Opa
Samson
vertelt
ETEN VAN ZUID EUROPA EN LEVANT
De Indischman heeft altijd bekend gestaan
als een kenner van goed eten. Het zou zonde
zijn als deze kennis zich slechts bleef beperken
tot hetgeen er in de Gordel van Smaragd ge
brouwen werd en wordt. Ook in Europa zijn
uitstekende keukens en koks en het is goed
eens om ons heen te zien en onze assimilatie
op een wat hoger plan te brengen. Dolf Ver-
spoor, kenner van „mestizo-cultuur" en lief
hebber van allerlei „uithuizige" keukens, geeft
hier wat interessante leesstof voor Indische
sybarieten.
Onder de ietwat bewerkelijke wijze woorden van
Daan van der Vat is er een dat motto zou kun
nen zijn voor het smakelijkste Penguin-boekje:
Engeland, zo poneert hij ongeveer, is het land van
de bedenkelijke keuken en de voortreffelijke kook
boeken.
De medewerkster van de Sunday Times Elizabeth
David zag haar „Book of Mediterranean Food"
een goedkope herdruk beleven. Het boek dook
aanvankelijk op in 1950 en was toen betrekkelijk
olijfolie aan de galg vanwege de rantsoenering in
Engeland. Ook nu nog is het practischer voor Ne
derland waar immers elke nederzetting van enige
omvang zijn toko met spulletjes heeft (inktvisjes
b.v. bestelle men als tjoemi-tjoemi) en waar de
benodigde kruiden altijd wel opgediept kunnen
worden bij de onvolprezen Hooy op de Klove
niersburgwal, Amsterdam.
De kookkust is het domein van een zeer strelende
muze wier afwezigheid in bepaalde landen van
kwaad tot erger en van zetmeel tot zitvlak leidt.
„A Book of Mediterranean Food" is ook als lec
tuur een litterair genot. Norman Douglas in per
soon heeft er peet bij gestaan, „whose great know
ledge and enchanting talk taught me so much about
the Mediterranean" schrijft Elizabeth David, en
de hoofdstukken vangen aan met citaten uit „South
Wind" en van andere auteurs: Henry James, Théo-
phile Gauthier, Smollett, Osbert Sitwell, D. H.
Lawrence en meest gespecialiseerde gastronomen.
De recepten zijn uit de Provence, Catalonië, Span
je, Italië, Griekenland, Turkije, Syrië, Egypte en
Noord-Afrika. Een reis langs de Middellandse
Zee-landen voor de moeite van een „voyage autour
de ma cuisine", al is de couscous er dan bij
ingeschoten.
Als staaltje dan nog even een hapje uit het recept
Pilaff Solimann" waar een mij dierbare huis
vrouw mee begon. Rijst koken in olie en water, en
dan, intussen, een savoureuze ratjetoe klaar heb
ben van stukjes gekookt schapevlees, gebraden
uien, rozijnen, krenten, knoflook, tomaten en als
u ze kunt krijgen dennepitten of gebraden aman
delen, alles „sautéd in dripping with plenty of
seasoning Het geheel desgewenst op te dienen
met een kom zure room of yoghurt.
Het boekje van Elizabeth David maakt een mooie
kans op de Westerse eet-beschaving ook te doen
doordringen in Noord-Europa.
DOLF VERSPOOR.
KLACHT VAN EEN TAOKEH
„Bahasa Indonesia soesah ho! Tiga loepa „soe-
moeh":
Nomol satoe, ada lobang; keloewa binatang kietjie-
kietjie; olang bilang „soemoeh".
Nomol doewa: ada lobang besal; kaloewa aèl;
olang timbah sama èmbèl; olang bilang „soemoeh".
Nomol tiga: satoe potong daging: masak sama
mategah dan bawang: taloh ketjap. Olang bilang
„soemoeh"!
Bahasa Indonesia soesah ho!"
PR ANGTIKOES
Ook Chinezen hebben zo hun moeilijkheden met
andere talen. Welk volk niet? Daar op de grens
van twee talen, ontstaat vaak de leukste humor.
Men moet veel met de eenvoudige Chinees heb
ben omgegaan (en gelukkig hebben veel Indische
Nederlanders dat) om bovenstaand mopje te be
grijpen. Ter extra verduidelijking: no. 1 semoet,
no. 2 soemoer, no. 3 smoor.
BABOES EN NAMEN II
Het vermelde onder „Baboes en namen" (15 juni
'58) deed mij onmiddellijk denken aan het vol
gende voorval.
Baboe van de buurvrouw komt het erf op.
Tabé nja, kirim tabé dari njonja seblah, njonja
minta pindjam semprot bil.
De aangesproken njonja had enkele ogenblik
ken nodig om alles rustig tot zich te laten door
dringen.
Njonja minta apa, boe!!!
Ijah, minta semprot bil katanja, nja. (Had de
njonja daar nou nooit van gehoord?)
Toenggoe s'bintar ja, boe. (Hoofdschuddend, er
niets van begrijpend).
Even later kwam mevrouw terug en overhandigde
een in een krant gerolde s. b. aan de zenuwachtig
draaiende baboe, waarop deze afscheid nam en
zich naar haar njonja spoedde.
Vragend keek de njonja seblah haar baboe aan
toen deze met het rolletje in de hand de kamer
binnenkwam. Stom verbaasd keek zij toen het
apparaat een ogenblik later op tafel enkele malen
heen en weer rolde en tenslotte al „wijzend" in
balans kwam.
Na eindelijk tot bezinning te zijn gekomen:
Eaboe minta apa tèh, boe!!??
Löh, kapan, njonja minta pindjam, semprot bil.
De arme baboe begreep er nu ook niets meer van.
Een flits schoot door het hoofd en even later
gierde zij het uit:
Boekan semprot bil, boe, njonja bilang Sport
in BeelH! (met overslaande stem).
Of het verhaal op waarheid dan wel op fantasie
berust, is mij niet bekend, maar ik kan het mij zo
levendig voorstellen.
J. SCHUTTER.
Jackson, Miss. U.S.A.
ONZE MOOIE NAMEN
In Pekalongan was destijds een resident van de
oude s empel, Engelbert van Bevervoorde genaamd.
Eén van de oppassers, die vaak bij ons thuiskwam
met dienststukken, sprak met heilig ontzag over
deze regent. Dit drukte hij constant uit door bij
herhaling te spreken van „kandjeng toean Angèl
banget-bimo-koerdo
Ingez. door Toekatig Gerdoe.
ONZE BEO'S
We hadden twee beo's, die we van een Engelse
zakenvriend van mijn vader hadden gekregen, toen
hij naar zijn land terugging. De oudste beo heette
Karto, maar omdat de Engelsman dit niet kon
uitspreken, zei hij „Katoe en zo is het Katoe
gebleven. De andere beo had geen naam, maar
zijn baas zei altijd „come on" tegen hem als hij
hem leerde spreken en zo noemde de vogel zich
zelf „Kemon".
Katoe was een echte Javaan. Hij kon zo goed
„Koelo noewon" zeggen, dat je vaak dacht, dat
er werkelijk bezoek was.
Hij hoorde dit altijd zeggen, als er iemand het
erf opkwam. Ging deze bezoeker beleefd kuchen
als men zijn groet niet gehoord had, dan deed
de beo ook dit hoesten na De bezoeker, geamu
seerd, lachte en zei „kojoh oewong" (net een
mens). En Katoe deed ook: „Ha-ha-ha, kojoh
oewong".
Onze bedienden waren wèg van hem.
Kemon was niet zo knap, maar hij kon allerliefst
„Lotje" roepen als mijn zuster aankwam. Haar
verloofde was verrukt van het beestje, en toen hij
en mijn zuster trouwde, moest Kemon mee met hen.
De beo's zaten ieder apart, in een grote kooi op
hoge po en, en sliepen in een boemboeng (bamboe
koker). Op een speciale dag (djemoealegi of andere
passardag) werden ze met veel ceremonieel ge
baad in bloemenwater, en werden hun tong met
een gouden ring geschrapt, om verhoorning ervan
tegen te gaan. Ze aten gekookte rijst met fijn
gewreven rode lombok en rijpe kates. Dat laatste
ging er evenhard weer uit. Daarom kan ik nooit
rijpe kates eten, zonder aan de beo's te denken.
Emilie.
OMAATJE
„Jou krant, Tjalie, naam-nja niet lakoe, Tong
tong. Tjoba je noem Tèng-tèng. Wie lus niet!"
AANPAKKERS
Van het Departement van Gouvernements Bedrij
ven noem ik Holsboer en Dirksen (Dikkie). Deze
laatste telde een lange rij van getallen op niet rij
voor rij, maar een rij van 3 cijfers tegelijk en nog
vlugger en secuurder dan een ander met een tel
machine. Op dat Departement zat op de Afd.
Zoutwinning Florentinus, Commies met slechts
Lagere School opleiding. De Inspecteur was Van
Braam,
Op een dag kwam Van Braam van Madoera met
zijn rapporten voor reorganisatie van het zout
transport. Hij besprak dit met Florentinus en vroeg
of deze kans zag een voorstel op te maken ter
voorlegging aan de Regering.
Hij kreeg een week de tijd om dit thuis uit te
werken. Na 5 dagen kwam Florentinus weer op
kantoor en had hij het voorstel met bijbehorende
rapporten klaar.
Een Regeringsvoorstel moest zodanig zijn samen
gesteld, dat aan alles werd gedacht en een over
zichtelijk geheel werd gegeven. De noodzakelijkheid
de economische' voordelen vergelijkende cij
fers van de omzet bij veranderd transport ten
opzichte van het bestaande, onder aanhaling van
Staats- en Bijbladen, waar een Inspecteur geen
weet van had.
Van Braam vroeg hem of hij dat lijvig voorstel
van tientallen folio-vellen zelf had opgesteld.
„Wie zou mij daarbij geholpen hebben", antwoord
de Florentinus. De Directeur van Gouvernements
Bedrijven Ir. Wenckebach de grote man van de
hoogovens te IJMUIDEN schreef onder het stuk:
„den directeur van dit stuk mijn hulde." Het voor
stel ging ongewijzigd door en werd door de Rege
ring aangenomen.
Dan wilde ik nog noemen ouweheer Simon Pieroe-
lie van het Residentie-kantoor Batavia en Kaya-
doe van het Residentie-kantoor Soerabaja. Mensen
met een academische stijl werd van beide gezegd.
De laatste was bovendien een vlotte spreker voor
de vuist zowel in het Maleis als in keurig Neder
lands.
Vergeet Bürer niet die het had gebracht tot Gou
vernementssecretaris bij het Algemene Secretarie.
Als ik nog even mag doorgaan en nog enige na
men mag noemen van personen onder ons die in
dit geval een diploma eindexamen 5-jarige H.B.S.
hadden, doch waren gaan werken. Toen zij na
zovele jaren dienst recht hadden op buitenlands
verlof, hier in Nederland waren gaan studeren
zonder studiebeurs of enige andere hulp.
M. Th. Koks, het laatst postcommies Kalianda,
met verlof naar Nederland. Teruggekomen als Dr.
(chemie). Directeur Opiumfabriek Salemba.
G. Th. Slothouwer, Postchef Gorontalo. Haalde
zijn K.V. Wiskunde. Kwam terug als Leraar.
Van der Eist. Douane-man. Later Tandarts.
Dokter van Buuren. Postcommies geweest.
Vergeet onze Dick de Hoog niet. Hij kon geen
gegradueerd ambtenaar bij de S.S. worden zonder
het examen Indoloog het vroegere Groot-Ambte
naars-Examen. Was daarvoor naar Holland ge
gaan, moest weer op de schoolbanken zitten en
haaldena 1 Yi jaar dat diploma, waar een ander
minstens drie jaar over deed.
Zoals ik boven schreef hier en daar een greep
gedaan op het ambtelijk terrein, waarop mijn
werkzaamheden gedurende mijn loopbaan zich had
den bewogen. Waarvoor dit alles voorgehouden?
Moet de Indië-periode vergeten worden? Het dek
sel er boven op en wij als wrakhout worden be
schouwd, dat hier is aangespoeld? Wat onder de
jongeren van toen te bereiken was, is ook te be
reiken althans wat betreft de capaciteiten, voor
de jongeren van nu. Wij moeten ze alleen ontdek
ken en helpen.