De moordzaak van de 1ste Luit*
K*N*LL* Davijt
Op één van de eerste dagen van maart 1942 vierde de Controleur van Putussibau van der Woerdf
met zijn vrouw en een Punjab-dokter des avonds zijn verjaardag in de controleurswoning te Putus
sibau. Plotseling klonken er vanuit het erf van zijn woning een drietal schoten, waarvan er één van
der Woerdt dodelijk trof.
Met de dood van van der Woerdt brak er te
Putussibau een chaos uit. waarvan de voorwaarden
door de aanwezigheid van gedeserteerde KNIL-
militairen en actieve Parindra-mensen reeds aan
wezig waren, (de Jap. waren West-Borneo reeds
binnengetrokken en de Nederlandse troepen had
den zich naar de binnenlanden teruggetrokken).
Enige dagen na de dood van van der Woerdt
kwam te Putussibau de 1ste Luit. Davijt met
enige militairen aan, die, nadat hij de orde had
hersteld, weer vertrok met medeneming van enkele
verdachten inzake de moord op van der Woerdt.
Weer een week later kwam Davijt te Putussibau
weer terug, ditmaal vergezeld van drie onderoffi
cieren en een geoloog, geheten Burger, die zijn Da-
jakse vrouw bij zich had. Het bleek, dat Davijt
geweigerd had om zich over te geven en zodra
hij te Putussibau was aangekomen herstelde Davijt
het bestuur en wist in zeer korte tijd een normale
en rustige bestuursvoering tot stand te brengen.
Hij deed dit praktisch alleen, want zijn kameraden
waren geheel gedemoraliseerd, terwijl zijn omge
ving hem bepaald vijandig was. De Jap. deed hem
verschillende malen een sommatie tot overgave toe
komen, doch Davijt heeft deze sommaties steeds
van de hand gewezen. Toen Davijt het bericht
kreeg, dat de Japanner met een grote macht onder
weg was, besloot hij Putussibau te verlaten, Met
zijn gezelschap, bestaande uit de drie militairen
plus de geoloog en zijn vrouw verlieten zij met
een motorboot Putussibau.
Na enige dagen moesten zij hun tocht voortzetten
met prauwen. Na ongeveer een week onderweg te
zijn geweest kwamen zij terecht in het gebied van
een zeer primitieve Dajakstam, de Punan, waar
van het hoofd was Tumenggung Tapa. De Punan
zijn nomaden en bewonen een gebied, dat in het
hartje van Borneo ligt. Zij behoren tot de meest
primitieve Dajaks. Davijt en zijn mensen kregen
van Tapa en zijn mannen alle mogelijke hulp.
Zelfs vrouwen werden als koelies ingeschakeld.
In het gebied van deze Punan sloeg Davijt zijn
bivak op. Na enige, dagen ging hij met één van zijn
mannen op verkenning in de richting van Sama-
rinda op welke tocht hij enige militairen uit het
Samarindase ontmoette. Deze vertelden hem, dat
Samarinda reeds in handen van de Jap. was. Davijt
was om deze reden genoodzaakt om naar zijn bivak
terug te keren.
In die tussentijd, toen de Jap. Putussibau bezet
had, vaardigde de Jap. maatregelen uit om Davijt
levend of dood in handen te krijgen. Deze maat
regelen bereikten ook Tumenggung Tapa en kreeg
daarbij het alternatief te horen, dat hij Davijt dood
of levend bij de Jap. had in te leveren; zo niet dan
zou de hele stam door de Jap. vernietigd worden.
Door dit dreigement was de hele stam in een im
passe geraakt, want een ieder, die de Dajakse we
reldbeschouwing kent, weet dat vanaf dat ogen
blik het magisch evenwicht bij de Punan ver
stoord was.
Voor Tapa en zijn mannen, trouwens voor de hele
stam, trad vanaf dat ogenblik de harde en niet
te ontkomen noodzaak op om dit evenwicht te
herstellen. De oorzaak van de verstoring van dit
evenwicht was Davijt en zijn gezelschap. Davijt en
zijn mensen levend in handen krijgen was voor
Tapa uitgesloten. Eerstens zou Davijt nimmer daar
toe bereid zijn en daarbij waren Davijt en zijn
mannen zwaar bewapend (o.a. met automatische
wapens). Tapa en zijn mannen hebben toen het
noodlottige besluit genomen om Davijt en zijn
mannen te vermoorden. Opgemerkt wordt, dat naar
Dajakopvattingen dit besluit coute que coute moest
worden uitgevoerd.
Toen Davijt van zijn verkenningstocht was terug
gekeerd kreeg hij zoals gebruikelijk van Tapa en
•van zijn mannen bezoek. Het contact was zoals
van ouds zeer prettig, doch op een gegeven mo
ment werd het niets vermoedende gezelschap van
Davijt door Tapa en zijn mannen overvallen en
het gelukte hen Davijt en zijn mannen te vermoor
den. De echtgenote van Burger bleef ongemoeid.
De hoofden van de slachtoffers werden vervol
gens afgehouwen en ingeleverd bij de Jap. te Pu
tussibau, waar deze resten (de andere lichaams
delen bleven in het bos achter en werden daar
door Tapa c.s. begraven) van de Jap. een eervolle
begrafenis kregen, bij welke gelegenheid Davijt
door de Jap. zeer geprezen werd voor zijn trouw
aan H.M. de Koningin.
Naar berekening heeft dit drama zich in de maand
augustus 1942 afgespeeld.
Toen in de maand januari 1946 Putussibau door de
eerste naoorlogse assistent-resident bezocht werd,
behoorden tot de velen, die zich kwamen presen
teren Tumenggung Tapa en drie van zijn mannen
(de andere daders van de moord op Davijt c.s.
bleken overleden te zijn). Tapa c.s. hebben direct
een volledige, ruiterlijk en onopgesmukte beken
tenis afgelegd en vestigden daarbij sterk de indruk,
dat zij uit overmacht hun daden hadden begaan
Opgemerkt wordt, dat Tapa c.s. direct nadat zij
van het Indonesische bestuurshoofd de opdracht
hadden ontvangen, zich naar Putussibau hadden be
geven om zich daar bij de Europese bestuursamb
tenaar te melden. Voor dit doel moesten zijn drie
dagen roeien (stroomopwaarts is het een week
roeien).
Tapa c.s. werden echter niet in voorlopige hechte
nis gesteld, omdat zij de genoemde Europese be
stuursambtenaar de overtuiging gaven geen ge
wone misdadigers te zijn. Op handslag, dat zij
zich direct, na bekomen opdracht zouden melden,
mochten zij weer naar hun woonplaatsen terug
keren, hetgeen betekende, dat zij stroomopwaarts
acht dagen moesten roeien. Een maand later, toen
dezelfde Ass. Res. weer te Putussibau kwam en
nadat hij opdracht had gegeven om Tapa en zijn
drie mannen te laten komen, waren Tapa c.s. weer
prompt te Putussibau aanwezig. Bij deze gelegen
heid werden Tapa c.s. door genoemde bestuurs
ambtenaar naar Sintang genomen. Uit de lange
verhoren die tijdens de tocht naar Sintang plaats
hadden bleek duidelijk en overtuigend dat Tapa
en zijn mannen uitsluitend door overmacht tot hun
daden waren gekomen.
Te Sintang werden zij officieel in voorlopige hech
tenis gesteld, doch met een ruime bewegingsvrij
heid, waar zij nimmer misbruik van hebben gemaakt.
Niet lang daarna werden zij aan de krijgsraad te
Pontianak overgedragen en door dit rechtscollege
veroordeeld tot straffen variërende van 12 tot 16
jaar.
Het is duidelijk, dat de opgelegde strafmaat buiten
verhouding zwaar was. Eerstens heeft de rechter
kennelijk geen rekening gehouden met de factor
overmacht en tweedens heeft de rechter niet beseft,
welke zwaarte een straf voor een Dajak als deze
Punan wel heeft, wanneer hij deze moet uitzitten in
een gevangenis te Pontianak.
Na veel moeite werd gedaan gekregen, dat zij hun
straf mochten uitzitten te Sintang.
Over de figuur Davijt moge worden medegedeeld,
dat uit de onderzoekingen is komen vast te staan,
dat deze een groot en standvastig mens was en
iemand van een weergaloze moed.
Niet alleen dat de Japanner hem bewonderde, doch
tot op de huidige dag wordt in de samenleving
van Putussibau met veel waardering en bewonde
ring over zijn figuur gesproken. Het vonnis van
Tapa en zijn mannen was stellig in strijd met de
instelling en geest van Davijt.
Davijt is dan ook posthuum met de Willemsorde
onderscheiden.
W. B.
Groepje Dayaks uit Midden-Borneo. Onder de
woeste zwaai van hun mandaus is menig Neder-
lands hoofd gevallen en toch is elders een
mooi contact mogelijk van mens tot mens!
Foto G. L. Tichelman.
ZO WAS DE MENS
BERENSCHOT.
Mijn vader was bij het KNIL en op een goede dag
in het jaar 1938 ging hij op meerdaagse oefening
de Grote Oost in. De dag tevoren mocht ik, om
dat ik „al zo groot" was (3 jaar) opblijven tot
heel laat. De volgende morgen vroeg zouden de
vliegtuigen vertrekken en mijn moeder en ik zouden
op het vliegveld staan om mijn vader na te» wui
ven, die in de koepel zou staan en met een grote
witte zakdoek wuiven.
Zo gebeurde het ook en toen de vliegtuigen over
kwamen, stonden wij zo enthousiast te zwaaien
dat we niet merkten dat er iemand achter ons was
komen staan. Toen de vliegtuigen weg waren,
hoorden we hem zeggen; „Pappie weggebracht?"
Hij stond enige passen achter ons en een eindje
verder hield iemand een groot glanzend paard
vast, waar ik vol bewondering naar keek.
„Zou je graag eens op dat paard zitten?" En vóór
ik het wist, was de man opgestegen en zat ik voor
hem in het zadel. Hij hield me stevig vast en zo
reden we een rondje. Even later stond ik weer
naast mijn moeder en reed de man weg met een
vriendelijk knikje.
Pas toen mijn vader terugkwam, hoorde mijn moe
der dat het Generaal Berenschot was geweest, die
ons op één van zijn ochtendritjes was tegengeko
men. Nog steeds ben ik trots op het feit dat ik bij
gen. Berenschot vóór op het paard heb gezeten.
DORIEN GOUDSWAARD.
Dorien is de jongste die tot nu toe voor Tong-
Tong heeft geschreven zóöóó'n blad, zegt ze
en we hopen van harte dat de jongste garde
haar goede voorbeeld volgen zal. Jongelui, heb
Zelfvertrouwen en branie! Jullie zijn de mensheid
van de wereld van morgen!
OMAATJE
„Na Tjalie, al kapoh jij van cabaret! Ik seh maar
so: naam-nja sial. Cabaret cabaret kebarèt-
barèt!" (kebarèt-barèt schrammen door alang-
alang of doeries).