VAN NELLE
DE POESAKA-KRIS
8
Postzegelverzamelaars
Soedi mampir
in
Restaurant
Modjopait
Regentesselaan 158
Telef. 33.70.88
Onderstaand relaas is ontleend aan de per
soonlijke aantekeningen van mijn vader, des
tijds bosopziener in Zuid Bantam (Java).
Plotseling voelde ik de grond onder mijn voeten
wegzinken Toen ik van de verdoving bijkwam,
bevond ik me op de zachte humusbodem van een
diepe kloof. Boven mij hing een smalle reep blauwe
lucht. Een vijftal grollende tijgerjongen trippelden
en speelden een eindje van me af.
„Grote God", dacht ik, „ik ben in een tijgernest
terechtgekomen".
Elk ogenblik konden de tijgerouders terugkeren.
Ik zocht naar mijn karabijn. Verduiveld, die had
ik vastgebonden aan het zadel van mijn hengst,
die ik hier in de buurt had laten grazen, voordat
ik in het ravijn viel.
Ik greep naar mijn kris, die in mijn gordel stak,
een poesaka (een oud erfstuk, dat van vader op
zoon overgaat). Het was een kris die magische
kracht moest bezitten, die tijgers vrees inboezemt.
Ik had er nooit helemaal in geloofd, maar er niet
helemaal aan getwijfeld. In elk geval had ik een
wapen om me te verdedigen. Ineens hoorde ik
boven mij een rauw gebrul, dat zich mengde met
het hinniken van een paard, dat in doodsangst
verkeerde. Arme Birno
Kort darop slopen twee lenige tijgerlijven de kloof
binnen. Op de plaats waar ze om de hoek kwamen,
bevond zich blijkbaar de ingang van de kloof.
Iedere tijger sleepte een bloedige lap paardenvlees
in zijn bek mee. Met mijn klamme vingers om
klemde ik het gevest van mijn poesaka-kris, vast
besloten om me tot het uiterste te verdedigen. Wat
kon ik anders doen?
De beide tijgers, uitbundig verwelkomd door hun
welpen, lieten hun buit los, staken hun koppen
snuivend in de lucht en staarden me aan. Toen
knipperden ze met hun groene ogen en hieven een
oorverdovend gebrul aan.
„God is groot en barmhartig", prevelde ik.
De gestreepte monsters draaiden zich om en wijd
den verder hun aandacht aan hun kroost. Het
koude zweet sijpelde langs mijn hals. De kris! Zou
dat ding dan toch magische kracht bezitten?
Ach, weineen. Deze tijgers hadden genoeg te eten.
Maar hoe het ook zij ik moest zo gauw mogelijk
uit dit nest komen. De enige mogelijkheid was de
richting op te gaan, vanwaar de tijgers waren
gekomen. Maar dan zou ik vlak langs het tijger
gezin moeten wandelen, wat nu wel eens de in
druk van een aanval zou kunnen wekkenbij
de tijgers tenminste.
Teneinde raad hief ik een doordringend geschreeuw
aan, daarna nog eens, en nog eens De tijger
familie reageerde nauwelijks.
Tegen de avond werd ik eindelijk onder dekking
van een tweetal karabijnen, verlost door middel
van een bamboeladder. Een karbouwenjongen, die
de restanten van Birno vond, was ijlings naar de
desa gerend, om het desahoofd te waarschuwen.
Toen ik mijn karabijn en andere spullen bij elkaar
Postzegels van Indonesië, hogere waarden, z.g.
Sukarno-zegels, te koop of in ruil gevraagd.
Cat. N.V.P.H. 1958: 1 x Rp. 1,25, 1 x Rp. 3,-.
3 x Rp 5,1 x Rp. lu,6 x Rp. 25,
Tevens te koop of in ruil aangeboden»
1 x Rp. 1,50, 2 x Rp. 2,—, 7 x Rp 2,50, 6 x Rp.
15,4 x Rp. 20, 3 x Rp. 40,—3 x Rp. 50,
Brieven onder no. 1001 Red Tong-Tong.
P. G. DESSAUVAGIE
BELASTINGDESKUNDIGE
stelt zich ELKE WOENSDAG en ZATER
DAG beschikbaar voor het verstrekken van
GRATIS ADVIEZEN
in belastingzaken voor abonnes van
TONG-TONG
tel. 01700/6342S5
zocht, ontdekte ik: de schede van mijn poesaka-
kris was in het ravijn achtergebleven! Laat maar
liggen, dacht ik, de kris had ik in ieder geval nog
wel en dat was 't voornaamst. Op mijn uitdruk
kelijk verzoek werd de tijgerfamilie met rust ge
laten. Die nacht, terwijl ik in bed lag te woelen,
hoorde ik tijgergegrom onder mijn paalwoning,
geen onbekend geluid overigens in de rimboe van
Èanten Kidoel.
De volgende ochtend, toen ik toebereidselen trof
voor een rit naar de naburige onderdistricts-
hoofdplaats, vond ik tussen de talrijke tijgersporen
onder mijn woning, de vermiste schede van mijn
kris terug.
Blijkbaar waren de tijgers zo vriendelijk geweest
om de schede die nacht terug te bezorgen. Maar
dit heb ik nooit aan iemand verteld omdat ik mij
niet belachelijk wilde maken met mijn zogenaamd
„primitief bijgeloof".
Raden Agoes Djaya.
FAMILIEZORG.
Mijnheer M., een Hollander die nooit in Indië ge
weest is en met een zekere nieuwsgierigheid ons,
bruine mensen, bekijkt, nam me dezer dagen even
terzijde. En zei: „Weet U meneer Robinson, in
het begin moest ik een beetje lachen om die Oma
en Opa-krant van U. H'h, h'm. Maar nu ga ik U
beter begrijpen. Jullie Indische mensen hebben
veel meer eerbied voor jullie Opa's en Oma's. H'm,
h'm. Jullie stoppen ze niet weg in ouwemannetjes-
en ouwebesjeshuizen, maar je blijft voor ze zorgen
en je geeft ze de gelegenheid om mee te praten.
H'm, h'm, h'm, dat is erg mooi. Ja, dat is erg
mooi."
En werkelijk, pas toen hij het zei, ontdekte ik ook
dat het zo was. En altijd zo geweest. Mamma-
tjang en ou-Oma en ou-Tante hebben bij ons al
tijd een paviljoentje gehad of zo. En al accep
teerden we veel niet wat ze zeiden (ze waren zo
ouwerwets!), veel bleef toch hangen en behoedde
ons voor veel narigheid. En dan nog wat (en dat
vertelde ik ook aan mijnheer M.): „Wij laten ook
onze geesteszieke en achterlijke familieleden niet
in de steek en houden ze in de hoede van de ge
zinsband." Maar hoe lang blijft dit alles nog zo als
wij „assimileren"
T. R.
IK EN BETIET
Op een dah ik ontmoet Si Bentiet bij de ahterkan
van Centrale Bioscope, zoeken goentingan film.
Misschien ister Eddie Polo, misschien ister William
Farnum of William Desmond of Elmo Lincoln.
Ik heef pasraaar heluister naar mijn Oom Leo,
njang fertel van D'Artagnan en Franse revolutie
en Napoleon, njang hweldih allemaal. Dus ik groe
ten Si Bentiet: „Liberté, Egalité, Fraternité!"
Hij seh: „Bikin saté, ajam katé!"
Ik seh: „Eh-eh, Frans spreken dese!"
Hij seh: „Frans wie."
Ik seh: „Saaie mop. Niet praten onsin, seh."
Hij seh: „Onsin wat!"
Ik seh: „Bikin saté ajam katé!"
Hij seh: „Onsin maar! Masa je lus niet."
Ik seh: „Ik lus."
Hij seh: „Na itoeoeoe! Als so, niet onsin. Maar als
van jou, betoel onsin: apa-é-é-é!'
Ik seh: „Onsin? Onsin?! Dese is de oerste van de
allemaalste: liberté, egalité, fraternité!"
Hij seh: „Als in moerstaal wat?"
Ik seh: „Vrijcheit, hlijkcheit, broederschap!"
Hij seh: „Naaa! Apaaa! Onsin of niet!"
Ik seh: „Oedah dèh, soeken maar plaatjes Eddie
Polo, Harry Piel, Tjalie Tjaplin jij. Als heshiedenis
wehhehooi foor jou!"
Hij seh: „Lie-lie, luistren ja lie. Als jij hoefeel
jaar?"
Ik seh: „Ah jaar."
Hij seh: „Als ik hoefeel jaar?"
Ik seh: „Vijftien jaar."
Hij seh: „Wie leef langer, 'lie?"
Ik seh: „Jij 'ntiet!'
Hij seh: „Als so ik lefen meer, ik sien meer. Ja
of niet! Naaa! Ik seh jou, 'lie: boeken laatmaar de
mooiste, onsin, taikoetjing, ferlakkerij. Als ehjes
lefen, so... (soeap sijn han eten) en so...
(roei sijn han stelen) en so En dan hij
beuk onferwah tot melajang ikke.
Hij seh: „Na itoe wotjoekol sin. Lain-nja onsin.
Lus je noh meer sin?"
Ik takseer sijn bouw, ik siet sijn mata kilap, ik
dèng: straks maar als fan fèr ta' kartepil sijn
kepala botak. Maar ik seh: „Lus niet meer."
Hij seh: ,;Naaa! Sie je! Als dese deur open, je doet
wat? So... (stelen). Als wor bepèk, je doet wat?
So... (kloppen tot los). Als niet bepèk, verkoop
plaatjes één sen twee, je doet wat? So frietjö!
Naaa, lefen 'toe! Jó, foorberen openmaken deur
dese? En toen laat maar
Tot nou ik ferheet niet dese les, heloof je!
TJALIE ROBINSON.
(thans onder nieuw en perfect
beheer)
Indische en Chinese tafel
Verzorgt uitzending vanaf f 2.50
Specialiteiten brongkos en lontong
tjap goh mek (op bestelling)
Noteer het adres
(bereikbaar met lijn 2, 5 en 12)
<*V A-/ trVZ