SCHOOLERVARINGEN
Mémoires
van
Oma Soesman
VI
UP AND DOWN
NIET RUSTEN
voor T.T. in elke kiosk van Nederland
staat
5 SEPTEMBER: SAM SAM VAN TONG-TONG LEZERS
Ja, wij zeggen „sam-sam". Omdat „vergadering" zo stijf is en „contact
avond" zo sloom: kletsen-kletsen met dansie-dansie of tjeplèk na. Ja, ja,
dat over het algemeen koempoelans van Indische Nederlanders zo'n slechte
naam hebben, hebben we aan onszelf te wijten. Het is meestal! óf erg impo
sant „haw-haw" over eendracht, politiek, cultuur, lotsverbondheid (veel
geschreeuw, weinig wol) óf zo'n beetje leuteren met mekaar met kopi toe
broek en lemper en kongkalikong. No good!
Maar op deze sam-sam (oftewel huiselijk Indisch samenzijn) hopen wij nut
tig gedachten uit te wisselen, frisse ideeën op te doen. Wie Tjalie liefheeft,
spare de roede niet, etc. En omgekeerd tuurlijk. Tong-Tong loopt nog
steeds niet hard genoeg. En U weet misschien hoe het beter moet. Mogen
wij apart onze ex-bestuursambtenaren, officieren, professoren, ingenieurs,
doctoren, juristen, leerkrachten inviteren om TOCH VOORAL NIET te
verzuimen. Noblesse oblige, nietwaar? Is niet aan menige oude soostafel
het ei uitgebroed van een reuzen-onderneming? Please, nog één zo'n ei!
Kom, kom, KOM!!!
Dames, komt met uw charme en uw geest. Heren, komt met Uw verstand
en daadkracht! Er kan ook hier wat groots verricht worden!
Vrijdag 5 september, 8 uur 's avonds, Café Den Hout.
Bij Staatsspoor, lijn 1, 3, 4, 5. 6, 15.
Tjoera Banteng groeit het eerste huis wordt
gebouwd een model-onderneming groeit en
dan achteruitgang.
Materiaal aanvoeren voor een stenen huis was
nog te duur aan transport en in het bos was meer
dan voldoende bamboe, hout, enz., dus besloot
mijn man een bamboe woning te maken met hulp
van een goede bamboebouwer, nadat een bamboe-
kundige een solide constructie had getekend. Het
huis bestond nu uit vier slaapkamers, een eetka
mer en zitkamer. Het werd, met het oog op de
veiligheid en gezondheid, weer op sadengpalen
gebouwd op 1.60 m hoogte. Een prachttuin met
diverse mooie bloemen, een vijver en boarders om
gaven ons huis, ik voelde me in en in-tevreden
evenals mijn man. Om de zaadbedden te bemesten
en om eigen melk en boter te hebben hadden we
ongeveer 8 a 10 koeien en een prachtstier. Al
spoedig was onze veestapel aangegroeid en wer
den de jonge stieren verkocht, het waren pracht
beesten, de ouders hadden we uit Australië ge
ïmporteerd.
Voor ons onderhoud hadden we weinig te kopen.
Vruchtbomen hadden we direct geplant, achter op
het erf waar het huis zou komen; de groenten-
tuin was zo rijkelijk voorzien, dat het personeel
en de buren meegenoten. Kippen, eenden, ganzen,
kalkoenen, meer dan genoeg. Koffie van de eigen
aanplant en palmsuiker dito, alleen witte suiker
moesten we van de stad laten komen; aardappelen,
snoep en andere nodige artikelen bracht de post
bode mee, die tweemaal per week de zevenurige
reis naar de stad Djember maakte.
Het was om zo te zeggen een feest als we hem
in de verte hoorde. Het tuig van zijn paard was
ruimschoots van bellen voorzien om eventueel
wild angst aan te jagen.
Langzamerhand kregen we logees en familie op
het land, ook een journalist, om een rapport uit
te brengen over de toestand der bevolking en het
resultaat van de aanplanc. Mijn man was wat trots,
toen hij in het maandblad „De Indische Mercuur"
las, dat ons land „Tjoera Banteng" een model
koffieland was, tenvolle waard om de verre, moei
lijke reis er heen te maken.
Later bleek, dat we instede van Javakoffie beter
hadden gedaan om Liberia of Robusta te planten,
want na drie oogsten zagen we de boompjes schrik
barend achteruitgaan: minder produktie, kleinere
boontjes en veel bomen waren aan het verdorren.
Bemesten was nu onze eerste maatregel. Helaas
bemerkten we, dat de bekende bladluis de boom
pjes benadeelde op de jonge blaadjes en takjes.
We bespoten de boompjes met boulle bordelaise,
wat wel baatte, maar de duizenden boompjes kon
den niet geregeld grondig bespoten worden, dat
zou in de duizenden gelopen zijn, dus alleen de
ergst aangetaste plekken werden behandeld.
Het was soms om er wanhopig onder te worden,
trouwens dat was mijn man ook als hij weer grote
complezen erg achteruit zag gaan, die voordien
niet door bladluis waren aangetast. De aanplant
ging zienderogen achteruit, de bloei was minimaal
en de bessen vielen groen af of verdroogden aan
de boompjes. Het was duidelijk, dat een andere
oorzaak gezocht moest worden.
BOVEN ONZE STAND.
Als TONG-TONG af en toe plotseling wat
minder pagina's telt, schrik niet. Dan zit het
met de financiën weer eens „hoog aan". We
leven nog steeds boven onze stand; ons aantal
abonné's is nog steeds te klein: Daarom: win
nieuwe lezers, lezers! Win nieuwe lezers!
Als wij niet oppassen, wordt Tong-Tong helemaal
volgeschreven door de oude garde, die veel ac
tiever is dan de Indischman van middelbare leef
tijd en de jongste generatie. Daarom doet het ons
plezier dat zo af en toe tóch een Indischman
schrijft over het leven vandaag en hier. Dat zijn
voorbeeld veel navolging mag vinden!
Eén van onze „boengs", ras-echte „Sinjo" tevens
eens de „onderwèser" van „si-Tikoes Pèntje e.a.
belhamels van een vroegere Tjidèng-school (on
vervalste ,,O.E.L."-school), is thans werkzaam
als ulo-onderwijzer ergens in een dorp in de Rand
stad.
Tijdens één van de lessen over een (voor het ulo
examen) verplicht emigratieland bij het vak Aard
rijkskunde stak een van de leerlingen zijn vinger
op.
„Mijnheer!" was zijn aanloop, ,,U bent dus ook een
emigrant! U bent uit Indonesië vertrokken om hier
werk te zoeken!"
Zijn aantekeningen raadplegend zag de knaap
schijnbaar z'n kans schoon om, geruggesteund
door een niet geheel begrepen emigratie-definitie,
eindelijk eens de gangbare huiselijke en buurt-opi-
nie over het gerepatrieerden-probleem kenbaar te
maken.
Te oordelen naar het triomfantelijke gezicht, met
achter brilleglazen twinkelende oogjes, verwachtte
de listige vragensteller een lach-uitbarsting van de
klas. Op zijn minst een instemming bij acclamatie,
met hoofdgeknik en liefst met orde-verstorend ge
joel!
Inderdaad, wat het laatste betrof, slaagde hij er
aardig in, echter zonder rekening te houden met
een boemerang-reactie:
de klas vond hem maar een „nare" rustverstoorder,
die maar niet zulke „stomme" vragen moest stel
len. De les was juist zo interessant vanwege het
dubbel-actuele onderwerp.
Onze „boeng" achter de lessenaar, met zijn streng
„Divide et impera!"-principe, nam de mislukte
„gladiator" in bescherming door deze een „Einzug"
naar de „arena-des-schoolmeesters" te laten maken.
Daar voor één der schoolborden kan de „stom
merd" een serie vragen beantwoorden over de
V.O.C. en haar geschiedenis.
Aangezien deszelve kennis over Neêrlands eerste
naamloze vennootschap niet bijster groot was,
heeft onze schoolmeesterende „boeng" in de twee
volgende lessen het „Indo '-probleem toen maar
zelf historisch, cultureel en etnologisch voor het
geacht jeugdig forum gebracht. In de derde les
mochten de jongens en meisjes vragen stellen. Hier
werd dan ook gretig gebruik van gemaakt.
Slotconclusie (welke een andere is dan die in
de aantekenschriften der luistergrare toehoorders);
een deel van Hollands spes-patriae is blij eindelijk
eens het ware te hebben gehoord over de kwestie
der Indische Nederlanders.
Onze „goeroe" heeft zelfs enkele weken later voor
een plaatselijke culturele vereniging een lezing
mogen houden over hetzelfde onderwerp. Tijdens
de debatten bleek maar al te duidelijk, dat het
auditorium zich erover verbaasde, dat het bestaan
van de V.O.C. zo nauw verbonden was aan het
ontstaan en de ontwikkeling van de minderheids
groep der „half-bloedjes" in het voormalige Neder-
lands-Oost-Indië".
TOEKANG GERDOE.
GEHOORD OP STRAAT
De Zuidwester veegt door een Amsterdamse straat
als twee bruine assimileerders elkaar wapperend
ontmoeten. Roept de één: „Kaja apa, Boeng!" Ant
woordt de ander: „Kaja bandéra!"