligen van Jan Toorop.
MARIA VERTELT.
Haar verteltrant is dromerig-zangerig, wat in Indië
„dongèng" heet, maar hoeveel westerlingen pur
sang hebben niet nachten en nachten lang geboeid
MARIA DERMOüT (1958)
geluisterd naar dit „dongèng"! Hoe arm is de six-
shooter van Billy the Kid, bij de tienduizend pijlen
van Ardjoena!
Wie Maria leest, haaste zich niet. Men werpe vaart
overboord, want men verwijlt. Maria vertelt nooit
alle honderd feiten, maar alleen zestig en laat het
aan de lezer gedachten en gevoelens in te vullen.
Zodoende doemen kleuren op, rond haar gestalten:
lapis lazuli, scharlakenrood, indigo, jade, akarba-
har-zwart, en uit die kleuren doemen gezichten op:
een agave-plantage bij maanlicht, een blauwe ijs
vogel over een zwart meer, een klein meisje, een
zaam bikkelend in een verlaten landhuis. Roman
tiek? Wat jagen de realisten anders na dan roman
tiek, struikelend, haastend, nekbrekend of smorend
in de lege werkelijkheid.
Wie haar verhalen kent, denkt: „Nu is ze uitver
teld. Het is al zo veel. Er kan niets meer bij".
Maar dan zit je bij haar, in een grote stille kamer
in een immens leeg huis, alles schijnt geschaard
om het lichte tikken van een kleine pendule, en
de stem vertelt verder. De tijd staat stil. Er zit
een elegante, kleine vrouw, gekomen uit een Ver
Vreemd Land achter de Blauwe Bergen, en uit
het niets tovert ze een dralcetand, een zakdoekje
van een piratenbruid en een oogwimper van een
Sirene. Blauwbaard is een suikerplanter, de Vijf
Pendawa's zijn soldaten voor Tjakranegara, het
sterrenbeeld Scorpio wordt een zwerm vuurvlieg
jes en verdwijnt in de dageraad. Verhalen van ein
deloos verdriet en nimmer eindigend geluk. Een
ogenblik werd bijgeloof heldere waarheid, één
ogenblik was de slaaf een meester. Maria Dermoüt
gaf haar lezer een zeeschelp, Hij luisterde met ogen
dicht en zag de Zeven Zeeën. Hij opende de ogen
en zag Maria's opgeheven hand: „Oordeel niet te
snel, spreek je nooit te vlug uit. Weet je het?
Zwijg dan. Zo is het goed."
Inderdaad is het waar wat Sybille Bedford, die
haar leeftijd heeft, van haar zegt: „Iemand die
iets weet wat waard is geweten te worden, heeft
dit boek geschreven".
„Ben je soms niet moe van het leven, Maria?"
„Ik weet het niet".
„Waar hou je het meest van, Maria?'
Van audaciteit. Van audaciteit van de panache!
De zeerovers vlag! De opgeraapte handschoen!"
Zo'n kleine, stille aarzelend vertellende vrouw. Hoe
jong is zij met zeventig, hoe recht haar rug, hoe
onverzettelijk haar geestkracht.
DE TERUGGEKEERDEN.
Vier eeuwen lang zijn Europese avonturiers uitge
zeild naar de verste uithoeken der aarde. Onder
feestwimpels en piratenvlaggen. Miljoenen en mil-