6
Mémoires
van
Oma Soesman
v
De eerst Oogst
Na de moeilijkheden en gevaren van de
bestrijding van het oerwoud en de angsten
van de eerste aanplant komt tenslotte toch
de eerste rijke oogst. ÏW erkendat konden
die pioniers, achttien tot twintig uren per dag.
En zonder verzekeringen en zonder gejank.
Men leefde en leed met zijn volk, en was
er gelukkig mee. Dit is verslag van de
waarheid niet het politiek gejammer in
Holland.
Alles ging langzamerhand beter, de koffieaanplant
was een schilderijtje gelijk en na drie jaar botten
de eerste bloesems uit, elk boompje was een sprook
je, de takken zwaar van de spierwitte geurige
bloempjes, die na 2 a 3 dagen afvielen; het kleine
stampertje bleef over, groeide bij de dag, groen
van kleur, rijp zijnde vuurrood en groot als een
kleine kers. Nu werd de koffie geoogst, meestal
door speciale pluksters, die uit Madoera kwamen
daarvoor.
De Madoerezen zijn vlijtig, zeevaardig, driftig,
maar rechtvaardig en niet diefachtig. De pluksters
gaan naar Madoera terug als ze goed verdiend
hebben want zij mengen zich zelden met de Java
nen. Wat de mannen betreft, deze zijn prima bos
kappers en grondbewerkers, vlijtig en eerlijk. Ze
stellen hun vee boven hun vrouw, alleen zijn ze
direct tot vechten, ja zelfs tot moorden gereed als
een man hun vrouw durft te benaderen met onge
oorloofde bedoelingen. Ik meen, dat dit bij elk ras
het geval is, maar bij de driftige en hooghartige
Madoerees is het een uitgesproken karaktertrek-
Als de rode koffiebes geoogst is, wordt ze in grote,
gemetselde bakken gefermenteerd, n.l. te broeien
gelegd gedurende 24 tot 36 uur Daarna door de
pulper gehaald (dus van de zachte opperhuid
machinaal ontdaan), gewassen en in het drooghuis
gedroogd op verwarmde, ijzeren platen. In die tijd
werd alles door mensenhanden gedreven, nu gaat
alles elektrisch. Als de bonen glasdroog nog in de
hoornschil waren, gingen ze in het pakhuis in heel
droge zakken, die nu en dan leeggegooid en weer
gedroogd werden om het beschimmelen en even
tueel "bloeien te voorkomen.
Even voor de verzending werden de droge bonen
van de hoornschil ontdaan. In mijn tijd ging dit
zeer primitief, n.l. door het stampen in houten
blokken en daarna werden deze bonen op platte
bamboebladen (van pl.m. 60 cm. doorsnede) met
de wind achter zich op en neer hoogop gegooid,
zodoende bleven de zware bonen op het bamboe
blad en de lichtere schillen werden met de wind
weggedreven. De Oosterling is zeer praktisch aan
gelegd en weet op heel veel een eenvoudige op
lossing. Nu is de koffie gereed tot verzending in
goenie (sisal) zakken. Dit gaat nü per vrachtauto,
overal zijn goede wegen, maar bij ons moest dit
nog per paarden-transport geschieden.
Arme inlandse paardjes, slecht gevoed, heel jong
tot werken gedoemd, waartegen niet te protesteren
viel. Het transport werd per gewicht betaald, dus
de arme dieren werden vaak overbelast, zodat ze
heel vroeg een ingezakte rug en slappe voor- en
achterbenen kregen. Deze paardjes werden hun
meestal op voorschot gegeven en op elk transport
werd een klein deel gekort, soms verkochten ze
het beest na 2 a 3 transporten en verlieten onge
merkt het land, zodat wij ook in deze tak van
dienst bedrogen werden. Hen te laten opsporen
loonde de moeite niet, want ze waren moeilijk te
achterhalen. Een Indonesiër kan herhaaldelijk van
naam veranderen, de regering hield er geen ge
boorte- of sterfregister op na en ze hadden voor
IK EN BENTIET.
Op een dag ik kom bij het huis van Bentiet. Om
drie uur. Isterniemant. En dan ik blaas mijn duim-
met-ping: „Soewieieieie-wie-wiet!" Deze is onze
broeder-teken. Maar deze keer Suster-nja kom
druit. Si Sjaantje.
Ik zeg: ,,Si Bentiet waar!"
Zij zeg: ,,0 si Tjalie!"
Ik zeg:: ,,Ha-a!"
En dan ik zeg weer: ,,Si Bentiet waar!
Zij zeg: „Weetniet.
Ik zeg: „Si Kembrot waar?"
Zij zeg: „Weetniet."
Ik zeg: „Weetniet, weerniet, weetniet. Als weet-
wèl jij, wat?!"
Zij zeg: „Praten maar so tehen mij. Onbeschof! Jou
manieren waar!"
Ik zeg: „Niet so dan, Sjaantje! Masa so hauw
boos!"
Zij zeg: „Niet! Maar je moet weten jij, jij praat
tehen wie!"
ók zeg: „Ik weet dèh. Njang hoet deze: Si Bentiet
waar! Als niet Si Ben tiet, Si Kembrot waar!"
Zij zeg: „Weet niet. Misschien isterwel, misschien
isterniet. Hoe wéét ik!"
Ik zeg: „Foorbeer te kijken, dong!"
Zij zeg: „Hamaar sellef kijken. Ik ben niet jou
baboe!"
Ik zeg: „Als niet nou, misschien later, kendoh!"
Zij zeg: „Adoeh, je wil wel ja, maar kéén niet!
Idioot! Jij wil met Jootje!"
Ik zeg: „Waaatü"
Zij zeg: „Jij wil met Jootje. Tjies!"
Ik zeg: „Tjoba nog één keer. Laatmaar jij ben
meisje, ik beuk!"
Zij zeg „Jij wil met jootje!"
En toen Si Bentiet klim uit de boeah-nonah-boom
en hij seh: „Tjo-ba je beuk mijn sus! Ta' fermoor
jou!"
Ik zeg: „Jij hoor alles in de boom!"
Hij zeg: „Alles ik hoor!"
Ik zeg: „Wie njang fuil dese!"
Hij zeg: „Si Saantje, ik weet. Maar ik njang beuk!"
En toen Si Sjaantje loop weg. En toen ik speel
met Si Bentiet.
Tjalie Robinson.
LODEWIJK
Sinds Nono weer Louis heet (en eigenlijk liever
Lodewijk, want dat is „Nederlander") heeft hij
hardnekkig de strijd aangebonden tegen alle res
tanten Indonesische taal en derzelver verbasterin
gen in de Nederlandse taal. Bij voorkeur noemt hij
daarom sambel „Spaanse-peper-pasta" en voor
onze ouwe tjobek heeft hij „cayennepeper-vijzeltje"
uitgevonden. Sommige mensen schudden daarbij
het wijze hoofd en roepen uit; „Hoe toh deze?!
en worden prompt door Lodewijk gecorrigeerd, die
altijd zegt: Wamóttattan?!"
100% vrijheid zich elders te vestigen. Een Indo
nesiër wist ook zijn leeftijd niet, soms werd het
berekend naar het aantal malen dat hij nieuwjaar
had gevierd.
Zodra de pluk en verzending van het produkt af
gelopen was, brak de slappe tijd aan en trokken
de pluksters met een volle beurs naar Madoera
terug en, zuinig als de Madoerees is, werd het
geld besteed aan een huisje en zo mogelijk aan
vee en flinke kemphanen, voor de goedbetaalde
hanengevechten. Ze besteedden aan kleren slechts
heel weinig, aan de hoofddoek der mannen meer
dan aan kleren, dat is hun trots, hun voorname
dracht, naast de kris, die niet mag mankeren. Nu
waren de loodsen der pluksters en dagloonsters
zo goed als verlaten en begon de schoonmaak,
want de Aziaat is onverschillig, vuilnisbakken ken
nen ze niet, ze werpen elk afval om zich heen.
Tijdens de pluk was er alweer een tweede uitkap
ping van het bos begonnen met minder sterfge
vallen en malaria omdat we nu prophylactische ki
nine toedienden met prima resultaten. Zo dreven
we ons mooi landje enige jaren zelf, zonder em
ployé, want ik stond mijn man in alles terzijde,
vooral in ziektegevallen, geboorten en bij onge
lukken. Na de eerste pluk en voordelige verkoop
van het produkt, besloot mijn man een groter huis
te bouwen, want ons gezin was weer met een
zoontje vermeerderd, bovendien was het minder
solide en onpraktisch geworden.
„NIQUE" BERRETTY.
Dr. J. W. Meyer Ranneft, Raad van State,
Oud Voorzitter van de Volksraad, houdt
ervan anecdoten te vertellen van het leven
in Indië. „Drie anecdoien", pleegt hij te
zeggen, „kunnen méér vertellen van een
mens dan welke staat van dienst ook." Ons
administratieve Indië kende inderdaad zijn
werkers praktisch alleen in „staat van
dienst" en „schaal". Daarom hoopt TONG
TONG veel anecdoten te verzamelen om
dat hierdoor ons leven als MENS bekend
wordt. Na de uitstekende biografie van J.
H. Ritman over W. D. Berretty in Tong-
Tong no. 20, zijn deze drie schetsjes van
Emilie Intveld inderdaad zeer tekenend voor
een Indischman van uitzonderlijk formaat als
Dominique Berretty.
I
Van een kennis, die in zijn jeugd bij de familie
Berretty te Djocja „in de kost" was, vernam ik
het volgende:
De vader van Dominique Berretty was gepensio
neerd controleur. Hij had een soort schooltje en gaf
les in de Nederlandse taal aan prijaji-kinderen (Ja
vaanse adel). Hij was tweemaal getrouwd geweest,
Domnique was de tweede zoon uit het tweede
huwelijk. Boven hem had hij een broer, Eduard,
na hem kwamen drie zusjes. Lien, Marie en Euge
nie, en een broer, Wim. Van deze kinderen was
Dominique de knapste, maar tevens de stoutste. Hij
kreeg vaak pak slaag van zijn vader, die erg
streng was. Op school maakte hij 't ook zo bont,
dat hij herhaaldelijk van school verwijderd werd.
Ten slotte ging hij helemaal van school af en
moest thuis zijn vader helpen met lesgeven (later
volgde hij een avondschool te Semarang, enz.).
Daar pak slaag niet veel uitrichtte, bedacht va
der Berretty een bijzondere straf voor Dominique,
die 14 jaar oud was: hij moest n.l. voor straf de
krant van zijn vader voorlezen, maar dan ook van
A tot Z zelfs met alle familieberichten en zaken-
advertenties er bij. Dit duurde wel twee uur (waar
bij zijn vader vaak in slaap sukkelde).
Die straf bleek echter helemaal niet zo n straf te
zijn, want hij kreeg hierdoor een grote belangstel
ling voor al wat er in de wereld gebeurde. Vaak
greep hij ook zonder dat het hem als straf was
opgelegd de krant, en kwam uit eigen beweging bij
zijn vader om een artikel of een bericht voor te
lezen, dat hem trof.
II
Op bezoek bij een familielid van D. Berretty hoor
de ik nog nadere bijzonderheden over de grote
ANETA-man.
„Oom Nique" was een echte dictator. Hij hield
veel van tennis. Als hij zin had in een partijtje ten
nis en hij toevallig geen partner kon vinden, werd
zijn jongere broer Wim opgetrommeld. Als deze,
moe van kantoor (hij werkte ook bij ANETA)
geen zin had, klonk het onvermiddelijk: „Je komt,
hoor, ik wacht op je!"
III
Toen „De Zweep" voor het eerst uitkwam, was
't ook broer Wim, die er voor moest zorgen, dat
het blad letterlijk en figuurlijk met een knal ter
wereld kwam.
,,:Je moet de expresse-trein (van Batavia naar Soe-
rabaja) ter hoogte van Bekassi-Krawang tot stil
stand brengen. Ga op de rails staan en zwaai met
een rode vlag. Als de trein stilstaat gooi je zoveel
mogelijk exemplaren van De Zweep in de coupé's".
Wim weigerde. „Dat durf ik niet", zei hij. „Dat
zal zwaar gestraft worden".
„Ja Nique, dat gaat te ver," vermaanden de andere
oudere familieleden.
„Je gaat," besliste Nique. „De boete neem ik voor
mijn rekening".
Alles gebeurde volgens plan. De expresse-trein
werd tot stilstand gebracht, alle reizigers keken
vol belangstelling uit de geopende ramen om te
zien wat er gaande was. Wim rende met zijn kran
ten langs alle coupé's, deelde zoveel mogelijk
„Zwepen" uit, die alle gretig gelezen werden.
Natuurlijk werd Wim Berretty een zware boete
opgelegd, maar een betere reclamestunt voor De
Zweep had men niet kunnen bedenken.